ECLI:NL:RBMNE:2021:5780

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
16.281816.20; 16.154281.21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvoering, mishandeling en afpersing van slachtoffer door verdachte en medeverdachten

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die samen met anderen betrokken was bij de ontvoering, mishandeling, diefstal en afpersing van een 21-jarige man. De feiten vonden plaats in de nacht van 29 op 30 oktober 2020 in Utrecht. De verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer urenlang vastgehouden, mishandeld en gedwongen om geld en persoonlijke bezittingen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer ernstig is bedreigd met geweld, waaronder met een mes en een gasbrander, en dat hij gedwongen werd zijn bankgegevens prijs te geven. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 234 dagen en een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij bijzondere voorwaarden zijn opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder schadevergoeding voor immateriële schade, toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten wegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.281816.20, 16.154281.21 (gev. ttz) en 21.000752.19 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zittingen van 16 februari 2021, 1 juni 2021, 13 juli 2021, 28 september 2021, 12 oktober 2021 en 9 november 2021. Op 9 november 2021 is de zaak inhoudelijk behandeld. [verdachte] was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] , zijn advocaat, mr. C.W. Dirkzwager, de officier van justitie, mr. R.J.J.S. Visser en de advocaat van de benadeelde partij, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom. De rechtbank heeft ook gesproken met mevrouw [A] van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [B] van [instelling 1] (hierna: [instelling 1] ) en de moeder van [verdachte] .

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] van betrokkenheid bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de (gewijzigde) tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
16.281816.20
1. in de periode van 29 oktober 2020 tot en met 30 oktober 2020 in Utrecht samen met anderen een geldbedrag, een (dealer)telefoon met klantgegevens, meerdere (huis)sleutels, een pinpas en een horloge van [slachtoffer] met gebruik van geweld en bedreiging met geweld heeft gestolen
en/of
in dezelfde periode en op dezelfde plaats samen met anderen [slachtoffer] met gebruik van geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen om de bovengenoemde goederen en de (inlog)gegevens van een bank af te geven;
2. op 30 oktober 2020 in Utrecht samen met anderen kleding, parfum en een Playstation van [slachtoffer] heeft gestolen, door zonder toestemming gebruik te maken van de sleutels van de woning van [slachtoffer] ;
3. tussen 29 oktober 2020 en 30 oktober 2020 in Utrecht samen met anderen [slachtoffer] heeft ontvoerd;
4. op 30 oktober 2020 in Utrecht of Doesburg samen met anderen een geldbedrag van € 5.910,- van [slachtoffer] heeft gestolen door zonder toestemming met zijn pinpas te pinnen;
16.154281.21
zich op 6 mei 2021 in Utrecht met geweld heeft verzet tegen twee politieagenten die hem wilden aanhouden;
op 7 april 2021 in [plaatsnaam 1] of [plaatsnaam 2] (in België) een enkelband heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Volgens de officier van justitie kan niet worden bewezen dat [verdachte] of één van zijn mededaders [slachtoffer] heeft bedreigd met een hond, een gasbrander en een mes/scherp voorwerp, zoals onder de feiten 1 en 3 ten laste is gelegd.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
16.281816.20
De advocaat vindt dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Volgens de advocaat kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat [verdachte] één van de vier daders was. Als de rechtbank dat niet met de advocaat eens is, vindt de advocaat dat [verdachte] in ieder geval moet worden vrijgesproken van het stelen van de kleding, parfum en Playstation van [slachtoffer] , omdat er geen bewijs in het dossier is dat de (weifelende) verklaring van [slachtoffer] op dit punt ondersteunt. Daarnaast vindt de advocaat net als de officier van justitie dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het bedreigen met een hond, een gasbrander en een mes/scherp voorwerp.
16.154281.21
De advocaat voert geen verweer over de bewezenverklaring van de feiten op deze tenlastelegging. De advocaat wijst er wel op dat het verzet van [verdachte] tijdens zijn aanhouding (mede) is ontstaan door de manier waarop de politieagenten met [verdachte] zijn omgegaan bij de aanhouding.
