ECLI:NL:RBMNE:2021:5785

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
16/062504-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van plofkraak en vuurwapenbezit met bijzondere voorwaarden

Op 26 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een plofkraak op een juwelier in Utrecht op 5 maart 2021. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een ontploffing en diefstal van sieraden, evenals het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, opzettelijk een explosie heeft veroorzaakt bij de juwelier, wat leidde tot aanzienlijke schade aan het pand en gevaar voor omwonenden. De verdachte had een actieve rol in de plofkraak, waarbij hij draden aan een accu verbond om de explosie te initiëren. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een locatieverbod en contactverbod met slachtoffers. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee andere feiten, namelijk diefstal van brandstof en het voorhanden hebben van een gestolen kentekenplaat, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder materiële schade en psychische gevolgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/062504-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 juni 2021, 13 augustus 2021, 2 november 2021 en 26 november 2021. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 26 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. W.B. Gaasbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T.P.A.M. Wouters, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden, namens benadeelde partij [benadeelde partij 1] B.V. en van hetgeen mr. E. Hullegie, advocaat te Utrecht, namens benadeelde partij [benadeelde partij 2] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 5 maart 2021 te Utrecht, in vereniging, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een pand aan de [adres] , terwijl gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was;
Feit 2
op 5 maart 2021 te Utrecht, in vereniging, van [benadeelde partij 1] horloges en sieraden heeft gestolen door middel van braak;
Feit 3
op 5 maart 2021 te Utrecht voorhanden heeft gehad:
  • een vuurwapen van het merk BBM (Brunil), model Olympic 38, kaliber .22, en
  • 8 scherpe patronen (merk CCI, kaliber .22LR);
Feit 4
op 3 januari 2021 te Utrecht, in vereniging, brandstof (10,47 liter benzine) heeft gestolen bij een BP tankstation ( [adres] );
Feit 5
in de periode 3 januari 2021 tot en met 5 maart 2021 te Utrecht, een kentekenplaat ( [kenteken] ) heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is hiertoe aangevoerd dat dit volgt uit de bekennende verklaring van verdachte, de beelden van cameratoezicht en het forensisch onderzoek naar de ontploffing. Voorts bevinden zich in het dossier voldoende aanknopingspunten dat er sprake was van gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor personen.
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat hij het vuurwapen heeft verplaatst en onder de Volkswagen Polo (kenteken [kenteken] ) in de parkeergarage bij appartementencomplex [straatnaam] heeft verstopt. Verdachte had wetenschap over de aanwezigheid van het wapen en had daarover de feitelijke macht.
Ten aanzien van feit 4 is aangevoerd dat dit blijkt uit de aangifte van de benzinediefstal en de door de politie waargenomen overeenkomsten tussen een van de daders van de benzinediefstal en verdachte, alsook de overeenkomsten tussen de motorscooter die zowel bij de plofkraak als bij feit 4 is gebruikt. Ook blijkt uit de aangiftes van de kentekenplaat en de benzinediefstal, dat de kentekenplaat kort voor de benzine is gestolen.
Ten aanzien van feit 5 is aangevoerd dat tot een bewezenverklaring dient te worden gekomen op grond van de aangifte van de diefstal van de kentekenplaat en het feit dat diezelfde kentekenplaat is aangetroffen in de buddyseat van de motorscooter die bij de plofkraak is gebruikt. Bij de benzinediefstal is deze kentekenplaat ook gebruikt, kennelijk om de motorscooter een andere identiteit te geven, en bij de plofkraak is gereden zonder kentekenplaat en zat deze in de buddyseat. Tegen deze achtergrond staat vast dat verdachte wist dat de kentekenplaat niet bij de motorscooter hoorde en wist dat deze van misdrijf afkomstig moest zijn, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is aangevoerd dat verdachte niet ontkent dat hij bij de plofkraak betrokken is geweest. Ten aanzien van de feiten 3 tot en met 5 heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 3 is hiertoe, onder verwijzing naar jurisprudentie, aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de revolver en de munitie, nu de enkele mogelijkheid tot het uitoefenen van de feitelijke macht over een wapen en munitie in bijzondere gevallen niet hoeft te betekenen dat iemand dat wapen of die munitie ook voorhanden had. Naast DNA-sporen van verdachte zijn van nog veel meer anderen sporen aangetroffen op de revolver, verdachte heeft de revolver juist weggelegd omdat hij het niet mee wilde hebben naar de plofkraak en er is niet aangetoond dat het wapen in de kleding van verdachte is aangetroffen. Van nauwe en bewuste samenwerking met anderen gericht op het voorhanden hebben, is eveneens geen sprake.
Ten aanzien van feit 4 is primair aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 3 januari 2021 bij de BP is geweest. Op basis van de foto’s van de daders van de benzinediefstal en de bevindingen omtrent de kleding en het postuur van verdachte kan niet tot een overeenkomst worden gekomen. Verbalisanten nemen ‘grote gelijkenissen’ waar, maar komen niet tot een 100% herkenning. De scooter en kentekenplaat maken dit niet anders. Subsidiair is aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen. Als al kan worden vastgesteld dat een van de daders verdachte is, kan niet worden gesteld dat er sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. De tengere man tankt, de forsere man rijdt weg, maar van een gezamenlijk plan is niet gebleken en hulp bij de vlucht in de vorm van het wegrijden zou eventueel slechts medeplichtigheid opleveren.
