ECLI:NL:RBMNE:2021:5786

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
16/062498-21 en 16/167152-19 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraken met explosieven en diefstal van juwelen met levensgevaar voor omwonenden

Op 5 maart 2021 heeft verdachte samen met anderen een plofkraak gepleegd op een juwelier in Utrecht. De explosie, veroorzaakt door een zelfgemaakt explosief, leidde tot aanzienlijke schade aan het pand en gevaar voor omwonenden. Verdachte werd kort na de plofkraak aangehouden, waarbij zijn DNA werd aangetroffen op een bivakmuts die onder zijn auto lag. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van verdachte bij de plofkraak, inclusief camerabeelden en forensisch bewijs. De rechtbank legde een jeugddetentie van 12 maanden op, met bijkomende maatregelen zoals een gedragsbeïnvloedende maatregel en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling voor verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/062498-21 en 16/167152-19 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd te [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 juni 2021, 3 september 2021, 3 november 2021 en 26 november 2021. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 26 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. W.B. Gaasbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Schilder, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden, namens benadeelde partij [benadeelde partij 1] B.V. en van hetgeen mr. E. Hullegie, advocaat te Utrecht, namens benadeelde partij [benadeelde partij 2] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 5 maart 2021 te Utrecht, in vereniging, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een pand aan de [adres] , terwijl gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was;
Feit 2
op 5 maart 2021 te Utrecht, in vereniging, van [benadeelde partij 1] horloges en sieraden heeft gestolen door middel van braak.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Hiertoe is het volgende aangevoerd. Uit de camerabeelden volgt dat drie personen de plofkraak hebben gepleegd. In het dossier bevinden zich voldoende aanknopingspunten dat er door de ontploffing sprake was van gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor personen. Na de plofkraak zijn de verdachten op een motorscooter vertrokken. Een omwonende heeft in de wijk [wijk] drie jongens zien rennen en in de parkeergarage bij appartementencomplex [straatnaam] wordt de motorscooter, met nog warme uitlaat, aangetroffen. In deze garage staat ook de Volkswagen Polo ( [kenteken] ) van verdachte en hij wordt een half uur na de plofkraak in een van de tuinen bij het appartementencomplex aangehouden. De schoenen die verdachte bij zijn aanhouding aan had, vertonen overeenkomsten met de schoenen van een van de daders van de plofkraak en onder voornoemde auto worden onder meer een breekijzer en bivakmutsen aangetroffen. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat een van deze bivakmutsen DNA van verdachte bevat en ook zijn in de bivakmuts glasdeeltjes aangetroffen die overeenkomen met de referentiemonsters van glas van de juwelier. In de auto wordt een bonnetje van de [naam winkel] aangetroffen waaruit blijkt dat daar op 3 maart 2021 snoer en tape zijn aangeschaft. Soortgelijk snoer en tape worden op de plaats delict aangetroffen. De winkelafspraak van 3 maart 2021 is gemaakt door ‘ [verdachte] ’ en uit camerabeelden volgt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] naar de [naam winkel] is gegaan. Medeverdachte [medeverdachte 1] koopt uiteindelijk het snoer en de tape. Ook zijn in totaal drie paar handschoenen aangetroffen, twee paar onder de auto en één paar in de buurt van waar verdachte zich in de tuin had verstopt. Op dit laatste paar is zijn DNA aangetroffen. Voorts is aangevoerd dat in de telefoon van verdachte in februari 2021 op onder meer ‘hoofdlampje’ en ‘bivakmuts’ is gezocht en dat uit afgetapte telefoongesprekken tussen de verdachten blijkt dat ze hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd.
De officier van justitie acht het door verdachte aangedragen scenario in strijd met de bewijsmiddelen, niet aannemelijk en ongeloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat zij met vijf personen waren, maar dit blijkt niet uit het dossier. Verdachte stelt niet bij de plofkraak aanwezig te zijn geweest of daar betrokkenheid bij te hebben gehad. Ook heeft hij verklaard pas op de avond zelf van de plofkraak gehoord te hebben, maar dit rijmt niet met de afspraak bij [naam winkel] voor snoer en tape en de zoekslag op verdachtes telefoon in februari.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten.
Primair is hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent betrokkenheid bij de plofkraak en heeft voor zijn aanwezigheid in en nabij de garage [straatnaam] een alternatief scenario aangevoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij de daders heeft gesproken en heeft zien vertrekken naar de plofkraak, maar zelf niet mee is gegaan. Toen de daders in paniek terug kwamen van de plofkraak, heeft hij spullen verplaatst in de parkeergarage. Hierdoor kan zijn DNA op een van bivakmutsen zijn gekomen. Dit DNA is aangetroffen op de buitenkant, terwijl er DNA aan de binnenkant had moeten zitten als verdachte de bivakmuts op had gehad. Op een andere bivakmuts is een DNA-mengprofiel aangetroffen van medeverdachte [medeverdachte 1] en twee andere onbekende personen, wat de verklaring van verdachte steunt dat drie andere jongens de plofkraak hebben gepleegd, maar niet dat verdachte hierbij zelf betrokken was. Voorts is op de onder de auto aangetroffen handschoenen geen DNA van verdachte aangetroffen en ook op andere spullen onder de auto bevindt zich geen DNA van verdachte. De raadsvrouw heeft verzocht het proces-verbaal van de later aangetroffen handschoenen uit te sluiten van het bewijs. Verder is ook niet gebleken dat de telefoon van verdachte een mast heeft aangestraald in de buurt van de plaats delict. De schoenen van verdachte die, volgens de politie, overeenkomsten vertonen met de schoenen van een van de daders van de plofkraak, zijn gewild onder de jeugd. De raadsvrouw heeft daarbij aangegeven dat de beelden bovendien niet duidelijk zijn. Op basis van het dossier kan voorts niet worden vastgesteld dat verdachte de afspraak bij de [naam winkel] heeft gemaakt, nu het mobiele telefoonnummer en het e-mailadres die gebruikt zijn bij het maken van de afspraak niet aan verdachte of medeverdachte [medeverdachte 1] toe te schrijven zijn. Tot slot is aangevoerd dat een aantal getapte gesprekken niet goed is vertaald en dat het niet klopt dat verklaringen onderling zijn afgestemd.