Voor zover relevant worden de standpunten van de advocaat verder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16.281816.20 [1]
Vrijspraak feit 2
De rechtbank vindt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat [verdachte] , al dan niet samen met anderen, op 30 oktober 2020 de ten laste gelegde goederen uit de woning van [slachtoffer] in [plaatsnaam 3] heeft gestolen. [slachtoffer] heeft pas op 8 maart 2021, ruim vier maanden later, aangifte gedaan. Hij heeft toen onder andere verklaard dat de daders naar zijn woning aan de [straatnaam] in [plaatsnaam 3] zijn gegaan. Hij denkt dat er uit die woning kleding, een PlayStation en parfum zijn weggenomen. Uit het dossier volgt weliswaar dat [verdachte] en/of zijn medeverdachten in de woning van [slachtoffer] zijn geweest, mogelijk op zoek naar geld, maar niet dat er uit die woning goederen zijn weggenomen. [slachtoffer] verklaring over de gestolen spullen moet in dit geval, nu hij een verklaring heeft afgelegd waaruit enige twijfel klinkt, voor een bewezenverklaring door een ander bewijsmiddel worden ondersteund. Zo’n bewijsmiddel ontbreekt in het dossier. Om die reden zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van dit feit.
Feiten 1, 3 en 4
[slachtoffer] heeft op 8 maart 2021 bij de politie verklaard [2] dat hij op 29 oktober 2020 na zijn werk [C] ging ophalen. Ze gingen naar een plek in de buurt van [.....] . Dit was het idee van [C] . Vervolgens kwam een andere auto achter de auto van [slachtoffer] staan. Voor [slachtoffer] het wist, werd hij uit zijn auto getrokken en werd hij de andere auto ingetrokken. De vier jongens die hierbij betrokken waren, zijn [C] , [medeverdachte] , [D] en een jongen die [slachtoffer] niet kende. Deze laatste jongen noemt [slachtoffer] ‘de jongste’. [3] De jongens sloegen met vuisten met kracht op het hoofd en het lichaam van [slachtoffer] . [4] Ook zag [slachtoffer] dat [D] in de auto van [slachtoffer] ging zitten en deze de greppel in reed. [5] Daarna zijn ze met zijn vijven weggereden naar de [straatnaam] . In de auto vroegen ze op een eisende manier om geld. Dit werd gedaan door alle personen in de auto, dus [D] , [medeverdachte] , [C] en de jongste. Op de [straatnaam] werden zij op een gegeven moment gecontroleerd door de politie. [6] Nadat de politie was geweest, werd [slachtoffer] in de auto weer geslagen door de mensen met wie hij achterin de auto zat, de jongste en [C] . Toen vertrokken zij naar het huis van een drugsgebruiker omdat [slachtoffer] niet meewerkte en geen geld gaf. Hij kreeg een doek over zijn hoofd en zijn handen werden vastgemaakt. Vervolgens kwamen zij aan in de woning en daar werd [slachtoffer] mishandeld. [7] Hij heeft geschreeuwd en “auw” geroepen. Ze wilden de bankgegevens van [slachtoffer] hebben. Ze waren allemaal geïnteresseerd in geld, behalve de bewoner. [medeverdachte] , [D] , de jongste persoon en [C] waren dat wel. De bewoner heeft [slachtoffer] ook geslagen met zijn vuist en een hamer. Dat deed pijn. Hij hield verder de hond onder controle, waar [slachtoffer] mee werd bedreigd. Als [slachtoffer] niet zou luisteren zouden ze de hond op hem afsturen. [8] Toen ze vonden dat het te lang duurde, werden de schoenen van [slachtoffer] uit gedaan en dreigden ze met een gasbrander langs zijn voeten te gaan. Het is uiteindelijk niet gebeurd omdat hij toen zijn inloggegevens van zijn bank heeft gegeven. [9] Ook is [slachtoffer] met een mes bedreigd. [10] Er werd gedreigd met steken. [slachtoffer] heeft het mes gevoeld. [11] [slachtoffer] heeft verder verklaard dat er geld, huissleutels, een horloge en een pinpas van hem zijn afgepakt. [12] Ze hebben geld van zijn spaarrekening overgemaakt naar zijn bank (de rechtbank begrijpt: bankrekening). Dat geld is er bij pinautomaten afgehaald. [13] Ze verlieten de woning en namen [slachtoffer] mee in de auto naar [plaatsnaam 5] , waar zijn moeder woont. Net buiten [plaatsnaam 5] zijn ze gaan pinnen. Uiteindelijk is er ook in [plaatsnaam 3] nog gepind. De jongste was degene die pinde. De jongens hebben [slachtoffer] ook in de auto meegenomen naar het huis van de vader van [slachtoffer] . [14]
Uit de bijlagen bij de aangiften blijkt dat op 30 oktober 2020 tussen 7.20 uur en 8.45 uur de volgende bedragen van een rekening van [slachtoffer] zijn gepind:
  • € 750,- in [plaatsnaam 4] ,
  • € 250,- en € 250,- in [....] ,
  • € 400,-, € 400,-, € 2.000,- en € 1.860,- in [plaatsnaam 3] .