Ten aanzien van feit 5 is primair aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kentekenplaat voorhanden heeft gehad. Niet op 3 januari 2021, gelet op de hiervoor verzochte vrijspraak voor de benzinediefstal waarbij kennelijk de gestolen kentekenplaat is gebruikt en ook niet op 5 maart 2021 omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de kentekenplaat in de buddyseat van de motorscooter. Subsidiair is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de kentekenplaat van misdrijf afkomstig was. Van buitenaf is niet te zien of een kentekenplaat wel of niet bij een bepaalde scooter hoort en uit het dossier blijkt niet dat verdachte bij de diefstal van de kentekenplaat betrokken is geweest of anderszins wist dat deze gestolen was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feiten 4 en 5
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder de feiten 4 en 5 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat zich in het dossier weliswaar aanwijzingen bevinden dat het verdachte is die op 3 januari 2021 samen met een ander tankt bij de BP ( [adres] te [plaatsnaam] ) en vervolgens wegrijdt zonder te , maar dat op basis van de stukken niet tot een herkenning van verdachte kan worden gekomen. Dat het postuur en de schoenen van een van de daders overeenkomsten vertonen met verdachte en dat mogelijk dezelfde motorscooter als bij de plofkraak is gebruikt, acht de rechtbank onvoldoende om tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring te komen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het onder feit 4 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 5 overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte de kentekenplaat in de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad. Gelet op de vrijspraak van feit 4 kan niet worden vastgesteld dat verdachte de kentekenplaat op 3 januari 2021 voorhanden had en ook is niet gebleken dat dit anders was op 5 maart 2021. Nergens volgt immers uit dat verdachte wist dat zich in de buddyseat van de motorscooter een kentekenplaat bevond, noch dat hij, als hij al kennis zou hebben gehad van de aanwezigheid van deze kentekenplaat, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze kentekenplaat van misdrijf afkomstig is. Onder deze omstandigheden spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder feit 5 tenlastegelegde.
Feiten 1 en 2
Bewijsmiddelen [1]
Aangifte
Aangever [C] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van de [benadeelde partij 1] en tevens eigenaar van het pand aan de [adres] te [plaatsnaam] . Op donderdag 4 maart 2021 omstreeks 17.10 uur heb ik de winkel afgesloten en in onbeschadigde toestand achtergelaten. Op vrijdag 05 maart 2021 omstreeks 04.06 uur werd ik wakker gebeld door de meldkamer van de alarmbeveiliging van de winkel. Ik hoorde de medewerker zeggen dat er meerdere (inbraak)alarm zones af gingen in mijn juwelier. […] Ik kon vanaf een afstand zien dat het rolluik niet meer voor mijn winkel zat en er overal glas lag. Ik zag dat er bij meerdere panden in de straat de ramen kapot waren. [2]
Later in de ochtend mocht ik van de politie de winkel betreden. Ik zag dat de hele winkel overhoop lag met glas. Het glas was van de vitrines maar ook van de voor- en achterramen van de winkel. Ik zag dat er meerdere goederen uit de vitrine bij de voorkant weg waren. Dit zijn voornamelijk horloges geweest. […] Voor wat ik nu kan inschatten is er een winkelwaarde van ongeveer 234.000 euro gestolen. Dit zijn voornamelijk horloges geweest van het merk Omega, Tag Heuer, Qlock (
de rechtbank begrijpt: QlockTwo), R&C, Certina en Ponte Vecchio. [3]
Afgelopen week werd ik nog geconfronteerd met schade aan het cement tussen de dakpannen. De bewoners boven de winkel belde mij na een flinke regenbui. Het water stroomde de woning binnen. Ik heb een loodgieter gebeld en die constateerde dat er scheuren in het cement zaten waardoor het water naar binnen stroomde. Deze schade is door de ontploffing gekomen van vrijdag 5 maart 2021. [4]
De meterkast met gasaansluiting zat pal naast de opgeblazen voordeur. [5]
Bevindingen ter plaatse en forensisch onderzoek
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Ik zag op de camerabeelden het volgende:
04:04:13 uur De scooter stopt ter hoogte van [benadeelde partij 1] . Er stappen drie personen van de scooter. [6]
04:04:18 uur De twee personen die achterop de scooter zaten stappen af. Eén persoon (NN01) draagt twee tassen, hij loopt naar het midden van de straat en legt één tas op de grond. De andere persoon (NN02) loopt naar de gevel van de winkel. De bestuurder van de scooter (NN03) draait de scooter om.
04:04:29 uur NN01 haalt een langwerpig voorwerp uit een tas. NN02 heeft iets neergelegd bij de gevel […]. Hij pakt een voorwerp en loopt met versnelde pas in de richting van NN03. NN03 heeft de scooter op een standaard gezet. [7]
04:04:46 uur NN03 en NN02 zijn beiden naar de gevel van de juwelier gelopen. NN01 zit gehurkt bij de tas op straat. [8]
04:05:30 uur NN02 heeft een hoofdlamp op gezet en pakt tas van de grond. [9]
04:06:12 uur […] Op de grond de straat is een snoer […] te zien. Bij één van de tassen lijkt een kleine accu te staan.
04:06:27 uur NN03 pakt het snoer van de grond en houdt een deel van het snoer bij de
+ en bij de - van de accu. NN01 is bezig met het opzetten van een hoofdlamp. [10]
04:06:31 uur Er vindt een explosie plaats bij de gevel van de juwelier. Een rolluik wordt van de gevel geblazen.
04:06:35 uur NN01, NN02 en NN03 rennen richting de winkel en verdwijnen in een stofwolk. [11]
04:06:51 uur Als de stof wegtrekt, is te zien dat NN03 de scooter heeft verplaatst. Vervolgens rent hij richting de juwelier. […]
04:07:23 uur NN01, NN02 en NN03 komen de winkel uitgerend. Ze hebben allemaal een tas vast.