Subsidiair is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat op enig moment gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten is geweest. Dit volgt volgens de raadsvrouw uit het feit dat het NFI dergelijk gevaar niet constateert en dat met enkel de nabijheid van personen in de buurt van de ontploffing nog geen sprake is van naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gevaar.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangifte
Aangever [C] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van de [benadeelde partij 1] en tevens eigenaar van het pand aan de [adres] te [plaatsnaam] . Op donderdag 4 maart 2021 omstreeks 17.10 uur heb ik de winkel afgesloten en in onbeschadigde toestand achtergelaten. Op vrijdag 05 maart 2021 omstreeks 04.06 uur werd ik wakker gebeld door de meldkamer van de alarmbeveiliging van de winkel. Ik hoorde de medewerker zeggen dat er meerdere (inbraak)alarm zones af gingen in mijn juwelier. […] Ik kon vanaf een afstand zien dat het rolluik niet meer voor mijn winkel zat en er overal glas lag. Ik zag dat er bij meerdere panden in de straat de ramen kapot waren. [2]
Later in de ochtend mocht ik van de politie de winkel betreden. Ik zag dat de hele winkel overhoop lag met glas. Het glas was van de vitrines maar ook van de voor- en achterramen van de winkel. Ik zag dat er meerdere goederen uit de vitrine bij de voorkant weg waren. Dit zijn voornamelijk horloges geweest. […] Voor wat ik nu kan inschatten is er een winkelwaarde van ongeveer 234.000 euro gestolen. Dit zijn voornamelijk horloges geweest van het merk Omega, Tag Heuer, Qlock (
de rechtbank begrijpt: QlockTwo), R&C, Certina en Ponte Vecchio. [3]
Afgelopen week werd ik nog geconfronteerd met schade aan het cement tussen de dakpannen. De bewoners boven de winkel belde mij na een flinke regenbui. Het water stroomde de woning binnen. Ik heb een loodgieter gebeld en die constateerde dat er scheuren in het cement zaten waardoor het water naar binnen stroomde. Deze schade is door de ontploffing gekomen van vrijdag 5 maart 2021. [4]
De meterkast met gasaansluiting zat pal naast de opgeblazen voordeur. [5]
Bevindingen ter plaatse en forensisch onderzoek
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Ik zag op de camerabeelden het volgende:
04:04:13 uur De scooter stopt ter hoogte van [benadeelde partij 1] . Er stappen drie personen van de scooter. [6]
04:04:18 uur De twee personen die achterop de scooter zaten stappen af. Eén persoon (NN01) draagt twee tassen, hij loopt naar het midden van de straat en legt één tas op de grond. De andere persoon (NN02) loopt naar de gevel van de winkel. De bestuurder van de scooter (NN03) draait de scooter om.
04:04:29 uur NN01 haalt een langwerpig voorwerp uit een tas. NN02 heeft iets neergelegd bij de gevel […]. Hij pakt een voorwerp en loopt met versnelde pas in de richting van NN03. NN03 heeft de scooter op een standaard gezet. [7]
04:04:46 uur NN03 en NN02 zijn beiden naar de gevel van de juwelier gelopen. NN01 zit gehurkt bij de tas op straat. [8]
04:05:30 uur NN02 heeft een hoofdlamp op gezet en pakt tas van de grond. [9]
04:06:12 uur […] Op de grond de straat is een snoer […] te zien. Bij één van de tassen lijkt een kleine accu te staan.
04:06:27 uur NN03 pakt het snoer van de grond en houdt een deel van het snoer bij de
+ en bij de - van de accu. NN01 is bezig met het opzetten van een hoofdlamp. [10]
04:06:31 uur Er vindt een explosie plaats bij de gevel van de juwelier. Een rolluik wordt van de gevel geblazen.
04:06:35 uur NN01, NN02 en NN03 rennen richting de winkel en verdwijnen in een stofwolk. [11]
04:06:51 uur Als de stof wegtrekt, is te zien dat NN03 de scooter heeft verplaatst. Vervolgens rent hij richting de juwelier. […]
04:07:23 uur NN01, NN02 en NN03 komen de winkel uitgerend. Ze hebben allemaal een tas vast.
04:07:31 uur NN03 stapt als bestuurder op de scooter. NN01 stapt als tweede (middelste) en NN02 stapt als derde (achterste) op. [12]
04:07:37 uur De scooter rijdt weg in de richting van de [straatnaam] . [13]
In het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Op maandag 05 maart 2021, omstreeks 05:45 uur, werd door ons verbalisanten als
forensische onderzoekers […] een forensisch onderzoek naar sporen verricht. Dit in verband met een zogenaamde plofkraak op een juwelier, […] gelegen aan de [adres] , [postcode] [plaatsnaam] . [14]
Wij zagen op straat ter hoogte van de voorgevel van het pand een metalen rolluik liggen, met in de directe nabijheid een zwarte elektriciteitskabel (foto 2 en 3, bord 21). […] Aan het uiteinde van deze kabel waren de draden ontmanteld en was het rode koper zichtbaar, dit koperdraad was getwist (foto 4). Ambtshalve is bij ons bekend dat deze kabel gebruikt wordt voor het ontsteken van het explosief door de twee ontmantelde draden te voorzien van een elektrische stroom met behulp van bijvoorbeeld een accu of een stroomstootwapen. […] Wij zagen deels in de etalageruit en voor de etalage een rolluik liggen. Deze was afkomstig uit de pui van de juweliers winkel (foto 7 en 8). Wij zagen dat een deel van het metaal verbogen en beroet was (foto 9 en 10, bord 23). Vermoedelijk was dit het punt van impact. Door ons werd van de beroeting een bemonstering uitgevoerd op de mogelijkheid van residu dan wel een restant van explosieve stoffen. Wij zagen dat de pui in de voorgevel van het pand door de explosie verwoest was (foto 11). Wij zagen dat de ruiten gebarsten waren en voor een deel op de [15] straat lagen. […] Wij zagen dat heel het interieur van de juweliers winkel door de explosie volledig was verwoest (foto 13 t/m 15). Wij zagen glasdeuren van de etalage in het pand liggen. Alle ruiten waren door de drukopbouw in het pand gebarsten of uit de glassponning belazen. Wij zagen in een kastenwand een deel van metaal. Deze was door drukopbouw in de kast geblazen (foto 16 en 17). […] Wij zagen dat er diverse ruiten van de bovengelegen woningen in de winkelstraat door de explosie uit de raamkozijnen gesprongen waren (foto 23 en 24).