Verdachte [E] , die aan de [adres] in [plaatsnaam 3] woont, heeft op 4 november 2020 bij de politie verklaard dat op 30 oktober 2020 vier jongens bij hem in de woning kwamen om met iemand te praten. [16] Ze kwamen met een jongen waarvan de handen waren vastgebonden met een stekker/snoer die in een computer moet. Ook had deze jongen een doek over zijn hoofd. Verdachte [E] hoorde dat de mannen geld van de jongen wilden hebben. De jongens zijn een paar uur binnen geweest. De jongen die vastgebonden was, kreeg klappen en schoppen. Ook hebben ze spullen van die jongen gepakt. [17]
Op donderdag 29 oktober 2020 rond 23.45 uur reed verbalisant [verbalisant 1] op de [straatnaam] in [plaatsnaam 3] . Hij zag daar een auto staan met daarin vijf mannen. Eén van die mannen zei dat hij geen legitimatie bij zich had. Hij vertelde dat hij [verdachte] heet, geboren is op [2003] en woont op de [adres] in [woonplaats] . Verbalisant [verbalisant 1] heeft ook naar de postcode en gegevens van de ouders van de jongen gevraagd, die ook werden gegeven. De andere mannen in de auto hadden wel een legitimatie bij zich. Dat waren [D] , [C] , [medeverdachte] en [slachtoffer] . [18]
Onder verdachte [medeverdachte] werd een mobiele telefoon (iPhone 11) van het merk Apple in beslag genomen. [19] Uit onderzoek blijkt dat deze mobiele telefoon ook in gebruik is bij verdachte [medeverdachte] . [20] In de telefoon stond een chatgesprek met de gebruiker van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer is kennelijk in gebruik bij een vrouw genaamd: “ [F] ”. De vrouw noemt verdachte [medeverdachte] meerdere malen in het appgesprek bij de voornaam: “ [medeverdachte] ”.
Op 30 oktober 2020 vanaf 00:09 uur vindt de volgende berichtenuitwisseling plaats:
Tijdstip:
Verzonden door * [telefoonnummer] [F]
Verzonden door * [telefoonnummer] [medeverdachte]
00:09
ZIT
DOEP
IN PSENPEOBLEME
00:09
Wat is er aan de hand ???
Klaar
lbahesj
Vol
Kilo in d wkofferbak
Iemand ontvoerd weer
Een dealer
(…)
(….)
(….)
00:13
Nee
Iemand andersoHOU
JE BEK ZIT MET 5 manoin Auto
Ben net weggekomeze hebbe
Koffer vol
Hasj gevonde
BEKDICHT
00:32
Heb iemand De tel geript
(….)
(….)
(….)
