ECLI:NL:RBMNE:2021:5788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
C/16/515998 / HA ZA 21-50
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hypothecaire leningseis en zorgplicht van de bank

In deze zaak vorderde eiser, [eiser sub 1], een verklaring voor recht dat De Volksbank onrechtmatig heeft gehandeld door de hypothecaire lening op te eisen en het pand openbaar te verkopen. Eiser stelde dat De Volksbank haar zorgplicht heeft geschonden, wat heeft geleid tot schade. De procedure begon met een hypothecaire lening die eiser in 2008 bij De Volksbank had afgesloten voor de aankoop van een pand. Eiser verhuurde het pand zonder toestemming van de bank, wat leidde tot een opeising van de lening door De Volksbank. De rechtbank oordeelde dat De Volksbank haar zorgplicht niet heeft geschonden, zowel in de opzeggingsfase als in de executiefase. De rechtbank concludeerde dat de opzegging van de hypothecaire lening rechtsgeldig was en dat de vorderingen van eiser werden afgewezen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van De Volksbank, die in totaal op € 1.882,89 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/515998 / HA ZA 21-50
Vonnis van 1 december 2021
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. H.F.C. Hoogendoorn te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.H. Berrevoets te Utrecht.
Partijen zullen hierna [achternaam van eisers] (in mannelijk enkelvoud) en De Volksbank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de akte overlegging producties van [achternaam van eisers] ,
  • de conclusie van antwoord.
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 24 september 2021. De heer [eiser sub 1] is verschenen samen met zijn advocaat, mr. H.F.C. Hoogendoorn. De heer [eiser sub 1] woonde de mondelinge behandeling bij via een videoverbinding. Mevrouw [eiseres sub 2] was niet aanwezig. Namens De Volksbank is verschenen de heer [A] , bijgestaan door mr. Berrevoets. Partijen hebben hun standpunten, mede aan de hand van spreekaantekeningen, nader toegelicht en vragen van de rechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen van de zitting gemaakt.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat er vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
In 2008 heeft [achternaam van eisers] een pand gekocht aan het [adres] te [plaatsnaam] voor € 226.000,-. Voor de aankoop en verbouwing van dit pand heeft [achternaam van eisers] op 16 mei 2008 bij De Volksbank een hypothecaire lening afgesloten van € 263.750,-. Op de geldleningsovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden hypotheken BLG versie 3.08 en de Algemene Bankvoorwaarden van toepassing.
Artikel 19 van de Algemene Voorwaarden hypotheken BLG versie 3.08 bepaalt:
“Het onderpand mag zonder toestemming van de hypotheekbank niet worden verhuurd, verpacht of onder een andere titel in gebruik worden afgestaan. (…)”
2.2.
Sinds juni 2008 verblijft [achternaam van eisers] in het buitenland voor zijn werk. Op enig moment is [achternaam van eisers] het pand gaan verhuren.
2.3.
Op 27 maart 2014 stuurde De Volksbank een brief aan [achternaam van eisers] met de mededeling dat verhuur in strijd is met de voorwaarden van de hypothecaire lening en dat de verhuur direct beëindigd moest worden. De brief werd verzonden naar [adres] . De Volksbank ontving geen reactie op haar brief.
2.4.
Op 27 mei 2014 ontving De Volksbank via de hypotheekadviseur van [achternaam van eisers] , de heer [B] , een aanvraag tot vormwijziging van de geldlening. Op het op 30 juli 2014 door [achternaam van eisers] ondertekende antwoordformulier was als woonadres [adres] te [plaatsnaam] ingevuld en als e-mailadres [e-mailadres] .
2.5.
In 2014 ontstonden er betalingsachterstanden. De Volksbank heeft daarop enkele sommatiebrieven verzonden, onder meer op 30 januari 2015. Deze zijn verstuurd naar [adres] . Hierop volgde geen betaling. Bij brief van 26 oktober 2015, die ook werd gestuurd aan [adres] , eiste De Volksbank de gehele hypothecaire geldlening op in verband met de opgelopen betalingsachterstand. In verband met het treffen van een betalingsregeling heeft [achternaam van eisers] op 13 januari 2016 een inkomsten- en uitgavenformulier ingevuld en per e-mail (vanaf het adres [e-mailadres] ) opgestuurd aan De Volksbank.