Gevaarzetting:
In onderhavige casus is te stellen dat er op dat tijdstip meerdere bewoners in de bovengelegen woningen aanwezig waren. Vastgesteld is dat de voorgevel van het pand geheel was vernield door een explosief. De metalen rolluik van het pand werd door de drukopbouw circa 10 meter uit de sponning geblazen en belanden in de etalageruit van de tegenover liggende winkelpui. De ruiten uit de voor- en achtergevel van het pand werden uit de raamkozijn belazen. Diverse ruiten uit de woningen, gelegen in de winkelstraat, werden door de explosie uit de raamkozijnen geblazen.
Uit de beschreven situatie en het aangetroffen schadebeeld bleek dat bij deze explosie gemeen gevaar voor goederen was te duchten als bedoeld in artikel 157 onder 1ste lid Wetboek van Strafrecht.
Uit de beschreven situatie en het aangetroffen schadebeeld bleek ook dat bij deze explosie tevens levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was geweest als bedoelt in artikel 157 onder 2de lid Wetboek van Strafrecht. […]
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld: […]
Spoornummer PL0900-2021069688-164435 [16]
SIN AANQ9553NL
Spooromschrijving Glas
Wijze veiligstellen Breathable bag
Datum/tijd veiligstellen 5 maart 2021 om 08:27 uur
Plaats veiligstellen Glasmonster genomen uit de pui bord 26
Spoornummer PLO900-2021069688-164437
SIN AANQ9550NL
Spooromschrijving Overige, explo
Wijze veiligstellen Plastic contr
Datum/tijd veiligstellen 5 maart 2021 om 08:00 uur
Plaats veiligstellen Op het rolluik bij plaats impact [17]
Gevaarzetting als gevolg van de explosie
Uit het NFI-rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021 [18] blijkt onder meer het volgende:
[…] in het waterextract van de bemonstering van het rolluik [AANQ9550NL] zijn aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van een restant kaliumperchloraat. Kaliumperchloraat komt normaal gesproken niet in het milieu voor en kent geen toepassing in 'huishoudelijke artikelen' (zoals schoonmaakmiddelen). De stof kaliumperchloraat kent wel toepassing in explosieve stoffen.
Kaliumperchloraat is van zichzelf geen explosieve stof. Kaliumperchloraat is een stof die veelvuldig in pyrotechnische mengsels (bepaalde soort explosieve stoffen) wordt toegepast. Voor een explosieve reactie van een mengsel met kaliumperchloraat is ook een 'brandstof' nodig. De explosie-effecten zoals zichtbaar op de video-opname, met name de felle lichtflits en het zichtbare schadebeeld op de foto's […] passen bij een pyrotechnische mengsel dat bestaan heeft uit kaliumperchloraat en een metaalpoeder (zoals aluminium, magnesium en/of magnalium) als brandstof, al dan niet met een toevoeging van zwavel. Dergelijke mengsels zijn nader te typeren als zogenaamd flitspoeder. Flitspoeder is het meest krachtige van alle pyrotechnische mengsels. [19] […] De explosieve constructie is ook niet op de ontvangen videobeelden te zien. Wel is op de videobeelden te zien dat de explosie wordt geïnitieerd door een elektrasnoer op een klein model accu aan te sluiten. Een dergelijke handelswijze duidt op een elektrische ontsteker. Qua explosieve stof zijn er aanwijzingen dat een flitspoeder op basis van kaliumperchloraat is toegepast. […] Gezien het schadebeeld is er in de ordegrootte van enkele honderden grammen flitspoeder ontploft. [20]
Bij het ontbranden van pyrotechnische mengsels ontstaan vuurverschijnselen (brandgevaar),
verbrandingsgassen (drukverhoging) en/of rook. [21]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer het volgende:
Zichtbaar is dat de gehele voorzijde van het gebouw is verwoest. Hierbij zijn diverse constructieve delen van de voorzijde weggeslagen. [22]
Zichtbaar is dat stalen en ijzeren onderdelen door de kracht van de explosie zijn weg
geslagen. Hierbij hebben enkele grote stalen onderdelen het houtkozijn doorboort.
De ramen in de omliggende panden werden door de kracht van de explosie verwoest.
Hierbij dient vermeld te worden dat deze ramen, deel uitmaken van woonvertrekken van
woningen, waaronder slaapkamerramen.
Zichtbaar is dat het rolluik naar de overzijde van de straat is geslagen. [23]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 maart, omstreeks 04:10, kwam ik ter plaatse op de [straatnaam] in [plaatsnaam] . Ik zag na enkele minuten twee personen vanuit een woning op de [straatnaam] naar buiten komen lopen. [...] Deze getuige bleek te zijn: [B] , geboren op [1993] te [geboorteplaats] .
Ik hoorde [B] het volgende vertellen:
  • Dat zij samen met haar vriend, [A] , recht boven de juwelier woont op de [adres] in [plaatsnaam] .
  • Dat zij rond 04:05 een motor hoorde rijden met een zwaar geluid.
  • Dat zij binnen een minuut na het stoppen van de motor een harde knal hoorde.
Aanhouding verdachte
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en[verbalisant 13] staat onder meer het volgende:
Omstreeks 04:24 uur hoorden wij van het operationeel centrum dat er nog een melding binnen was gekomen. Een melder had drie jongens op een scooter de parkeergarage van een appartementencomplex aan de [straatnaam] in zien gaan. Hij had vervolgens gezien dat de drie jongens wegrenden over de eerste verdieping van het appartementencomplex.
Wij zijn naar het appartementencomplex gereden en hebben daar positie ingenomen bij de parkeergarage.