01:01 t/m 01:03
Heb sn hele
Telefoon gekopieerd
Klante
Ben bezig
Met m afperse [21]
Volgens verbalisant [verbalisant 2] kan uit de bovenstaande berichtwisseling worden afgeleid dat verdachte [medeverdachte] uiteenzet dat hij is staande gehouden door de politie en tevens aangeeft dat hij iemand (een dealer) heeft ontvoerd. [22] Verder kan uit bovenstaande berichtwisseling volgens verbalisant [verbalisant 2] worden afgeleid dat [medeverdachte] kennelijk een drugsdealer aan het afpersen is om zijn mobiele telefoon af te staan, om zo zijn klantgegevens te krijgen. [23]
Op de mobiele telefoon die onder verdachte [medeverdachte] in beslag werd genomen, werd ook een afbeelding gevonden. De afbeelding was op 30 oktober 2020 om 11.10 uur opgeslagen op de telefoon en was verkregen via de app Snapchat. Volgens verbalisant [verbalisant 2] staan [medeverdachte] , [C] , [verdachte] en [D] op die foto. [24] Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op de foto staat en degene is die een stapel geld vasthoudt. [25]
Verbalisant [verbalisant 3] kreeg op 30 oktober 2020 om 00.01 uur de opdracht om naar de [straatnaam] in [plaatsnaam 3] te gaan. Daar was verbalisant [verbalisant 1] met een controle van een voertuig bezig. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat er vijf mannen in de auto zaten.
Door verbalisant [verbalisant 2] is een foto verstuurd met daarop vier mannen. Verbalisant [verbalisant 3] herkende de personen op de foto als [D] , [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ), [C] en [verdachte] . Die mannen zijn allemaal staande gehouden bij de controle op 30 oktober 2020. [26]
De rechtbank stelt vast dat de foto die in de twee hierboven besproken bewijsmiddelen wordt genoemd, dezelfde foto is. [27]
Op de telefoon die onder verdachte [medeverdachte] in beslag werd genomen, stond ook een chatgesprek met het telefoonnummer [telefoonnummer] . [28] Dat contact stond opgeslagen onder de naam ‘ [D] ’. Het nummer hoorde bij de telefoon die onder verdachte [D] in beslag werd genomen. Tussen 28 oktober 2020 en 6 november 2020 werden veel berichten uitgewisseld, waaronder:
Tijdstip:
Verzonden door [D]
Verzonden door * [telefoonnummer] [medeverdachte]
Heb met
[C] gepraat
Hy zy
[verdachte] heb goed gdn ma hy is te greyig gretig wollah
De rest
Die 17 die we uit
M gaan
[.......]
Gaam we met ze 3 doen
Volgens de politie wordt door verdachten [medeverdachte] en [D] in dit gesprek gepraat over de ten laste gelegde feiten en waren ook [C] en [verdachte] daarbij betrokken. Die namen zijn volgens de politie een verwijzing naar [C] (de rechtbank begrijpt: [C] ) en [verdachte] . [29]
Interpretatie van de bewijsmiddelen
Uit de hierboven besproken bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
In de nacht van 29 op 30 oktober 2020 is [slachtoffer] ontvoerd door vier mannen. Hij is vervolgens vastgehouden in de woning van [E] aan de [adres] in [plaatsnaam 3] . In die woning is door alle vier de mannen en de bewoner geweld gepleegd. De mannen hebben een geldbedrag, de huissleutels, het horloge en de pinpas van [slachtoffer] afgepakt en hem gedwongen zijn bankgegevens af te geven. De mannen zijn met [slachtoffer] naar verschillende pinautomaten gereden, waar zij met de pinpas van [slachtoffer] een geldbedrag van in totaal € 5.910,- hebben gepind. Daarnaast leidt de rechtbank – anders dan de officier van justitie en de advocaat – uit de bewijsmiddelen af dat, naast het vele geweld, [slachtoffer] is bedreigd met een hond, een gasbrander en een mes. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de verklaring van [slachtoffer] daarover te twijfelen, mede gelet op de vele objectieve gegevens uit het dossier die de aangifte op andere punten op detailniveau bevestigen.
De rechtbank vindt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] één van deze vier mannen is geweest. [verdachte] is op de avond van 29 oktober 2020 door de politie gecontroleerd. Hij was toen samen met de medeverdachten en [slachtoffer] , die – zoals ook blijkt uit het chatgesprek tussen [medeverdachte] en ‘ [F] ’ – op dat moment ontvoerd werd. Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] is bovendien op de ochtend van 30 oktober 2020 een foto opgeslagen waarop [verdachte] en de medeverdachten staan. [verdachte] houdt op die foto een grote stapel geld in zijn handen vast. De rechtbank leidt daaruit af dat [verdachte] ook op de ochtend van 30 oktober 2020 nog samen met de medeverdachten was. Tot slot hebben medeverdachten [medeverdachte] en [D] het in een chatgesprek, dat volgens de rechtbank over de ten laste gelegde feiten gaat, over de betrokkenheid van ‘ [verdachte] ’.