Onder “Mijn gegevens” vulde [achternaam van eisers] het volgende in:
Naam: [eiser sub 1]
Adres en huisnummer: [adres]
Postcode en woonplaats: [postcode] [plaatsnaam]
E-mailadres: [e-mailadres]
Onder “Mijn voorstel” schreef [achternaam van eisers] het volgende:
“Ik ben ge-expatrieerd naar Brazilie voor mijn werk. Een groot deel van mijn uitgaven zijn de huur en de scholingskosten voor mijn kinderen op de internationale school. In plaats van het leeghouden van het pand heb ik besloten om het te verhuren om de hypotheekkosten te kunnen dekken. De huur die ik in op het pand in [adres] ( [plaatsnaam] ) wordt gebruikt om de hypotheek te betalen. Vanwege financiële tegenvallers in 2015 is er helaas een betalingsachterstand ontstaan die ik graag met uw medewerking wil wegwerken. Mijn voorstel is om bovenop het maandelijkse hypotheekbedrag een extra aflossing van 350 Euro te doen om daarmee zo snel mogelijk de achterstand in te lopen. Hiervoor heb ik inmiddels een eerste betaling van 500 Euro overgemaakt op 7 december en een vervolgbetaling van 350 Euro op 13 januari.”
2.6.
De leningsovereenkomst is vervolgens gecontinueerd. Op 18 maart 2016 stuurde De Volksbank een brief aan [achternaam van eisers] aan [adres] met de volgende inhoud:
“We hebben op 14-03-2016 met u gesproken over uw woning [adres] , [postcode] [plaatsnaam] . Tot op heden heeft u geen bewijsstukken aangeleverd, dat BLG toestemming geeft voor verhuur van de woning. U heeft deze woning dan ook zonder toestemming van BLG Wonen verhuurd. Verhuren zonder toestemming is in strijd met de voorwaarden van uw hypotheek. U kunt dit teruglezen in de hypotheekakte en in de Algemene Voorwaarden hypotheken (2010.10), artikel 19.
Onaanvaardbare risico’s
Verhuur van uw woning brengt voor BLG Wonen onaanvaardbare risico’s met zich mee. Zo betekent verhuur een ernstige waardedaling van uw woning. Daarom eisen wij dat u de verhuur direct beëindigd. Wij willen uiterlijk binnen 14 dagen na de datum van deze brief van u horen wanneer het pand niet meer verhuurd is. Ook willen we weten wanneer de huurder het pand heeft verlaten.
Oplossingen bij financiële problemen
Heeft u de woning verhuurd omdat u financiële problemen heeft? Neem dan contact met ons op. BLG Wonen denkt graag met u mee over mogelijke andere oplossingen.
De brief van 18 maart 2016 werd door De Volksbank eveneens per e-mail aan [e-mailadres] gezonden.
2.7.
In april 2016 nam de voormalige schoonzus van [achternaam van eisers] , mevrouw [C] (verder [C] ), contact op met De Volksbank over de betalingsachterstand en de verhuursituatie. Op 26 april 2016 schreef De Volksbank per e-mail aan [C] dat het pand op korte termijn getaxeerd zou worden zodat het risico van de verhuur (het effect daarvan op de waarde van het pand) vastgesteld kon worden en bepaald kon worden of de verhuur onder bijzondere voorwaarden kon worden voortgezet. In reactie op deze e-mail liet [C] op 26 april 2016 weten dat [achternaam van eisers] het pand wilde verkopen en dat de huidige huurders geïnteresseerd zouden zijn. [C] stemde desondanks namens [achternaam van eisers] met de taxatie in.
2.8.
Op 16 juni 2016 werd het pand getaxeerd en op 24 juni 2016 werd een taxatierapport opgemaakt. Omdat De Volksbank geen contact meer met [C] of met [achternaam van eisers] zelf kon krijgen, heeft de taxatie zich beperkt tot een geveltaxatie. Het is De Volksbank, ondanks verschillende pogingen daartoe, niet gelukt om dit rapport met [achternaam van eisers] of [C] te bespreken.