[…] Wij zagen dat, onder een tafeltje van de tuinset, een persoon zichzelf schuilhield. Om 04:36 uur hebben wij de verdachte aangehouden. De verdachte bleek later [verdachte] te zijn. [25]
In het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] staat onder meer het volgende:
Op donderdag 5 maart 2021 kregen wij te horen dat de verdachten zich mogelijk op zouden houden in een complex aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] . […] Omstreeks 05:10, diezelfde dag, waren wij ter plaatse. […] Door een helikopter werd een warmtebron waargenomen in één van de tuinen nabij woningen [adres] te [plaatsnaam] . Daar werd een verdachte aangehouden die later bleek te zijn genaamd: [verdachte] . [26]
Wij zijn vervolgens naar de parkeergarage gegaan die gelegen is onder de [adres] te [plaatsnaam] . […] Tevens stond er een Volkswagen met kenteken [kenteken] naast de mogelijke buit geparkeerd. […] De tenaamgestelde van de Volkswagen bleek de vader van de aangehouden verdachte [verdachte] te zijn. [27]
Op de begane grond zagen wij een plas met water nabij een trappengat/kruipruimte. […] Na het verwijderen van de plank zagen wij meerdere tassen en meerdere vermoedelijke juweliersdoosjes. […] Hemelsbreed is de afstand van het trappengat tot aan de plek waar de goederen aangetroffen werden in de parkeergarage ongeveer 15 meter. [28]
Aantreffen bewijsmateriaal
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 9] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 maart 2021 om 09:00 uur kwam ik, naar aanleiding van een gekwalificeerde
diefstal in/uit winkel, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [postcode] [plaatsnaam] . [29]
Ik zag op de betonnen vloer en betonnen trap in het trappenhuis vochtige plekken die zicht het meest concentreerden om de kruipruimte. Ik zag dat de kruipruimte een ruimte betrof van ongeveer een meter diep en er een laag van ongeveer 40 centimeter water in stond. Ik zag in de kruipruimte, direct onder de luikopening een drietal tassen liggen. Ik zag dat de tassen alle drie zwart van kleur waren. Het betrof een zwartkleurige weekendtas van een nylon materiaal met een lichtblauwe opdruk ‘HUMBLE BOXING GEAR’. [...] In een zijvak
van de tas zag ik een hamer en in het grote hoofdvak een accu. Ik zag dat de tweede tas een zwartkleurige weekendtas betrof van een nylon materiaal met op de zijkant een embleem met de tekst ‘Jolly Bag 2000’. […] Ik zag in het hoofdvak diverse horloges en sieraden alsmede presentatiemateriaal voor het tonen van horloges en sieraden waaronder een reclame plaatje van het horloge merk ‘TAG HEUER’. Ik zag dat de derde tas een zwartkleurige rugtas met oranje accenten betrof met de opdruk ‘BASIC FIT’. […] en in het hoofdvak zag ik een hamer en diverse horloges, sieraden en presentatiemateriaal. [30]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 10] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 maart 2021 om 06:00 uur kwam ik, […] voor forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] te [plaatsnaam] . […] Linksachter op de parkeerplaats zag ik in een hoek een parkeerplaats waar een personenauto van het merk en type Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] was geparkeerd. [31] […] Onder / achter het voertuig, bij de kofferbak zag ik een hoeveelheid kleding liggen […]. Nadat het voertuig was afgevoerd heb ik deze kleding veiliggesteld. Ik zag dat deze hoeveelheid kleding bestond uit: […]
- een bivakmuts, zwart / grijs
- een bivakmuts, zwart
- een bivakmuts, zwart / grijs […]
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of
nader onderzoek veiliggesteld: [32]
Goednummer PL0900-2021069688-2788354
SIN AAOI4984NL
Object Hoofddeksel (Muts)
Aantal/eenheid 1 stuks
Verpakking Breathable bag
Kleur Zwart
Land Nederland
Bijzonderheden Zwart/grijs bivakmuts [33]
Deskundigenrapportages forensische sporen
Uit de Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van [verbalisant 10] [34] blijkt onder meer het volgende:
Ontvangen sporenmateriaal […]
AAOI4984NL Bivakmuts [35] DNA-profielen die zijn vergeleken met de opgestelde DNA-profielen van het sporenmateriaal
WAAR7621NL Verdachte, [medeverdachte 1]
WAAQ3889NL Verdachte, [verdachte] [36]
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] )en twee onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante
personen.
De resultaten van het onderzoek aan de bemonstering zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [37]
Uit het NFI-rapport Vergelijkend glasonderzoek naar aanleiding van gekwalificeerde diefstal te [plaatsnaam] op 5 maart 2021 [38] volgt onder meer het volgende:
Overzicht te onderzoeken materiaal […]
AAOI4984NL Zwart/grijs bivakmuts [39]
Hypothese 1
Eén of meer van de onderzochte glassporen op de bivakmuts zijn afkomstig van de
gebroken ruit(en).
Hypothese 2
Alle onderzochte glassporen op de bivakmuts zijn afkomstig van (een) willekeurig
andere ruit(en).
Uit bivakmuts [AAOI4984NL] zijn 4 glassporen veiliggesteld die overeenkomen met
het referentieglas [AANQ9553INL] van de pui. De resultaten van het vergelijkend glasonderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer
hypothese 2 waar is. [40]
Overige bewijsmiddelen
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 11] staat onder meer het volgende:
Vanuit het onderzoeksteam kwam het verzoek om de kleding te vergelijken van de verdachten tijdens de insluiting met de drie personen die gezien werden op de camerabeelden op de [straatnaam] te [plaatsnaam] tijdens de plofkraak.
Verdachte [verdachte] [41]
Op de beelden is te zien dat een van de personen na de ontploffing door de rook loopt. Kort hiervoor is te zien dat er een opvallende witte rand is. Tevens een witte vlek ter hoogte van de hiel. Op de beelden is te zien nadat de wolk opgetrokken is dat er een persoon vanuit een pand (vermoedelijk de [benadeelde partij 1] ) aldaar loopt. Hierna is te zien dat hij naar een geparkeerde motorscooter loopt. Er is te zien dat er een witte rand aan de onderzijde van de schoen loopt. Dat deze aan de voorzijde dunner is dan aan de achterzijde. Dat aan de achterzijde de streep boven de donkerkleurige hak loopt. [42]
Op het volgende beeld is te zien dat er een lichtkleurige lipje op de schoen zit. [43]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 maart 2021 werd tijdens de doorzoeking van het voertuig:
Merk Volkswagen Polo
Kenteken [kenteken]
Een kwitantie aangetroffen van de bouwmarkt [naam winkel] daterend van 3 maart 2021 te 12:59:23 uur. Zichtbaar was dat de volgende goederen waren aangekocht:
• 2 huishoudsnoer plat 2xO,75Qmm 20M zwart
• 2 isolatietape [naam winkel] 10mx19mm 5 stuks [44]
Hierbij kwam naar voren dat afspraak was gemaakt, om te kunnen winkelen in de winkel op 3 maart 2021 tussen 13:00 en 13:15 uur op naam van: “ [verdachte] ”. [45]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 12] staat onder meer het volgende:
Eén van de mobiele telefoons die in de Volkswagen Polo lag, was een witte iPhone. Deze telefoon werd inbeslaggenomen en als volgt geregistreerd:
iPhone 7 wit
IMEI nummer [IMEI nummer] [46]
Searched items
[…] Op 26-02-2021, omstreeks 22:32 uur, werd er onder andere meerdere malen gezocht naar “hoofdlampje, felle hoofdlampje, bivakmuts, bivakmuts met lampje”. [47]
In de Apple Health app heeft de gebruiker zich aangemeld als [verdachte] met de
geboortedatum [2002] . De Apple ID van de telefoon is [Apple ID]
Verklaringen (mede)verdachte
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
V: […] We zijn benieuwd hoe je nu tegen de zaak aan kijkt. Wat kun je ons vertellen over wat er die nacht van 4 op 5 maart is gebeurd? [48]
A: Die nacht werd de plofkraak gepleegd en daar was ik bij.