Uit de verklaring van [slachtoffer] leidt de rechtbank af dat de vier mannen die hem hebben ontvoerd, waaronder verdachte, ook in de woning van [E] aanwezig waren, daar allemaal geweld tegen hem hebben gebruikt en met zijn pinpas een groot geldbedrag hebben gepind.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] als medepleger betrokken was bij de tenlastegelegde feiten. De rechtbank veroordeelt [verdachte] dan ook voor het medeplegen van de diefstal met geweld (van het geldbedrag, de huissleutels, het horloge en de pinpas) en de afpersing (van de bankgegevens), de ontvoering en de diefstal met een valse sleutel van € 5.910,-.
Dat [verdachte] niet betrokken was bij de tenlastegelegde feiten, zoals hij zelf heeft verklaard, gelooft de rechtbank dus niet. [verdachte] stelt dat iemand anders zijn persoonsgegevens heeft opgegeven bij de controle door de politie op 29 oktober 2020. Die verklaring vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Eén van de verbalisanten die bij de controle betrokken was, herkende namelijk de jongens op de foto die op de telefoon van [medeverdachte] is gevonden als de jongens die hij op 29 oktober 2020 had gecontroleerd. [verdachte] is – zoals hij zelf ook heeft verklaard – één van de jongens op die foto. [verdachte] is dus herkend als inzittende van de auto waarin [slachtoffer] op dat moment ontvoerd werd. De rechtbank vindt bovendien niet aannemelijk dat iemand anders dan [verdachte] gedetailleerde persoonsgegevens van [verdachte] kon geven, zoals zijn volledige naam, geboortedatum, adres (inclusief postcode) en informatie over zijn ouders.
16.154281.21 [30]
Feit 1
Op 6 mei 2021 was verbalisant [verbalisant 6] bij een woning aan de [adres] in [plaatsnaam 3] in verband met geluidsoverlast. [31] De douchedeur in de woning zat op slot. Verbalisant [verbalisant 6] en zijn collega probeerden de douchedeur te openen, wat na ongeveer 10 minuten lukte. Al die tijd kwam er geen geluid vanuit de badkamer. Toen de deur openging zag [verbalisant 6] een man op de grond die in elkaar gedoken zat. Verbalisant [verbalisant 6] heeft toen de inzage van een identiteitsbewijs van de man gevorderd. De man zei dat hij die niet bij zich had en dat een identiteitsbewijs bij zijn moeder zou liggen. De man werd toen aangehouden voor overtreding van de wet op de identificatieplicht en artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. Direct zag [verbalisant 6] dat de man zich wilde los maken. Vervolgens is [verbalisant 6] samen met collega [verbalisant 4] met de man naar de lift gelopen. De man was ondertussen aan het schreeuwen en maakte wegdraaiende bewegingen. Toen zij de lift uitliepen werd de man heel onrustig. De man gaf toen ineens een harde ruk naar voren en zette een versnelling in. Collega [verbalisant 4] moest de man toen loslaten. Er ontstond een tijdje wat duw- en trekwerk om de man onder controle te krijgen. De man werd vervolgens door de politie naar de grond gebracht. [32] Toen [verbalisant 6] en zijn collega’s de man weer omhoog hielpen begon hij weer te draaien en tegen te werken om in de richting van de arrestantenbus te lopen. Op het bureau bleek dat de man [verdachte] el [verdachte] , geboren op [2003] in [geboorteplaats] was. [33]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verklaard dat hij op 6 mei 2021 samen met verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] [verdachte] heeft aangehouden. Toen zij met [verdachte] uit de lift kwamen, begon [verdachte] gelijk te schreeuwen. Hij begon daarna nog wilder te bewegen. Vervolgens probeerde hij weg te rennen terwijl verbalisant [verbalisant 6] de handboeien vast had. Daarna heeft verbalisant [verbalisant 4] geholpen bij het naar de grond brengen van [verdachte] . Hij bleef zich toen wild bewegen en bleef draaien. [34]
Feit 2
[verdachte] heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij dit feit – voor zover bewezen verklaard door de rechtbank – heeft gepleegd en zijn advocaat heeft niet om vrijspraak gevraagd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar alleen opsommen welke bewijsmiddelen zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsmiddelen in het dossier te vinden zijn.
De bewijsmiddelen:
- de aangifte door Dienst Vervoer en Ondersteuning van 19 april 2021 [35] ;
- de verklaring van [verdachte] op de zitting [36] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
16.281816.20
1. in de periode van 29 oktober 2020 tot en met 30 oktober 2020 te [plaatsnaam 3] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een geldbedrag, een dealertelefoon met daarop klantgegevens, (huis)sleutels, een pinpas en een horloge, welke goederen toebehoorden aan [slachtoffer] , hebben weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
  • die [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] in zijn auto zat, op het hoofd en tegen het lichaam te stompen/slaan, tegen het lichaam te trappen/schoppen en vervolgens die [slachtoffer] uit die auto te trekken en die auto in de greppel te rijden en
  • vervolgens die [slachtoffer] , tegens [slachtoffer] wil, in een andere auto te trekken en die [slachtoffer] mee te nemen en
  • de handen van die [slachtoffer] vast te binden met een kabel/snoer en met een handdoek, althans een soortgelijk voorwerp, het hoofd van die [slachtoffer] te bedekken en
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij geld moest afgeven en die [slachtoffer] met kracht op het hoofd en tegen het lichaam te stompen/slaan en
  • die [slachtoffer] naar de woning van [E] , gelegen aan de [adres] , te brengen en die [slachtoffer] vast te houden en
  • vervolgens die [slachtoffer] daar, in voornoemde woning, meerdere uren tegen [slachtoffer] wil vast te houden en
  • die [slachtoffer] te mishandelen door die [slachtoffer] een of meerdere keren met kracht op het hoofd te stompen/slaan, al dan niet met een hamer, en meerdere keren met kracht tegen het hoofd te schoppen/trappen en
  • tegen die [slachtoffer] (dreigend) te zeggen/te roepen dat als hij niet zou luisteren zij de hond op hem af zouden sturen en
  • zijn, [slachtoffer] , schoenen uit te trekken en vervolgens een gasbrander bij [slachtoffer] voeten te houden en daarbij tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij en/of zijn mededaders met de gasbrander langs zijn voeten zouden gaan en
  • stekende bewegingen te maken met een mes richting het lichaam van die [slachtoffer] en
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen dat die [slachtoffer] moet betalen en zijn telefoon, (huis)sleutels, horloge en pinpas moet afstaan en vervolgens zijn, [slachtoffer] , telefoon, (huis)sleutels, horloge, pinpas en een onbekend geldbedrag van die [slachtoffer] af te pakken;
en
in de periode van 29 oktober 2020 tot en met 30 oktober 2020 te [plaatsnaam 3] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en zijn mededaders wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer] met geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van inloggegevens van een bank, toebehorende aan [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders
  • die [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] in zijn auto zat, op het hoofd en tegen het lichaam hebben gestompt/geslagen, tegen het lichaam hebben getrapt/geschopt en vervolgens die [slachtoffer] uit die auto hebben getrokken en die auto in de greppel hebben gereden en
  • vervolgens die [slachtoffer] , tegens [slachtoffer] wil, in een andere auto hebben getrokken en die [slachtoffer] mee hebben genomen en
  • de handen van die [slachtoffer] hebben vastgebonden met een kabel/snoer en met een handdoek, althans een soortgelijk voorwerp, het hoofd van die [slachtoffer] hebben bedekt en
  • tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat hij geld moest afgeven en die [slachtoffer] met kracht op het hoofd en tegen het lichaam hebben gestompt/geslagen en
  • die [slachtoffer] naar de woning van [E] , gelegen aan de [adres] , hebben gebracht en die [slachtoffer] hebben vastgehouden en
  • vervolgens die [slachtoffer] daar, in voornoemde woning, meerdere uren tegen [slachtoffer] wil hebben vastgehouden en