2.9.
In een brief van 1 juli 2016 heeft De Volksbank de hypothecaire lening opgeëist wegens ongeoorloofde verhuur van het pand en een betalingsachterstand van € 500,00. [achternaam van eisers] is niet overgegaan tot terugbetaling van de lening. In een brief van 12 juli 2016 kondigde De Volksbank een openbare veiling aan en in een brief van 20 september 2016 heeft De Volksbank de bankrelatie opgezegd. Hierbij werd gemeld dat de totale schuld van [achternaam van eisers]
€ 249.916,03 bedroeg en uiterlijk 19 november 2016 terugbetaald diende te zijn. Al deze brieven zijn verstuurd aan [adres] . In november 2016 schreef [C] aan De Volksbank dat [achternaam van eisers] openbare verkoop wilde voorkomen en vroeg zij om uitstel van de termijn. De Volksbank verleende dit uitstel tot 2 januari 2017. De schuld werd niet ingelost door [achternaam van eisers] .
2.10.
Eind januari 2017 werd notariskantoor [naam notariskantoor] door De Volksbank ingeschakeld om de openbare verkoop te begeleiden. Het exploot waarin de lening werd opgeëist en de openbare verkoop (in geval van niet-tijdige betaling) werd aangekondigd, is openbaar betekend. Op 11 mei 2017 accepteerde De Volksbank in het kader van een onderhandse verkoop een bod en zij legde de voorlopige koopovereenkomst ter goedkeuring voor aan de voorzieningenrechter. [C] voerde namens [achternaam van eisers] verweer. De voorzieningenrechter overwoog in een beschikking van 29 augustus 2017 dat onvoldoende was gebleken dat op een reguliere veiling geen hogere verkoopopbrengst kon of zou worden gerealiseerd. Het verzoek van De Volksbank tot goedkeuring van de onderhandse verkoop werd afgewezen en bepaald werd dat de executoriale verkoop zou worden voortgezet op 13 november 2017.
2.11.
Op 8 november 2017 kondigde [achternaam van eisers] een executiegeschil aan waarin hij staking van de executoriale verkoop vorderde. Het kort geding vond plaats op 13 november 2017. De kort geding rechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van recht in het kader van de executoriale verkoop van het pand, zoals [achternaam van eisers] had gesteld. De vorderingen van [achternaam van eisers] werden afgewezen.
2.12.
Het pand werd op 13 november 2017 verkocht voor € 133.000,00, waarbij een schuld resteerde van € 128.788,02.

3.Het geschil

3.1.
[achternaam van eisers] vordert een verklaring voor recht dat sprake is van onrechtmatig handelen door De Volksbank door de hypothecaire geldlening op te eisen en vervolgens het pand openbaar te verkopen. [achternaam van eisers] stelt dat De Volksbank haar zorgplicht heeft geschonden waardoor hij schade heeft geleden. [achternaam van eisers] vordert in dit verband daarom ook een veroordeling tot betaling van schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [achternaam van eisers] vordert daarnaast een verklaring voor recht dat de schadevergoedingsplicht van De Volksbank dient te worden verdisconteerd in de restvordering van De Volksbank op [achternaam van eisers] . Tot slot vordert [achternaam van eisers] een veroordeling van De Volksbank in de proceskosten en nakosten.
3.2.
De Volksbank voert verweer. Zij betwist dat zij voorafgaand aan het executietraject onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [achternaam van eisers] . Er was sprake van verzuim en daarom was De Volksbank bevoegd om over te gaan tot executoriale verkoop van het pand. De Volksbank heeft haar zorgplicht dus niet geschonden. Ook heeft zij niet onrechtmatig gehandeld gedurende het executietraject. Zij meent dat zij daarom niet aansprakelijk is voor de schade.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, indien en voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal in haar beoordeling onderscheid maken tussen het handelen van beide partijen in de fase voorafgaand aan de executoriale verkoop (de opzeggingsfase) en de fase gedurende de executoriale verkoop.