V: Je ging op een motor daar naar toe?
A: Ik heb gereden als bestuurder en kwam vanaf de garage op [straatnaam] . […] [49]
V: Je vertelt ik moest het aansteken. Hoe ging dat?
A: Ik moest een draadje op de accu zetten en toen was het klaar.
[…]
V: Je hebt het over een accu en vuurwerk. Hoe kwamen die spullen daar?
A: Die hadden we meegenomen in een tas.
V: Welke tas?
A: Ik had de tas met de accu. […]
V: In de Volkswagen werd ook nog een aankoopbon van de [naam winkel] aangetroffen. Wat kun je over deze bon vertellen?
[…]
V: Op deze bon was te zien dat er op 3 maart 2021 om 12.59 uur 2 rollen huishoudsnoer en 2
verpakking isolatietape werden aangeschaft. We hebben bij de [naam winkel] de gegevens van de koper opgevraagd. Wat denk je dat daar het resultaat van was?
A: Ik sta daar op beeld.
V: Heb jij die spullen gekocht?
A: Ja.
V: Waarom heb jij die spullen gekocht?
A: Ik moest dat halen voor iemand. [50]
V: Dus de spullen die jij bij de [naam winkel] hebt gekocht zijn de spullen die zijn aangetroffen bij de plofkraak?
A: Ja dat zijn de spullen. […] [51]
Verdachte heeft ter zitting onder meer het volgende verklaard:
Ik ben op 3 maart 2021 naar de [naam winkel] gegaan, maar ik ben niet naar binnen gegaan. Op de camerabeelden is te zien dat ik niet verder ben gegaan dan de ingang.
Ik gebruik de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] .
Op 5 maart 2021 was ik met jongens in de parkeergarage bij mijn auto.
Ik wist dat er ingebroken ging worden bij de juwelier.
Ik heb mij verstopt in de tuin.
De door de politie onderzochte witte iPhone 7 met daaraan gekoppeld het e-mailadres [e-mailadres] is mijn telefoon. [52]
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 5 maart 2021 omstreeks 04:06 uur sprake is geweest van een plofkraak op [benadeelde partij 1] aan de [adres] te [plaatsnaam] en dat verdachte één van de daders is geweest.
Deelname verdachte aan de plofkraak
Verdachte ontkent betrokkenheid bij de plofkraak en heeft verklaard dat hij in de auto in de parkeergarage is gebleven, terwijl drie anderen de plofkraak zijn gaan plegen. Verdachte verklaart in de parkeergarage van het appartementencomplex te zijn gebleven, terwijl anderen de plofkraak gingen plegen. Hij is vlakbij het appartementencomplex aangehouden, kort na terugkomst van de andere jongens. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig gelet op het volgende.
Uit het dossier volgt dat voorafgaand aan de plofkraak een aantal betrokkenen bijeen zijn gekomen in de parkeergarage van appartementencomplex [straatnaam] . Daar waren in elk geval verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bij aanwezig. De plofkraak is gepleegd door
driepersonen en binnen 18 minuten na de plofkraak, meldt een bewoner van het appartementencomplex dat hij
driepersonen op een scooter de parkeergarage binnen heeft zien gaan en vervolgens heeft zien rennen over de eerste verdieping. Onder de auto van verdachte worden
driebivakmutsen aangetroffen. Op een van de bivakmutsen is DNA van verdachte en zijn glasdeeltjes uit de pui van de juwelier aangetroffen. In de parkeergarage wordt de bij de plofkraak gebruikte motorscooter aangetroffen en onder de auto van verdachte worden naast bivakmutsen onder meer hoofdlampjes aangetroffen. In een kruipruimte van datzelfde appartementencomplex, op ongeveer 15 meter afstand van de auto en kleding, worden sieraden en horloges van [benadeelde partij 1] teruggevonden. Verdachte blijkt zich in een tuin op de eerste verdieping direct boven de parkeergarage te hebben verstopt en wordt twaalf minuten na de melding dat drie jongens op een scooter het appartementencomplex binnenkomen, aangehouden. De schoenen die verdachte aan had tijdens zijn aanhouding zijn vergeleken met de schoenen van een van de daders van de plofkraak en hieruit volgt dat de schoenen overeenkomsten vertonen. Verdachte heeft verklaard dat zijn DNA op de bivakmuts terecht is gekomen omdat hij de spullen, waar de drie andere jongens die de plofkraak zouden hebben gepleegd mee aan kwamen, juist bij zijn auto vandaan heeft verplaatst omdat hij ze niet in of in de buurt van zijn auto wilde hebben. Dit klopt niet met het feit dat de bivakmutsen ónder de auto van verdachte zijn aangetroffen. Een andere verklaring over de aanwezigheid van zijn DNA op de bij de plofkraak gebruikte bivakmuts is niet gegeven.
De lezing van verdachte dat hij pas op de avond zelf wist van de plofkraak, volgt de rechtbank ook niet. In de auto van verdachte is een bonnetje van de [naam winkel] van 3 maart 2021 aangetroffen, waaruit blijkt dat snoer en tape zijn aangeschaft. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat deze goederen zijn gebruikt bij de plofkraak. De winkelafspraak (in verband met de destijds geldende coronamaatregelen) voor 3 maart 2021 is gemaakt op naam van verdachte en verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte 1] bij de [naam winkel] geweest. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vervolgens de snoer en het tape gekocht. Ook blijkt uit onderzoek dat verdachte op zijn telefoon in februari 2021 al heeft gezocht op onder meer ‘hoofdlampje’ en ‘bivakmuts’. Bij de plofkraak zijn bivakmutsen en hoofdlampjes gebruikt. De verklaring van verdachte dat hij op deze termen zocht in verband met zijn hardloopactiviteiten, acht de rechtbank ongeloofwaardig nu het volstrekt ongebruikelijk is om met een bivakmuts te gaan hardlopen.