04:07:31 uur NN03 stapt als bestuurder op de scooter. NN01 stapt als tweede (middelste) en NN02 stapt als derde (achterste) op. [12]
04:07:37 uur De scooter rijdt weg in de richting van de [straatnaam] . [13]
In het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] staat onder meer het volgende:
Op maandag 05 maart 2021, omstreeks 05:45 uur, werd door ons verbalisanten als
forensische onderzoekers […] een forensisch onderzoek naar sporen verricht. Dit in verband met een zogenaamde plofkraak op een juwelier, […] gelegen aan de [adres] , [postcode] [plaatsnaam] . [14]
Wij zagen op straat ter hoogte van de voorgevel van het pand een metalen rolluik liggen, met in de directe nabijheid een zwarte elektriciteitskabel (foto 2 en 3, bord 21). […] Aan het uiteinde van deze kabel waren de draden ontmanteld en was het rode koper zichtbaar, dit koperdraad was getwist (foto 4). Ambtshalve is bij ons bekend dat deze kabel gebruikt wordt voor het ontsteken van het explosief door de twee ontmantelde draden te voorzien van een elektrische stroom met behulp van bijvoorbeeld een accu of een stroomstootwapen. […] Wij zagen deels in de etalageruit en voor de etalage een rolluik liggen. Deze was afkomstig uit de pui van de juweliers winkel (foto 7 en 8). Wij zagen dat een deel van het metaal verbogen en beroet was (foto 9 en 10, bord 23). Vermoedelijk was dit het punt van impact. Door ons werd van de beroeting een bemonstering uitgevoerd op de mogelijkheid van residu dan wel een restant van explosieve stoffen. Wij zagen dat de pui in de voorgevel van het pand door de explosie verwoest was (foto 11). Wij zagen dat de ruiten gebarsten waren en voor een deel op de [15] straat lagen. […] Wij zagen dat heel het interieur van de juweliers winkel door de explosie volledig was verwoest (foto 13 t/m 15). Wij zagen glasdeuren van de etalage in het pand liggen. Alle ruiten waren door de drukopbouw in het pand gebarsten of uit de glassponning belazen. Wij zagen in een kastenwand een deel van metaal. Deze was door drukopbouw in de kast geblazen (foto 16 en 17). […] Wij zagen dat er diverse ruiten van de bovengelegen woningen in de winkelstraat door de explosie uit de raamkozijnen gesprongen waren (foto 23 en 24).
Gevaarzetting:
In onderhavige casus is te stellen dat er op dat tijdstip meerdere bewoners in de bovengelegen woningen aanwezig waren. Vastgesteld is dat de voorgevel van het pand geheel was vernield door een explosief. De metalen rolluik van het pand werd door de drukopbouw circa 10 meter uit de sponning geblazen en belanden in de etalageruit van de tegenover liggende winkelpui. De ruiten uit de voor- en achtergevel van het pand werden uit de raamkozijn belazen. Diverse ruiten uit de woningen, gelegen in de winkelstraat, werden door de explosie uit de raamkozijnen geblazen.
Uit de beschreven situatie en het aangetroffen schadebeeld bleek dat bij deze explosie gemeen gevaar voor goederen was te duchten als bedoeld in artikel 157 onder 1ste lid Wetboek van Strafrecht.
Uit de beschreven situatie en het aangetroffen schadebeeld bleek ook dat bij deze explosie tevens levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was geweest als bedoelt in artikel 157 onder 2de lid Wetboek van Strafrecht. […]
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld: […]
Spoornummer PLO900-2021069688-164437
SIN AANQ9550NL
Spooromschrijving Overige, explo
Wijze veiligstellen Plastic contr
Datum/tijd veiligstellen 5 maart 2021 om 08:00 uur
Plaats veiligstellen Op het rolluik bij plaats impact [16]
Gevaarzetting als gevolg van de explosie
Uit het NFI-rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021 [17] blijkt onder meer het volgende:
[…] in het waterextract van de bemonstering van het rolluik [AANQ9550NL] zijn aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van een restant kaliumperchloraat. Kaliumperchloraat komt normaal gesproken niet in het milieu voor en kent geen toepassing in 'huishoudelijke artikelen' (zoals schoonmaakmiddelen). De stof kaliumperchloraat kent wel toepassing in explosieve stoffen.
Kaliumperchloraat is van zichzelf geen explosieve stof. Kaliumperchloraat is een stof die veelvuldig in pyrotechnische mengsels (bepaalde soort explosieve stoffen) wordt toegepast. Voor een explosieve reactie van een mengsel met kaliumperchloraat is ook een 'brandstof' nodig. De explosie-effecten zoals zichtbaar op de video-opname, met name de felle lichtflits en het zichtbare schadebeeld op de foto's […] passen bij een pyrotechnische mengsel dat bestaan heeft uit kaliumperchloraat en een metaalpoeder (zoals aluminium, magnesium en/of magnalium) als brandstof, al dan niet met een toevoeging van zwavel. Dergelijke mengsels zijn nader te typeren als zogenaamd flitspoeder. Flitspoeder is het meest krachtige van alle pyrotechnische mengsels. [18] […] De explosieve constructie is ook niet op de ontvangen videobeelden te zien. Wel is op de videobeelden te zien dat de explosie wordt geïnitieerd door een elektrasnoer op een klein model accu aan te sluiten. Een dergelijke handelswijze duidt op een elektrische ontsteker. Qua explosieve stof zijn er aanwijzingen dat een flitspoeder op basis van kaliumperchloraat is toegepast. […] Gezien het schadebeeld is er in de ordegrootte van enkele honderden grammen flitspoeder ontploft. [19]
Bij het ontbranden van pyrotechnische mengsels ontstaan vuurverschijnselen (brandgevaar),
verbrandingsgassen (drukverhoging) en/of rook. [20]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
Zichtbaar is dat de gehele voorzijde van het gebouw is verwoest. Hierbij zijn diverse constructieve delen van de voorzijde weggeslagen. [21]
Zichtbaar is dat stalen en ijzeren onderdelen door de kracht van de explosie zijn weg
geslagen. Hierbij hebben enkele grote stalen onderdelen het houtkozijn doorboort.
De ramen in de omliggende panden werden door de kracht van de explosie verwoest.