De opzeggingsfase
4.2.
In de eerste plaats stelt [achternaam van eisers] dat geen van de brieven en e-mails van De Volksbank hem ooit heeft bereikt. Hij woonde in het buitenland en ontving de post niet die aan het adres [adres] werd gezonden. Het e-mailadres dat De Volksbank gebruikte ( [e-mailadres] ) was niet van [achternaam van eisers] maar van zijn broer en werd niet door [achternaam van eisers] gebruikt. Ook zijn de telefoongesprekken niet met [achternaam van eisers] zelf gevoerd, maar met zijn broer die optrad als zijn contactpersoon. Volgens [achternaam van eisers] heeft De Volksbank haar zorgplicht geschonden door brieven met een belangrijke inhoud aan het [adres] te blijven sturen, terwijl zij wist dat [achternaam van eisers] in het buitenland woonde en de brieven hem daarom niet bereikten. De Volksbank brengt hiertegen in dat zij het postadres mag aanhouden dat door de klant wordt doorgegeven. De Volksbank heeft nooit een adreswijziging van [achternaam van eisers] ontvangen en weet niet beter dan dat zij tijdens telefonisch contact met [achternaam van eisers] zelf sprak.
4.3.
Dit verweer van De Volksbank slaagt. In de hypotheekakte heeft [achternaam van eisers] verklaard dat hij de woning aan het [adres] zelf zou bewonen. Dit brengt mee dat de Volksbank post aan [achternaam van eisers] naar dat adres kan sturen. Op grond van artikel 14 van de Algemene Bankvoorwaarden, waarop De Volksbank heeft gewezen, moest [achternaam van eisers] ervoor zorgen dat De Volksbank steeds over de juiste adresgegevens beschikt. De Volksbank heeft onweersproken gesteld dat zij nooit een adreswijziging heeft ontvangen. Zij mocht er daarom van uitgaan dat brieven gericht aan het adres [adres] [achternaam van eisers] bereikten. Dat geldt al helemaal omdat [achternaam van eisers] in 2014 een aanvraagformulier voor de wijziging van de geldlening ondertekende, waarop het adres [adres] (voorgedrukt) stond vermeld, en omdat hij in 2016 op het inkomen- en uitgavenformulier zelf nog een keer [adres] als zijn adres had opgegeven. Dat [achternaam van eisers] in het buitenland verbleef en dat De Volksbank dit vanwege onder andere het in 2.5. genoemde formulier had kunnen weten, doet hier niet aan af. [achternaam van eisers] diende ervoor te zorgen dat de post die op het genoemde adres werd ontvangen, aan hem werd doorgestuurd.
4.4.
Doordat De Volksbank haar brieven stuurde aan het door [achternaam van eisers] zelf (herhaaldelijk) opgegeven adres, heeft zij haar zorgplicht dus niet geschonden. Dat zou mogelijk anders zijn geweest als De Volksbank wist dat de post [achternaam van eisers] vanwege zijn verblijf in het buitenland hierdoor niet bereikte en dat zij wist dat [achternaam van eisers] van haar bezwaren tegen de verhuur en (belangrijker) van de daarop volgende opeising van de lening en de ophanden zijnde executoriale verkoop niet op de hoogte was. Maar dat kan niet worden vastgesteld, integendeel. Vast staat namelijk (zie 2.7.) dat [C] naar aanleiding van een brief die De Volksbank op 18 maart 2016 over de ongeoorloofde verhuur naar het genoemde adres had gestuurd, contact met De Volksbank heeft opgenomen en daarover met De Volksbank heeft gesproken. Bovendien heeft De Volksbank deze brief van 18 maart 2016 ook naar het e-mailadres [e-mailadres] verzonden, dat [achternaam van eisers] in 2016 zelf op het inkomen-en uitgavenformulier had opgegeven. Zijn stelling dat hij dit e-mailadres niet gebruikte, kan [achternaam van eisers] daarom niet baten en bovendien heeft hij het genoemde formulier zelf vanaf dit e-mailadres verstuurd. Het kan daarnaast zo zijn dat [achternaam van eisers] er (door zijn eigen toedoen) pas laat achter kwam dat De Volksbank de lening had opgeëist en de woning executoriaal wilde laten verkopen, maar vast staat dat hij hiervan in ieder geval in november 2016 op de hoogte was, toen [C] hierover namens hem contact met De Volksbank opnam. De woning is uiteindelijk pas in november 2017 (dus ruim een jaar later) verkocht. Van de ophanden zijnde verkoop was [achternaam van eisers] dus gedurende geruime tijd op de hoogte.
