ECLI:NL:RBMNE:2021:5783

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
UTR 20/3634
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens ontbreken beroepsgronden

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.S.W. Boorsma, op 13 oktober 2020 pro forma beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de burgemeester van de gemeente Utrecht, gedateerd 2 september 2020. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep, dat oorspronkelijk op 12 januari 2021 op zitting zou worden behandeld, aangehouden. Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen een uitspraak zonder zitting, wat de rechtbank de mogelijkheid gaf om zonder verdere behandeling te oordelen.

De rechtbank heeft eiser verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep te vermelden, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft echter geen beroepsgronden ingediend. Na een herinnering van de rechtbank op 8 januari 2021, waarin eiser opnieuw werd gewezen op het ontbreken van deze gronden, heeft eiser niet gereageerd. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten.

De rechtbank heeft in haar beslissing ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, en is openbaar gemaakt op 25 november 2021. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3634

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de burgemeester van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. S.K. Rijvers).

Procesverloop

Op 13 oktober 2020 heeft mr. J.S.W. Boorsma namens eiser pro forma beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 2 september 2020 (het bestreden besluit).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep, dat geagendeerd stond om op
12 januari 2021 op zitting te worden behandeld, aangehouden. Partijen hebben er geen bezwaar tegen dat de rechtbank uitspraak zal doen zonder een behandeling op zitting. Zij hebben de rechtbank naar aanleiding van haar brief van 30 april 2021 immers niet meegedeeld dat zij op zitting willen worden gehoord.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij brief van 19 oktober 2020 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. In een e-mailbericht van 5 januari 2021 heeft mr. J.S.W. Boorsma, die het pro forma beroep heeft ingesteld namens eiser, aan de rechtbank medegedeeld dat hij geen gemachtigde meer is van eiser. Mr. J.S.W. Boorsma heeft op 28 oktober 2020 aan eiser bericht dat hij voor het vervolg van de procedure een andere advocaat moest zoeken voor het aanvullen van het adres en de gronden van het beroep.
4. Vervolgens heeft de rechtbank eiser bij aangetekend verzonden brief van 8 januari 2021, verzonden aan het adres [adres] te [woonplaats] , nogmaals gewezen op deze verzuimen en is hij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.