Hierbij dient vermeld te worden dat deze ramen, deel uitmaken van woonvertrekken van
woningen, waaronder slaapkamerramen.
Zichtbaar is dat het rolluik naar de overzijde van de straat is geslagen. [22]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 maart, omstreeks 04:10, kwam ik ter plaatse op de [straatnaam] in [plaatsnaam] . Ik zag na enkele minuten twee personen vanuit een woning op de [straatnaam] naar buiten komen lopen. Deze getuige bleek te zijn: [B] , geboren op [1993] te [geboorteplaats] .
Ik hoorde [B] het volgende vertellen:
  • Dat zij samen met haar vriend, [A] , recht boven de juwelier woont op de [adres] in [plaatsnaam] .
  • Dat zij rond 04:05 een motor hoorde rijden met een zwaar geluid.
  • Dat zij binnen een minuut na het stoppen van de motor een harde knal hoorde.
Aantreffen bewijsmateriaal
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 maart 2021 om 09:00 uur kwam ik, naar aanleiding van een gekwalificeerde
diefstal in/uit winkel, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [postcode] [plaatsnaam] . [24]
Ik zag op de betonnen vloer en betonnen trap in het trappenhuis vochtige plekken die zicht het meest concentreerden om de kruipruimte. Ik zag dat de kruipruimte een ruimte betrof van ongeveer een meter diep en er een laag van ongeveer 40 centimeter water in stond. Ik zag in de kruipruimte, direct onder de luikopening een drietal tassen liggen. Ik zag dat de tassen alle drie zwart van kleur waren. Het betrof een zwartkleurige weekendtas van een nylon materiaal met een lichtblauwe opdruk ‘HUMBLE BOXING GEAR’. [...] In een zijvak
van de tas zag ik een hamer en in het grote hoofdvak een accu. Ik zag dat de tweede tas een zwartkleurige weekendtas betrof van een nylon materiaal met op de zijkant een embleem met de tekst ‘Jolly Bag 2000’. […] Ik zag in het hoofdvak diverse horloges en sieraden alsmede presentatiemateriaal voor het tonen van horloges en sieraden waaronder een reclame plaatje van het horloge merk ‘TAG HEUER’. Ik zag dat de derde tas een zwartkleurige rugtas met oranje accenten betrof met de opdruk ‘BASIC FIT’. […] en in het hoofdvak zag ik een hamer en diverse horloges, sieraden en presentatiemateriaal. [25]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
U, voorzitter, vraagt naar mijn rol bij de plofkraak van 5 maart 2021. Ik heb gereden op de motorscooter. […] We hebben van tevoren verzameld in de parkeergarage. […] De tas met de accu had ik bij me onderweg naar de juwelier. […] Ik heb de snoeren aan de accu verbonden. […] Het klopt dat ik tijdens de plofkraak een bivakmuts op had. […] In appartementencomplex [straatnaam] heb ik mij eerst in de kruipruimte verstopt. Daardoor was mijn kleding nat. […] Ik zou geld voor de plofkraak krijgen. [26]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 5 maart 2021 omstreeks 04:06 uur sprake is geweest van een plofkraak op [benadeelde partij 1] aan de [adres] te [plaatsnaam] en dat verdachte één van de daders is geweest.
Medeplegen
Verdachten verzamelen in de parkeergarage van appartementencomplex [straatnaam] , waarna zij op pad gaan met tassen en onder meer een accu. Op de camerabeelden is te zien dat drie personen op een motorscooter aan komen rijden en voor de juwelier stoppen. Allen hebben donkere kleding aan en (uiteindelijk) hoofdlampjes op. Uit een van de tassen haalt een medeverdachte het vermoedelijke breekijzer om het rolluik te forceren en uit een andere tas komt een accu. Hierop worden door verdachte draden aangesloten, waarna een ontploffing plaatsvindt. Vervolgens gaan verdachte en twee medeverdachten de juwelier in en komen zij elk met een tas weer naar buiten, waarna zij gezamenlijk wegvluchten met de scooter. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een gezamenlijke uitvoering van de plofkraak, waarbij tussen de verdachten sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking. De rol van verdachte daarbij is niet onaanzienlijk geweest. Hij is volgens zijn eigen verklaring met zijn mededaders naar de juwelier gereden en heeft een actieve bijdrage gehad bij het veroorzaken van de ontploffing aan het pand van de juwelier door de draden met de accu te verbinden en door vervolgens met de anderen, in het bezit van de gestolen goederen, op de vlucht te slaan.
Gevaar
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het opzet van verdachte en de mededaders was gericht op het veroorzaken van een ontploffing aan het pand van [benadeelde partij 1] . De wet vereist niet dat hun opzet ook gericht was op de gevolgen daarvan voor de omwonende personen en omringende gebouwen. Het gevaar moet ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest. Uit het forensisch onderzoek en de beschrijvingen van de verbalisanten ter plaatse, blijkt dat het pand van de juwelier, alsook diverse omliggende panden, zwaar zijn beschadigd door de ontploffing. Zo lag het rolluik van de juwelier tien meter verderop en zijn de ruiten van diverse omliggende panden gesprongen. Bovendien zijn constructieve delen van de voorzijde van de juwelier weggeslagen en zaten er scheuren in het cement. Daarbij vond de ontploffing plaats op een tijdstip waarop, naar algemeen bekend is, de kans zeer groot is dat bewoners van de omliggende woningen thuis zijn. Dat is ook hier het geval geweest. Getuigen [B] en [benadeelde partij 2] wonen direct boven de juwelier en waren op het moment van de ontploffing thuis. Onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut heeft uitgewezen dat er voor de ontploffing gebruik is gemaakt van zogeheten flitspoeder: een combinatie van onder meer kaliumperchloraat en een metaalpoeder. Dit is een zeer krachtig mengsel en bij het ontbranden van een dergelijk mengsel is sprake van brandgevaar. Naast dit brandgevaar door de ontploffing van het flitspoeder ontstond ook aanvullend explosiegevaar, nu de meterkast met gasaansluiting zich pal naast de opgeblazen voordeur van de juwelier bevond en voorts instortingsgevaar door het wegblazen van de constructieve delen van het pand. Bij gebruikmaking van dergelijke zware explosieven, in de dichtbevolkte binnenstad van [plaatsnaam] op een tijdstip dat doorgaans iedereen thuis is, is het gevaar voor het pand en de omliggende panden en voor levensgevaar voor personen die zich in de nabijheid van de ontploffing bevinden, naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Daarbij moet in het bijzonder worden gedacht aan de mogelijkheid van het ontstaan van brand of instortingsgevaar door ernstige constructieve beschadigingen als gevolg van de explosie.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met medeverdachten, heeft schuldig gemaakt aan de plofkraak op [benadeelde partij 1] op 5 maart 2021.