4.5.
Ten tweede stelt [achternaam van eisers] dat De Volksbank geen geldige grond had voor de opeising en opzegging van de hypothecaire lening, omdat de verhuur door De Volksbank werd gedoogd. Weliswaar heeft zij de huurders in 2014 bericht dat zij de woning moesten verlaten, maar hierna heeft zij hier geen punt meer van gemaakt. [achternaam van eisers] ging er daarom van uit dat de verhuur stilzwijgend werd geaccepteerd en op een gegeven moment heeft een medewerker van De Volksbank tijdens een telefoongesprek volgens hem zelfs met de verhuur ingestemd. In haar verweer verwijst De Volksbank naar de Algemene Voorwaarden hypotheken BLG versie 3.08 waarin staat dat verhuur zonder toestemming van de hypotheekbank niet is toegestaan. De Volksbank heeft nooit schriftelijk toestemming gegeven voor verhuur en zij betwist dat er telefonisch toestemming is gegeven, iets wat volgens haar ook helemaal niet kan. Daarnaast wijst De Volksbank op haar brieven aan [achternaam van eisers] van 27 maart 2014 (zie 2.3.) en 18 maart 2016 (zie 2.6.) waarin staat geschreven dat sprake is van ongeoorloofde verhuur en dat deze direct beëindigd moet worden. Hieruit blijkt dat zij verhuur niet accepteerde.
4.6.
De rechtbank geeft De Volksbank hierin gelijk. Los van het feit dat stilzwijgende instemming niet de manier is waarop toestemming voor verhuur gegeven wordt, kan stilzwijgende instemming niet uit de gedragingen van De Volksbank worden afgeleid. Dat er mondeling toestemming is gegeven, is evenmin gebleken. In haar brief van 18 maart 2016 (zie weer 2.6.) schrijft De Volksbank dat zij nog steeds niet het bewijs heeft ontvangen dat er toestemming is gegeven voor verhuur, iets wat [achternaam van eisers] tegenover De Volksbank herhaaldelijk beweerde. [achternaam van eisers] heeft zijn stelling dat een medewerker van De Volksbank telefonisch toestemming heeft gegeven ook in deze procedure niet onderbouwd, zodat dit voor de rechtbank niet is komen vast te staan. Van een geldige rechtsgrond, een beroep op het verhuurbeding, is dus wel degelijk sprake en dit maakt de opzegging rechtsgeldig.
4.7.
Ten derde stelt [achternaam van eisers] dat er ten onrechte niet is onderzocht of verhuur niet alsnog mogelijk was. De Volksbank voert aan dat er in juni 2016 een geveltaxatie heeft plaatsgevonden om de mogelijkheden van toegestane verhuur te onderzoeken. Meer dan een geveltaxatie kon De Volksbank niet laten verrichten, omdat zij geen contact met [achternaam van eisers] kreeg, ook niet op het bij De Volksbank bekende telefoonnummer. De Volksbank heeft naar aanleiding van het taxatierapport daarnaast meerdere malen tevergeefs contact gezocht met [C] om het vervolg te bespreken. De rechtbank stelt vast dat er na de taxatie geen reactie van of namens [achternaam van eisers] op het taxatierapport is gekomen, waardoor de mogelijkheid van een toegestane verhuur niet verder onderzocht en besproken kon worden. Er kan dus niet gezegd worden dat De Volksbank niet heeft onderzocht of zij verhuur in de woning kon toestaan, als zij daartoe al was verplicht.