Tussenconclusie
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 maart 2021 als dader aanwezig is geweest op de plaats delict, te weten [adres] te [plaatsnaam] .
Medeplegen
Voorafgaand aan de plofkraak hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen tape en snoer gekocht om de plofkraak mee te plegen. Na het verzamelen in de parkeergarage van appartementencomplex [straatnaam] , zijn verdachten met zijn drieën op pad gegaan met tassen en onder meer een accu. Op de camerabeelden is te zien dat drie personen op een motorscooter aan komen rijden en voor de juwelier stoppen. Allen hebben donkere kleding aan en (uiteindelijk) hoofdlampjes op. Uit een van de tassen haalt (een mede)verdachte het vermoedelijke breekijzer om het rolluik te forceren en uit een andere tas komt een accu. Hierop worden door medeverdachte [medeverdachte 1] draden aangesloten, waarna een ontploffing plaatsvindt. Vervolgens gaan verdachte en twee medeverdachten de juwelier in en komen zij elk met een tas weer naar buiten, waarna zij gezamenlijk wegvluchten met de scooter. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een gezamenlijke uitvoering van de plofkraak, waarbij tussen de verdachten sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking.
Gevaar
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het opzet van verdachte en de mededaders was gericht op het veroorzaken van een ontploffing aan het pand van [benadeelde partij 1] . De wet vereist niet dat hun opzet ook gericht was op de gevolgen daarvan voor de omwonende personen en omringende gebouwen. Het gevaar moet ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Uit het forensisch onderzoek en de beschrijvingen van de verbalisanten ter plaatse, blijkt dat het pand van de juwelier, alsook diverse omliggende panden, zwaar zijn beschadigd door de ontploffing. Zo lag het rolluik van de juwelier tien meter verderop en zijn de ruiten van diverse omliggende panden gesprongen. Bovendien zijn constructieve delen van de voorzijde van de juwelier weggeslagen en zaten er scheuren in het cement. Daarbij vond de ontploffing plaats op een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat bewoners van de omliggende woningen thuis zijn. Dat is ook hier het geval geweest. Getuigen [B] en [benadeelde partij 2] wonen direct boven de juwelier en waren op het moment van de ontploffing thuis. Onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut heeft uitgewezen dat er voor de ontploffing gebruik is gemaakt van zogeheten flitspoeder: een combinatie van onder meer kaliumperchloraat en een metaalpoeder. Dit is een zeer krachtig mengsel en bij het ontbranden van een dergelijk mengsel is sprake van brandgevaar. Naast dit brandgevaar door de ontploffing van het flitspoeder ontstond ook aanvullend explosiegevaar, nu de meterkast met gasaansluiting zich pal naast de opgeblazen voordeur van de juwelier bevond en voorts instortingsgevaar door het wegblazen van de constructieve delen van het pand. Bij gebruikmaking van dergelijke zware explosieven, in de dichtbevolkte binnenstad van [plaatsnaam] op een tijdstip dat doorgaans iedereen thuis is, is het gevaar voor het pand en de omliggende panden en voor levensgevaar voor personen die zich in de nabijheid van de ontploffing bevinden, naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de mogelijkheid van het ontstaan van brand of instortingsgevaar door ernstige constructieve beschadigingen als gevolg van de explosie.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met medeverdachten, heeft schuldig gemaakt aan de plofkraak op [benadeelde partij 1] op 5 maart 2021.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 5 maart 2021, te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in of bij een pand (gelegen aan de [adres] ) een explosieve lading, aan te brengen of te plaatsen en (vervolgens) die explosieven tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en de in dat pand aanwezige inventaris/goederen en de nabij gelegen panden, en levensgevaar voor een of meer bewoners van boven-/omliggende woningen, te duchten was;
en:
Feit 2
op 5 maart 2021, te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, waaronder meerdere horloges van het merk Omega, Tag Heuer, Certina, Ponte Vecchio, R&C en Qlock Two, geheel toebehorende aan [C] en/of [benadeelde partij 1] , waarbij verdachte en mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen sieraden/goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Meerdaadse samenloop van:
Feit 1
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
en:
Feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht, ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- jeugddetentie van één jaar, met aftrek van het voorarrest;
- een gedragsbeïnvloedende maatregel, te vervangen door twaalf maanden jeugddetentie, bestaande uit een meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding, een locatieverbod van een straal van 200 meter bij [benadeelde partij 1] , met Elektronische Monitoring en een contactverbod met medeverdachten en het slachtoffer.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in het geval van een veroordeling de rechtbank verzocht rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij zich al acht maanden in voorlopige hechtenis bevindt en hierdoor geen opleiding heeft kunnen volgen. Voorts is verzocht de straf te matigen gelet op het op verdachte toegepaste geweld tijdens zijn aanhouding.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een plofkraak. Door de zware ontploffing is grote schade ontstaan aan het pand van [benadeelde partij 1] maar ook aan omliggende panden. De schade bedraagt honderdduizenden euro’s. Er is sprake van directe materiële schade aan het pand en beschadiging van de buitgemaakte horloges en juwelen. Daarnaast hebben verschillende ondernemers hun onderneming geruime tijd niet op de gebruikelijke wijze kunnen drijven en is sprake van omzetschade. Het spreekt voor zich dat de schade en de impact voor de heer [C] enorm zijn geweest. Zijn hele juwelierszaak was immers verwoest en een heel groot deel van de inventaris beschadigd. Tevens was levensgevaar voor personen te duchten, gelet op het brand-, explosie- en instortingsgevaar dat de ontploffing teweeg heeft gebracht, zoals ook door de forensisch onderzoekers is omschreven. Dat er ook mensen in de directe nabijheid waren op het moment van de ontploffing blijkt onder meer uit het feit dat er door omwonenden letsel op is opgelopen bij deze plofkraak. Dit volgt uit de verklaring van de heer [benadeelde partij 2] , die niet alleen blijvend oorsuizen aan de plofkraak heeft over gehouden, maar ook kampt met depressie en angstgevoelens, waarvoor hij onder behandeling van een psycholoog is. Naast schade en letsel bij direct betrokken hebben misdrijven als deze grote impact op bewoners van de hele stad [plaatsnaam] . Het voelt onveilig om in een stad te wonen waar mensen blijkbaar bereid zijn om dergelijke grote ontploffingen in drukbevolkte gebieden te veroorzaken. Verdachte heeft door het deelnemen aan de plofkraak laten zien slechts oog te hebben voor eigen financieel gewin. Er was immers voor ruim tweehonderdduizend euro’s buit gemaakt.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 22 juli 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Verdachte liep in een proeftijd voor een bedrijfsinbraak in vereniging. Dat verdachte opnieuw de fout in is gegaan, rekent de rechtbank hem zeer aan.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 27 mei 2021, het GBM-haalbaarheidsonderzoek van [instelling 1] van 22 oktober 2021 en het reclasseringsrapport van 1 november 2021. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met vermijdende en antisociale trekken en zwakbegaafdheid. Verdachte beschikt over beperkte probleemoplossende vermogens, voortkomend vanuit zijn opvoedsituatie en persoonlijkheidstrekken. Hij is onvoldoende in staat om een probleem aan te pakken of om hulp te vragen. Met name door verdachtes vader worden eisen gesteld waaraan verdachte niet kan voldoen, waardoor zijn verlammende houding bij problemen wordt versterkt. De geringe copingvaardigheden van verdachte maken dat het risico op toekomstige gewelddadige delicten, zonder inzet van hulpverlening, als hoog wordt ingeschat. Ook lijkt verdachte verhoogd beïnvloedbaar door anderen, uit angst voor falen en afwijzing, waardoor het van belang is dat er gewerkt wordt aan verdachtes persoonlijkheid in samenwerking met zijn gezin. Behandeling en begeleiding worden noodzakelijk geacht teneinde recidive in de toekomst te voorkomen. Gelet op de mogelijkheden op het gebied van handelingsvaardigheden en pedagogische beïnvloeding wordt toepassing van het jeugdstrafrecht geadviseerd.
Toepassing jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 maar nog niet die van 23 jaar heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens de tenlastegelegde periode 18 jaar oud was.
Hoewel de ernst van het delict en het feit dat er sprake is van recidive contra-indicaties zijn voor de toepassing van het jeugdstrafrecht, acht de rechtbank alles afwegende toepassing van het jeugdstrafrecht het meest passend nu de persoon van verdachte en het belang van behandeling en begeleiding met pedagogisch karakter en samenwerking met het gezin van verdachte, hiertoe aanleiding geven.
Straf en maatregel
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank onder meer gelet op het planmatige karakter van de plofkraak, de enorme impact en het grote gevaar dat is ontstaan. Voorts is bij verdachte sprake van recidive. Gelet op deze omstandigheden volstaat slechts een vrijheidsstraf van langere duur dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank acht een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Uit de genoemde rapporten volgt het advies om een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) voor de duur van twaalf maanden op te leggen. De rechtbank neemt dit advies over. Uit het rapport van [instelling 1] blijkt dat een GBM haalbaar is, dat verdachte hiervoor terecht kan bij [instelling 2] en dat verdachte en zijn ouders open staan voor de zorg vanuit [instelling 2] . Verdachte heeft in de gesprekken met [instelling 1] en ter zitting aangegeven dat hij niet wil terug keren naar een soortgelijke situatie als waar hij nu in zit, afstand wil nemen van ‘verkeerde jongens’ en hulp wil bij zelfstandig functioneren. Aan de vereisten voor het opleggen van een GBM ex artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht wordt voldaan. Er is immers sprake van een ernstig delict en van recidive. Bovendien acht de rechtbank oplegging van een GBM gelet op de rapporten in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. De rechtbank zal een GBM opleggen voor de duur van twaalf maanden en zal de vervangende jeugddetentie eveneens op twaalf maanden stellen. De GBM zal inhouden dat verdachte meewerkt aan toezicht door [instelling 3] (meldplicht), meewerkt aan behandeling bij [instelling 2] en meewerkt aan het vinden en behouden van passende dagbesteding.
De rechtbank ziet ter beveiliging van de maatschappij voorts aanleiding om aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v (juncto 77we) van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, voor de duur van twee jaar. Deze vrijheidsbeperkende maatregel houdt in een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachten en een locatieverbod rondom [benadeelde partij 1] (zie kaart hieronder). Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende jeugddetentie worden opgelegd voor de duur van een week, met een maximum van zes maanden. De rechtbank kiest ervoor om het contact- en locatieverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen om te voorkomen dat bij overtreding van deze voorwaarde(n) de noodzakelijk geachte behandelingen in het kader van de GBM mogelijkerwijs zouden worden stopgezet.
De rechtbank bepaalt voorts dat het toezicht zal worden uitgevoerd door [instelling 3] en niet door de jeugdreclassering. Toezicht door de volwassenreclassering past bij de te behalen doelen van toewerken naar volwassenheid en zelfstandigheid van verdachte.
Dadelijke uitvoerbaarheid gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Omdat er gelet op de aard en ernst van het gepleegde misdrijf, het strafrechtelijk verleden van verdachte en de rapportages die over hem zijn uitgebracht ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van verdachte is, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77w, zesde lid, en artikel 38v, vierde lid juncto artikel 77we van het Wetboek van Strafrecht, dat zowel de opgelegde gedragsbeïnvloedende als de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: _651617, Wit, merk: Lycamobile).
Bewaring ten behoeve van rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de tot op heden onbekend gebleven rechthebbende gelasten van het in beslag genomen geldbedrag van € 5,65 (Omschrijving: IBG 05-03-2021, _651625).

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde partij 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.956,-. Dit bedrag bestaat uit € 9.000,- materiële schade en € 956,- proceskosten, ten gevolge van het aan verdachte onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde.
[benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.450,-. Dit bedrag bestaat uit € 450,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder de feit 1 tenlastegelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van beide benadeelde partijen hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak is door de raadsvrouw primair verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair is ten aanzien van de vordering van de heer [benadeelde partij 2] verzocht het bedrag aan immateriële schade te matigen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 1] B.V.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en zal het bedrag van € 9.000,- toewijzen. De vordering is voldoende onderbouwd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Geen schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte geen (hoofdelijke) verplichting oplegging tot betaling van de toegewezen bedragen aan de Staat, zoals door de benadeelde partij is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht het ontlasten van natuurlijke personen bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
Proceskosten
De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt is dat proceskosten van de benadeelde partij worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief. De rechtbank stelt de proceskosten vast overeenkomstig het
Liquidatietarief rechtbank en gerechtshovenwaarbij krachtens tarief I (tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldwaarde tot € 10.000,-) ieder punt wordt gewaardeerd op € 478,-. Voor het opstellen en indienen van het voegingsformulier en de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg kent de rechtbank telkens een punt toe, zodat aan proceskosten zal worden toegewezen een bedrag van (2 x € 478,- =) € 956,-.