Feit 3
Bewijsmiddelen
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 5 maart 2021 om 06:00 uur kwam ik, […] voor forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] te [plaatsnaam] . […] Linksachter op de parkeerplaat zag ik in een hoek een parkeerplaats waar een personenauto van het merk en type Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] was geparkeerd. [27] […] Onder / achter het voertuig, bij de kofferbak zag ik een hoeveelheid kleding liggen […]. Nadat het voertuig was afgevoerd heb ik deze kleding veiliggesteld. Ik zag dat deze hoeveelheid kleding bestond uit: […]
- een jas, zwart. Bij het verplaatsen van deze jas voelde ik in een jaszak een zwaar gewicht. Na openen van deze jaszak bleek hierin een geladen revolver aanwezig […]. Dit betrof een revolver van het merk Olympia, kaliber .22, geladen met 8 patronen. Eén van deze patronen vertoonde een slagpinindruk. […] De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld: [28]
Goednummer PL0900-2021069688-2788347
SIN AAOI4987NL
Object Vuurwapen (Revolver)
Aantal/eenheid 1 stuks
Verpakking Breathable bag
Merk/type Olympia
Land Nederland
Kaliber .22
Inhoud 8 patronen, waarvan 1 weigeraar [29]
Goednummer PL0900-2021069688-2788363
SIN AAOI4983NL
Object Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid 8 stuks
Verpakking Breathable bag
Land Nederland
Kaliber .22 waarvan 1 verschoten
Bijzonderheden Patronen uit revolver [30]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 8] staat onder meer het volgende:
Goednummer PL0900-2021069688-2788347
SIN AAOI4987NL
Wapen vuurwapen, revolver
Categorie III sub I [31]
Goednummer PL0900-2021069688-2788363
SIN AAOI4983NL
Munitie 8 scherpe patronen
Categorie III [32]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
U, voorzitter, vraagt naar mijn rol bij de plofkraak van 5 maart 2021. […] Voordat we gingen, heb ik de revolver uit een tas gehaald, in een jas gestopt en onder de Volkswagen Polo [
de rechtbank begrijpt: in de parkeergarage van appartementencomplex [straatnaam] te [plaatsnaam]] gelegd. […] Over de revolver is niet gesproken. […] De andere jongens hebben niet gezien dat ik de revolver onder de auto verstopte. [33]
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 maart 2021 te [plaatsnaam] een revolver en munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen en munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte het wapen en de munitie bewust aanwezig heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van het voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen en de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Verdachte heeft verklaard dat hij de revolver heeft aangetroffen in een tas in de parkeergarage van de [straatnaam] te [plaatsnaam] , alwaar hij met een groep had verzameld om een plofkraak te gaan plegen bij [benadeelde partij 1] . Bij het verzamelen van de benodigde spullen voor de plofkraak, stuitte verdachte op een tas met daarin een revolver. Onderzoek heeft uitgewezen dat de revolver geladen was met acht patronen. Verdachte heeft er niet voor gekozen afstand te nemen van de revolver maar heeft, zonder overleg en mededeling aan de andere aanwezigen, de geladen revolver uit de tas gehaald, in een jas gestopt en onder een auto, waarvan verdachte zich in de directe nabijheid bevond, gelegd. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de revolver met daarin de munitie bewust aanwezig heeft gehad. Hij heeft de revolver immers aangetroffen, verplaatst en verstopt. De rechtbank is voorts, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte ook de beschikkingsmacht heeft gehad over de revolver en de munitie en let daarbij op het volgende. Verdachte heeft niemand in kennis gesteld van de aanwezigheid van de revolver, maar zelf besloten de revolver te verstoppen, op een plek die alleen hij kende. Deze handelingen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar met de door de raadsman aangehaalde situatie waarbij iemand kortstondig en plotseling een wapen in zijn handen gedrukt krijgt en kort vasthoudt. Verdachte was volgens zijn eigen verklaring, als enige, met de plaats van het wapen bekend en zou het wapen op een door hem zelf gekozen moment ook weer kunnen ophalen om het te verplaatsen of te gebruiken. Nu het gelet op zijn eigen verklaring verdachte is geweest die de revolver en munitie bewust aanwezig heeft gehad en hierover de beschikkingsmacht had, kan het tenlastegelegde onder feit 3 wettig en overtuigend worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Feit 1
op 5 maart 2021, te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in of bij een pand (gelegen aan de [adres] ) een explosieve lading, aan te brengen of te plaatsen en (vervolgens) die explosieven tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en de in dat pand aanwezige inventaris/goederen en de nabij gelegen panden, en levensgevaar voor een of meer bewoners van boven-/omliggende woningen, te duchten was;
Feit 2
op 5 maart 2021, te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, waaronder meerdere horloges van het merk Omega, Tag Heuer, Certina, Ponte Vecchio, R&C en Qlock Two, geheel toebehorende aan [C] en/of [benadeelde partij 1] , waarbij verdachte en mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen sieraden/goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Feit 3
hij op 5 maart 2021, te [plaatsnaam] ,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en munitie, te weten een vuurwapen (revolver), van het merkt BBM (Brunil), model Olympic 38, kaliber .22 (met een volledig open loop) en- munitie van categorie II, te weten 8 scherpe patronen (merk CCI, kaliber .22LR), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
Feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van feit 1 en 2 is sprake van meerdaadse samenloop.
Feit 3
handelen in straat met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden: contactverboden met medeverdachten en slachtoffers, elektronische controle, een locatieverbod ten aanzien van [benadeelde partij 1] (straal 200 m), dagbesteding in de vorm van school of werk, behandeling bij [instelling 2] en de maatregel Toezicht & Begeleiding, waarvan de eerste zes maanden in het kader van ITB Harde Kern.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de meewerkende proceshouding van verdachte, zijn beperkte intelligentie en DSM 5-classificatie, het positieve schorsingsverloop en zijn jeugdige leeftijd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een plofkraak en vuurwapenbezit. Door de zware ontploffing is grote schade ontstaan aan het pand van [benadeelde partij 1] maar ook aan omliggende panden. De schade bedraagt honderdduizenden euro’s. Er is sprake van directe materiële schade aan het pand en beschadiging van de buitgemaakte horloges en juwelen. Daarnaast hebben verschillende ondernemers hun onderneming geruime tijd niet op de gebruikelijke wijze kunnen drijven en is sprake van omzetschade. Het spreekt voor zich dat de schade en de impact voor de heer [C] enorm zijn geweest. Zijn hele juwelierszaak was immers verwoest en een heel groot deel van de inventaris beschadigd. Tevens was levensgevaar voor personen te duchten, gelet op het brand-, explosie- en instortingsgevaar dat de ontploffing teweeg heeft gebracht, zoals ook door de forensisch onderzoekers is omschreven. Dat er ook mensen in de directe nabijheid waren op het moment van de ontploffing blijkt onder meer uit het feit dat er door omwonenden letsel op is opgelopen bij deze plofkraak. Dit volgt uit de verklaring van de heer [benadeelde partij 2] , die niet alleen blijvend oorsuizen aan de plofkraak heeft over gehouden, maar ook kampt met depressie en angstgevoelens, waarvoor hij onder behandeling van een psycholoog is. Naast schade en letsel bij direct betrokkenen hebben misdrijven als deze grote impact op bewoners van de hele stad [plaatsnaam] . Het voelt onveilig om in een stad te wonen waar mensen blijkbaar bereid zijn om dergelijke grote ontploffingen in drukbevolkte gebieden te veroorzaken. Verdachte heeft door het deelnemen aan de plofkraak laten zien slechts oog te hebben voor eigen financieel gewin. Er was immers voor ruim tweehonderdduizend euro buit gemaakt en verdachte zou geld krijgen voor zijn deelname.
Ook had verdachte een geladen vuurwapen voorhanden. Het ongeoorloofde bezit van een vuurwapen met bijbehorende munitie brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich, vanwege de kans op het gebruik daarvan met alle mogelijk onomkeerbare gevolgen van dien. Dit geldt te meer nu het geladen vuurwapen zich bevond op een openbare plek, namelijk een parkeergarage van een appartementencomplex, en het wapen geladen was, en dus vrijwel meteen kon worden gebruikt. Vuurwapenbezit draagt sterk bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving, zeker gelet op de huidige maatschappelijk problematiek op het gebied van vuurwapengebruik en het toenemend aantal schietincidenten in Nederland. Dat is waarom streng wordt opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 28 jul 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 20 mei 2021, het rapport van [instelling 1] van 25 oktober 2021 en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 27 oktober 2021. Hieruit blijkt dat verdachte aan een disruptieve, impulsingsbeheersings- of andere gedragsstoornis lijdt. De stoornis was aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten, maar of deze psychopathologie verdachtes denken en/of handelen heeft beïnvloed ten tijde van het plegen, kan niet worden vastgesteld nu slechts beperkt zicht is gekregen op de persoon van verdachte omdat hij niet wilde praten met de psycholoog. Verdachte heeft een hoog risico opnieuw met politie en justitie in aanraking te komen. Wel is het aannemelijk dat behandeling en begeleiding de kans op toekomstig delictgedrag kunnen verkleinen. Behandeling zal onder andere gericht moeten zijn op gewetensontwikkeling, vriendenkeuze, het aanleren van andere copingvaardigheden en minder de grens opzoeken in relatie tot volwassenen. Ook zal coaching nodig zijn op het gebied van werk en school. Verdachte heeft antisociale contacten, hetgeen bevestiging vindt in het feit dat hij de plofkraak in vereniging met ten minste één vriend heeft gepleegd en de verklaring van verdachte zelf waarin hij aangeeft soms met ‘verkeerde jongens’ om te gaan. Uit de rapporten komen zorgen over verdachte naar voren en gebleken is dat verdachte duidelijke structuur en controle rond hem nodig heeft.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij slechts in geringe mate verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Hij verklaart wel spijt te hebben van de plofkraak, maar lijkt zich vooral te richten op zijn familie en niet op de directe slachtoffers van de plofkraak. Ook verklaart verdachte zeer summier over zijn aandeel en acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte, in tegenstelling tot wat hij hierover verklaart, veel eerder dan op de dag zelf van de plofkraak op de hoogte was. Zo bevindt zich in de telefoon van verdachte een notitie van 8 januari 2021 met een website over gezichtsmaskers, is op 3 maart 2021 met diezelfde telefoon een filmpje van het pand en de omgeving van de juwelier gemaakt, heeft verdachte eveneens op 3 maart 2021 bij de [naam winkel] snoer en tape gekocht dat is gebruikt bij de plofkraak en is in de telefoon op 4 maart 2021 onder meer gezocht op de site van [benadeelde partij 1] en op dure horloges.
Straf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten dient aan verdachte een straf te worden opgelegd die vrijheidsbeneming met zich brengt. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert om het onvoorwaardelijk strafdeel te beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, maar dit advies volgt de rechtbank niet. De plofkraak en het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen zijn naar het oordeel van de rechtbank dusdanig ernstige feiten dat een straf gelijk aan het voorarrest hieraan geen recht zou doen. De rechtbank let daarbij onder meer op het planmatige karakter van de plofkraak, de enorme impact en het grote gevaar dat is ontstaan. Ook overweegt de rechtbank dat speciale preventie niet het enige doel is dat met onderhavige straf wordt gediend. De rechtbank beoogt met de straf ook recht te doen aan het aan de slachtoffers toegebrachte leed en wil een signaal afgeven waaruit blijkt dat dergelijk, ernstig delictgedrag niet wordt getolereerd in de samenleving. Naar het oordeel van de rechtbank kan het reeds ingezette hulptraject ook na detentie worden voortgezet, te meer nu dit traject zich nog in de beginfase bevindt en bijvoorbeeld behandeling nog niet is gestart.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en oplegging van bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
Gelet op de persoon van verdacht en het zorgelijke beeld dat uit de rapporten naar voren komt, acht de rechtbank het noodzakelijk aan verdachte de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht bij de reclassering, medewerking in het kader van de maatregel ITB Harde Kern, een locatieverbod voor de omgeving van [benadeelde partij 1] en een contactverbod met de eigenaar van de juwelierszaak en de medeverdachten. Voorts acht de rechtbank ambulante behandeling noodzakelijk, gelet op onder meer de gebrekkige gewetensontwikkeling van verdachte en zijn grensoverschrijdende gedrag. Een gedeelte van de straf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd. Tevens dient dit voorwaardelijk strafdeel als flinke stok achter de deur die verdachte ervan zal moeten weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten een plofkraak. Gelet op de inhoud van het PO-rapport, de rapporten van [instelling 1] en de Raad voor de Kinderbescherming, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd, waarmee beoogd wordt de kans op herhaling kleiner te maken, en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst op 30 augustus 2021. Nu de rechtbank tot een veroordeling komt en tot oplegging van een jeugddetentie die langer duurt dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, dient verdachte nog een deel onvoorwaardelijke jeugddetentie te ondergaan. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen. De aard en ernst van de strafbare feiten maken dat de onmiddellijke tenuitvoerlegging van de opgelegde straf op zijn plaats is.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Motorrijtuig (Omschrijving: G2764349, Grijs, merk: Yamaha Tmax500, bouwjaar 2016), verbeurd verklaren.
Met betrekking tot dit voorwerp is het onder de feiten 1 en 2 bewezen verklaarde begaan.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde partij 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.956,-. Dit bedrag bestaat uit € 9.000,- materiële schade en € 956,- proceskosten, ten gevolge van het aan verdachte onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde.
[benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.450,-. Dit bedrag bestaat uit € 450,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder de feit 1 tenlastegelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van beide benadeelde partijen hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] B.V.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het met de crowdfunding opgehaalde bedrag van € 6.717,- en de materiële schade te matigen tot een bedrag van
€ 2.283,- en voor het overige af te wijzen. Ook heeft de raadsman verzocht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten, nu een rechtspersoon wordt geacht zelf in staat te zijn de schadevergoeding te innen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De raadsman heeft verzocht de gevorderde immateriële schade te matigen tot een bedrag van maximaal € 1.800,- en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman wijst erop dat de schade in de door de benadeelde partij aangehaalde jurisprudentie groter was en verwijst verder naar andere uitspraken waarin een lagere immateriële schadevergoeding is toegewezen. Ten aanzien van de materiële schade is geen verweer gevoerd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde partij 1] B.V.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en zal het bedrag van € 9.000,- toewijzen. De vordering is voldoende onderbouwd. Dat een crowdfuning is opgestart om de juwelier, al dan niet als rechtspersoon, te helpen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het crowdfundingsbedrag op de vordering in mindering moet worden gebracht. De verdediging beoogt vermoedelijk een beroep te doen op voordeelstoerekening (artikel 6:100 BW). De verdediging miskent echter dat het eventuele voordeel niet voortvloeit uit de plofkraak, maar uit een andere oorzaak, namelijk de bij het publiek levende behoefte om de getroffen winkel te steunen. De gevorderde schade is daadwerkelijk geleden en het rechtstreeks gevolg van de gepleegde strafbare feiten.
Hoofdelijkheid
De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Geen schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte geen (hoofdelijke) verplichting oplegging tot betaling van de toegewezen bedragen aan de Staat, zoals door de benadeelde partij is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht het ontlasten van natuurlijke personen bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren.
Proceskosten
De rechtbank stelt voorop dat uitgangspunt is dat proceskosten van de benadeelde partij worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief. De rechtbank stelt de proceskosten vast overeenkomstig het
Liquidatietarief rechtbank en gerechtshovenwaarbij krachtens tarief I (tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldwaarde tot € 10.000,-) ieder punt wordt gewaardeerd op € 478,-. Voor het opstellen en indienen van het voegingsformulier en de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg kent de rechtbank telkens een punt toe, zodat aan proceskosten zal worden toegewezen een bedrag van (2 x
€ 478,- =) € 956,-.