4.8.
De rechtbank concludeert dat De Volksbank haar zorgplicht in de opzeggingsfase niet heeft geschonden. De opzegging van de hypothecaire geldlening was rechtsgeldig.
De executoriale fase
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat De Volksbank ook in de executoriale fase haar zorgplicht niet heeft geschonden. Dit wordt hieronder toegelicht.
4.10.
Ten eerste stelt [achternaam van eisers] dat hij niet op de hoogte is gesteld van de opzegging omdat hij de brief van 20 september 2016 (zie 2.9.) niet heeft ontvangen. Hiervoor geldt hetzelfde als in 4.3. en 4.4. is overwogen. Bovendien was [C] in ieder geval wel op de hoogte van de opzegging. [achternaam van eisers] heeft haar als zijn contactpersoon aangewezen en heeft ermee ingestemd dat de communicatie via haar zou lopen. Het had op de weg van [C] gelegen [achternaam van eisers] tijdig te informeren over belangrijke zaken. Als dit niet is gebeurd, moet dit voor rekening van [achternaam van eisers] blijven. Ook stelt [achternaam van eisers] dat het exploot waarin de lening werd opgeëist en werd aangekondigd dat de woning bij niet-tijdige betaling openbaar zou worden verkocht (zie 2.10.), aan zijn adres betekend had moeten worden en dat De Volksbank ook geen moeite heeft gedaan om zich ervan te verzekeren dat haar verzoekschrift tot verkrijging van goedkeuring voor een onderhandse verkoop [achternaam van eisers] had bereikt. Hierin kan [achternaam van eisers] niet worden gevolgd. Omdat de daadwerkelijke woon- of verblijfplaats van [achternaam van eisers] niet bij De Volksbank bekend was, mocht zij het genoemde exploot openbaar laten betekenen. Daarnaast heeft het genoemde verzoekschrift [achternaam van eisers] bereikt: hij is in die procedure verschenen en heeft zich blijkens de beschikking van de voorzieningenrechter laten vertegenwoordigen door [C] .
4.11.
[achternaam van eisers] stelt in de tweede plaats dat de Bank veel te snel heeft gehandeld en hem hiermee de kans heeft ontnomen om het pand zelf voor een hogere prijs te verkopen, iets waar hij volgens hem ook mee bezig was. Daarnaast had De Volksbank hem moeten informeren over de mogelijkheid om zelf tot verkoop over te gaan. De Volksbank voert hiertegen aan dat [achternaam van eisers] uitgebreid is geïnformeerd over de mogelijkheden en consequenties en dat aan [achternaam van eisers] veel tijd is gegeven om zelf te verkopen. De bankrelatie is op 20 september 2016 opgezegd en de opdracht tot executoriale verkoop werd pas eind januari 2017 aan de notaris gegeven. De Volksbank had eind november 2016 met [C] afgesproken dat [achternaam van eisers] tot 2 januari 2017 de tijd zou krijgen om de lening af te lossen en zo executoriale verkoop te voorkomen. [achternaam van eisers] heeft deze termijn niet benut. De openbare verkoop vond uiteindelijk (pas) plaats in november 2017. Dit verweer slaagt. [achternaam van eisers] heeft zijn stelling dat hij zelf bezig was met de verkoop en dat dit werd doorkruist door De Volksbank niet onderbouwd. Daarnaast blijkt uit het voorgaande dat De Volksbank niet over een nacht ijs is gegaan. Zij heeft meer dan voldoende rekening gehouden met de belangen van [achternaam van eisers] .
4.12.
Dit alles brengt mee dat De Volksbank ook in de executoriale fase haar zorgplicht niet heeft geschonden. Dit betekent dat de vorderingen van [achternaam van eisers] worden afgewezen.
4.13.
[achternaam van eisers] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Volksbank worden begroot op € 656,00 aan griffierecht, € 1.126,00 (2 punt x tarief € 563,00) aan salaris advocaat en € 100,89 aan explootkosten, dus in totaal op € 1.882,89.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [achternaam van eisers] tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van De Volksbank begroot op € 1.882,89,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: