ECLI:NL:RBMNE:2021:5784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
530934 / HA RK 21-302
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard; geen wraking van gehele rechtbank mogelijk

Op 8 november 2021 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechtbank in de zaak met zaaknummer UTR 21 /3463 PW. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling. Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking gebaseerd op het feit dat de rechtbank voor de derde keer heeft verzuimd om een beslissing te nemen in zijn beroep tegen het uitblijven van een besluit door het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom. Verzoeker stelt dat de rechtbank blijk geeft van vooringenomenheid, nu het bestuursorgaan alsnog een besluit heeft genomen en de rechtbank nu vraagt om een reactie van verzoeker op dit ontijdige besluit.

De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt. Aangezien de zaak zich nog in de administratieve voorfase bevindt en er nog geen rechter aan de zaak is toebedeeld, is het niet mogelijk om de gehele rechtbank te wraken. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, omdat niet is voldaan aan de vereisten van de Awb.

De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken op 25 november 2021. De wrakingskamer heeft de griffier opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en andere betrokken partijen. Tevens is bepaald dat de procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 21 /3463 PW dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 530934 / HA RK 21-302
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 25 november 2021
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker,

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 8 november 2021 een verzoek ingediend tot wraking van de rechtbank in de zaak met zaaknummer UTR 21 /3463 PW.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking gebaseerd op het volgende. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit door het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom. Hij betoogt dat de rechtbank voor de derde keer heeft verzuimd om daarover een beslissing te nemen. Intussen heeft het bestuursorgaan alsnog een besluit genomen en nu vraagt de rechtbank een reactie van verzoeker op het ontijdige besluit. Na zelf drie maal te hebben verzuimd om te beslissen en vervolgens het besluit alsnog in behandeling te nemen, geeft de rechtbank blijk van vooringenomenheid.
2.2.
Op grond van artikel 8:15 Awb kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt. De wet biedt niet de mogelijkheid van wraking van een rechtscollege in zijn geheel, zoals door verzoeker verzocht. Als verzoeker al bedoelt om een individuele rechter te wraken dan is dat ook in dit geval niet mogelijk. Deze zaak is nog niet toebedeeld aan een rechter omdat de zaak zich nog in de administratieve voorfase bevindt. De griffiersbrief die aan verzoeker is gestuurd, betreft een gebruikelijke volgende stap in de procedure in het geval een bestuursorgaan alsnog een besluit neemt terwijl een beroep aanhangig is tegen het niet nemen van een besluit. In dit geval is er dus geen sprake van wraking van een rechter die de zaak behandelt, waardoor niet is voldaan aan het vereiste van artikel 8:15 Awb.
2.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, andere betrokken partijen, alsmede aan de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer UTR 21 /3463 PW dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, en mr. G.J.J.M. Essink en mr. R.C. Stijnen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.