[benadeelde partij 2]
Immateriële schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit 1 letsel heeft opgelopen en dus rechtstreekse schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van het bedrag rekening gehouden met de volgende omstandigheden. Bij de benadeelde partij is tinnitus, oorsuizen vastgesteld naar aanleiding van de ontploffing. Maanden na de pleegdatum, te weten op 4 juni 2021, is er geen verbetering opgetreden en de KNO-arts heeft geconstateerd dat de tinnitus naar verwachting blijvend zal zijn. Voor behandeling zijn de opties beperkt. Dit betekent dat de benadeelde partij met tinnitus zal moeten leren leven. Tevens blijkt uit de slachtofferverklaring van de benadeelde partij de enorme impact op zijn leven. Zo heeft hij last van depressieve gevoelens, lijdt zijn sociale leven onder de tinnitus, heeft hij angstgevoelens naar aanleiding van de ontploffing en is hij onder behandeling van een psycholoog. Voorts weegt de rechtbank mee de jonge leeftijd van de benadeelde partij, die maakt dat in het bijzonder de consequenties op het sociale leven en de mogelijke gevolgen voor de ontwikkeling van zijn loopbaan, zwaar moeten wegen bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade. Alles overwegende, acht de rechtbank een bedrag van
€ 5.000,- billijk en waardeert deze schade op dat bedrag.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en zal het bedrag van € 450,- dan ook toewijzen. Het bedrag van de mindfulness-training blijkt uit de overgelegde factuur en de noodzaak van behandeling blijkt uit de overige overgelegde stukken bij de vordering. De benadeelde partij zal immers moeten leren leven met de blijvende tinnitus.
In totaal zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij betreffende materiële en immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 5.450,-.
Hoofdelijkheid
De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.450,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat verdachte minderjarig was ten tijde van het strafbare feit.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder de feiten 4 en 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder de feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (te weten: 179 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
* zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij reclassering [instelling 1] [..] op het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaatsnaam] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* zich zal houden aan de aanwijzingen, gegeven door [instelling 1] [..] in het kader van de maatregel Toezicht & Begeleiding, waarvan maximaal 12 maanden in het kader van de maatregel ITB Harde Kern en verdachte zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door [instelling 2] , of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor behandeling;
* zal meewerken aan het vinden van passende dagbesteding in de vorm van school, (vrijwilligers)werk en/of hobby’s. Verdachte geeft de reclassering in het geval van een opleiding of (bij)baan inzicht in zijn les- of werkrooster;
* zal verblijven op het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaatsnaam] . Verandering van verblijfsadres kan alleen met toestemming van de jeugdreclassering. Daarbij heeft verdachte een aangesloten blok van 12 resp. 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de reclassering wordt afgesproken;
* zich niet zal ophouden rondom [benadeelde partij 1] ( [adres] te [plaatsnaam] ), meer specifiek in de volgende straten: [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] (
zie Bijlage II voor een kaartje van het Locatiegebod). De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal zoeken, hebben of onderhouden met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren [2002] ) en [medeverdachte 2] (geboren [2001] ). De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- waarbij de jeugdreclassering [instelling 1] [..] , locatie [plaatsnaam] opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK Motorrijtuig (Omschrijving: G2764349, Grijs, merk: Yamaha Tmax500, bouwjaar 2016);
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] B.V.
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] B.V. toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij van € 9.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en tot betaling van € 956,-;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij dhr. [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij van € 5.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • legt aan verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 5.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, waarbij geen toepassing wordt gegeven aan de mogelijkheid van aanvullende gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit vonnis is gewezen door H.A. Gerritse, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. J.O. Zuurmond en G. Konings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2021.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1hij, op of omstreeks 5 maart 2021, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in of bij een pand (gelegen aan de [adres] ) een of meerdere explosieven, althans een explosieve lading, aan te brengen en/of te plaatsen en/of (vervolgens) die explosieven tot ontploffing te brengen en/of te laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of de in dat pand aanwezige inventaris/goederen en/of de nabij gelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners van boven-/omliggende woningen en/of (toevallige) voorbijgangers, in elk geval gevaar voor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2hij, op of omstreeks 5 maart 2021, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, waaronder een of meerdere horloges van het merk Omega, Tag Heuer, Certina, Ponte Vecchio, R&C en Qlock Two, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [C] en/of [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3hij, op of omstreeks 5 maart 2021, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en munitie, te weten een vuurwapen (revolver), van het merkt BBM (Brunil), mdel Olympic 38, kaliber .22 (en een volledig open loop) en/of
- munitie van categorie II, te weten 8 scherpe patronen (merk CCI, kaliber .22LR), voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 4hij, op of omstreeks 3 januari 2021, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, bij een BP tankstation (gelegen aan het [adres] ), heeft weggenomen brandstof (10,47 liter benzine), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan BP, in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
Feit 5hij, in of omstreeks de periode van 3 januari 2021 tot en met 5 maart 2021, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een kentekenplaat ( [kenteken] ), heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II: gebied Locatieverbod
Locatieverbod
[straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] , [straatnaam] en [straatnaam] te [plaatsnaam]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 augustus 2021, genummerd PL0900-2021075332, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 583 en het Forensisch Dossier [.] , genummerd PL0900-2021069688, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 120. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [C] , pagina 117.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [C] , pagina 118.
4.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [C] , pagina 132.
5.Een schriftelijk bescheid zoals bedoeld in artikel 344, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten de slachtofferverklaring van dhr. [C] , voorgedragen ter terechtzitting van 2 november 2021.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 245.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 246.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 248.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 249.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 251.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 252.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 253.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 254.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 7, met fotobijlagen pagina 12 tot en met 23.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 8.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 10.
17.Een schriftelijk bescheid zoals bedoeld in artikel 344, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021 van 17 maart 2021, Forensisch Dossier pagina 152 tot en met 163.
18.NFI-rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021, Forensisch Dossier pagina 162.
19.NFI-rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021, Forensisch Dossier pagina 163.
20.NFI-rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van een plofkraak bij een juwelier in [plaatsnaam] op 5 maart 2021, Forensisch Dossier pagina 159.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 73.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 74.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 190.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 51.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 52.
26.Proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2021.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 26.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 27.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier, pagina 30.
30.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 31.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 96.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, Forensisch Dossier pagina 97.
33.Proces-verbaal van de terechtzitting van 2 november 2021.