[benadeelde partij 2]
Immateriële schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit 1 letsel heeft opgelopen en dus rechtstreekse schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van het bedrag rekening gehouden met de volgende omstandigheden. Bij de benadeelde partij is tinnitus, oorsuizen vastgesteld naar aanleiding van de ontploffing. Maanden na de pleegdatum, te weten op 4 juni 2021, is er geen verbetering opgetreden en de KNO-arts heeft geconstateerd dat de tinnitus naar verwachting blijvend zal zijn. Voor behandeling zijn de opties beperkt. Dit betekent dat de benadeelde partij met tinnitus zal moeten leren leven. Tevens blijkt uit de slachtofferverklaring van de benadeelde partij de enorme impact op zijn leven. Zo heeft hij last van depressieve gevoelens, lijdt zijn sociale leven onder de tinnitus, heeft hij angstgevoelens naar aanleiding van de ontploffing en is hij onder behandeling van een psycholoog. Voorts weegt de rechtbank mee de jonge leeftijd van de benadeelde partij, die maakt dat in het bijzonder de consequenties op het sociale leven en de mogelijke gevolgen voor de ontwikkeling van zijn loopbaan, zwaar moeten wegen bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade. Alles overwegende, acht de rechtbank een bedrag van
€ 5.000,- billijk en waardeert deze schade op dat bedrag.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en zal het bedrag van € 450,- dan ook toewijzen. Het bedrag van de mindfulness-training blijkt uit de overgelegde factuur en de noodzaak van behandeling blijkt uit de overige overgelegde stukken bij de vordering. De benadeelde partij zal immers moeten leren leven met de blijvende tinnitus.
In totaal zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij betreffende materiële en immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 5.450,-.
Hoofdelijkheid
De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.450,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 109 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij. Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 31 januari 2020 (parketnummer 16/167152-19) is verdachte een jeugddetentie van 71 dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 47, 57, 77c, 77g, 77i, 77w, 77wa, 77wc, 77we, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Jeugddetentie
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Gedragsbeïnvloedende maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 maanden, die eruit bestaat dat verdachte:
* zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de maatregel meldt bij [instelling 3] op het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaatsnaam] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door [instelling 2] , of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zo lang de maatregel loopt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor behandeling;
* zal meewerken aan het vinden en behouden van passende dagbesteding in de vorm van school, (vrijwilligers)werk en/of hobby’s. Verdachte geeft de reclassering in het geval van een opleiding of (bij)baan inzicht in zijn les- of werkrooster;
- beveelt, voor het geval verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van 12 maanden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de maatregel en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat,
dadelijk uitvoerbaaris;
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt dat verdachte:
* zich niet zal ophouden rondom [benadeelde partij 1] ( [adres] te [plaatsnaam] ), meer specifiek in de volgende straten: [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] (
zie Bijlage II voor een kaartje van het Locatiegebod). De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal zoeken, hebben of onderhouden met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren [2003] ) en [medeverdachte 2] (geboren [2001] ). De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de voorwaarden wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
1 STK Simkaart van zaktelefoon (Omschrijving: _651617, Wit, merk: Lycamobile);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het volgende geldbedrag:
 € 5,65 ( € 5,65 (Omschrijving: IBG 05-03-2021, _651625);
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] B.V.
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] B.V. toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij van € 9.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en tot betaling van € 956,-;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij dhr. [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij van € 5.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • legt aan verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 5.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 109 dagen gijzeling. Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/167152-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht bij vonnis van 31 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 71 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. J.O. Zuurmond en J. de Bruin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1hij, op of omstreeks 5 maart 2021, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in of bij een pand (gelegen aan de [adres] ) een of meerdere explosieven, althans een explosieve lading, aan te brengen en/of te plaatsen en/of (vervolgens) die explosieven tot ontploffing te brengen en/of te laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of de in dat pand aanwezige inventaris/goederen en/of de nabij gelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners van boven-/omliggende woningen en/of (toevallige) voorbijgangers, in elk geval gevaar voor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2hij, op of omstreeks 5 maart 2021, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, waaronder een of meerdere horloges van het merk Omega, Tag Heuer, Certina, Ponte Vecchio, R&C en Qlock Two, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [C] en/of [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: gebied Locatieverbod
Locatieverbod
[straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] te [plaatsnaam]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 augustus 2021, genummerd PL0900-2021075332, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 583 en het Forensisch Dossier [.] , genummerd PL0900-2021069688, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 120. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [C] , pagina 117.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [C] , pagina 118.
4.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [C] , pagina 132.
5.Een schriftelijk bescheid zoals bedoeld in artikel 344, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten de slachtofferverklaring van dhr. [C] , voorgedragen ter terechtzitting van 2 november 2021.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 245.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 246.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 248.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 249.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 251.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 252.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 253.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 254.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 7, met fotobijlagen pagina 12 tot en met 23.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 8.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 9.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 10.
18.Een schriftelijk bescheid zoals bedoeld in artikel 344, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021 van 17 maart 2021, Forensisch Dossier pagina 152 tot en met 163.
19.NFI-rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021, Forensisch Dossier pagina 162.
20.NFI-rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021, Forensisch Dossier pagina 163.
21.NFI-rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021, Forensisch Dossier pagina 159.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 73.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 74.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 190.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 50.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 55.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 56.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 57.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 51.
30.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 52.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 26.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 27.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 31.
34.Een schriftelijk bescheid zoals bedoeld in artikel 344, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van The Maastricht Forensic Institute; Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 9 maart 2021, Forensisch Dossier pagina 102 tot en met 107.
35.Forensisch Dossier, pagina 103.
36.Forensisch Dossier, pagina 104.
37.Forensisch Dossier, pagina 105.
38.Een schriftelijk bescheid zoals bedoeld in artikel 344, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te weten Vergelijkend glasonderzoek naar aanleiding van gekwalificeerde diefstal te [plaatsnaam] op 5 maart 2021 van 19 juli 2021, opgemaakt door dr. [D] , Forensisch Dossier pagina 184 tot en met 193.
39.Forensisch Dossier, pagina 186.
40.Forensisch Dossier, pagina 192.
41.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
42.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 67.
43.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 68.
44.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 90.
45.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 91.
46.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 308.
47.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 310.
48.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 504.
49.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 505.
50.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 512.
51.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , pagina 513.
52.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 november 2021.