  • die [slachtoffer] hebben mishandeld door die [slachtoffer] meerdere keren met kracht op het hoofd te stompen/slaan, al dan niet met een hamer, en meerdere keren met kracht tegen het hoofd te schoppen/trappen en
  • tegen die [slachtoffer] dreigend hebben gezegd/geroepen dat als hij niet zou luisteren zij de hond op hem af zouden sturen en
  • zijn, [slachtoffer] , schoenen hebben uitgetrokken en vervolgens een gasbrander bij [slachtoffer] voeten hebben houden en daarbij tegen die [slachtoffer] hebben gezegd dat hij en/of zijn mededaders met de gasbrander langs zijn voeten zouden gaan, en
  • stekende bewegingen heeft gemaakt met een mes richting het lichaam van die [slachtoffer] en
  • die [slachtoffer] hebben gevraagd zijn inloggegevens van zijn bank af te geven, waarna die [slachtoffer] zijn inloggegevens van zijn bank aan verdachte en/of zijn mededaders heeft gegeven;
3. in de periode van 29 oktober 2020 tot en met 30 oktober 2020 te [plaatsnaam 3] tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
  • die [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] in zijn auto zat, op het hoofd en tegen het lichaam te stompen/slaan, tegen het lichaam te trappen/schoppen en vervolgens die [slachtoffer] uit die auto te trekken en die [slachtoffer] , tegen [slachtoffer] wil, in een andere auto te zetten en/of mee te nemen en
  • de handen van die [slachtoffer] vast te binden met een kabel/snoer en met een handdoek, althans een soortgelijk voorwerp, het hoofd van die [slachtoffer] te bedekken en
  • die [slachtoffer] mee te nemen naar de woning van [E] , gelegen aan de [adres] , en die [slachtoffer] vast te houden en
  • die [slachtoffer] daar, in voornoemde woning, meerdere uren vast te houden en
  • die [slachtoffer] te mishandelen door hem meerdere keren met kracht op het hoofd te stompen/slaan, al dan niet met een hamer, en meerdere keren met kracht tegen het hoofd te schoppen/trappen en
  • tegen die [slachtoffer] dreigend te zeggen/te roepen dat als hij niet zou luisteren zij de hond op hem af zouden sturen en
  • zijn, [slachtoffer] , schoenen uit te trekken en vervolgens een gasbrander bij [slachtoffer] voeten te houden en daarbij tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij en/of zijn mededaders met de gasbrander langs [slachtoffer] voeten zouden gaan en
  • stekende bewegingen te maken met een mes richting het lichaam van die [slachtoffer] en
  • vervolgens die [slachtoffer] mee te nemen naar de woning van de vader van die [slachtoffer] ;
4. op 30 oktober 2020 te [plaatsnaam 3] en [plaatsnaam 4] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen meerdere malen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse geldbedragen van in totaal 5.910 euro, die toebehoorden aan [slachtoffer] , terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door meerdere geldbedragen te pinnen uit geldautomaten door middel van het gebruik van een pinpas en de pincode welke aan [slachtoffer] toebehoorde, en tot welk gebruik zij, verdachte en zijn mededaders, niet gerechtigd waren;
16.154281.21
1. op 6 mei 2021 te [plaatsnaam 3] zich met geweld, heeft verzet tegen meerdere ambtenaren, te weten
  • [verbalisant 4] , politieambtenaar bij de eenheid Midden-Nederland, en
  • [verbalisant 6] , politieambtenaar bij de eenheid Midden-Nederland,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en vervolgens het vervoer van verdachte naar het politiebureau voor verhoor, door, terwijl hij, verdachte, door die [verbalisant 4] en die [verbalisant 6] werd vastgehouden,
  • meermalen met kracht bewegingen in de tegengestelde, althans een andere richting dan waarin die [verbalisant 4] en die [verbalisant 6] hem, verdachte, begeleidden te maken en
  • daarbij zijn, verdachtes, pas plotseling te versnellen, waarbij hij, verdachte, zichzelf los probeerde te trekken uit de grip van die [verbalisant 4] en die [verbalisant 6] ;
2. op 7 april 2021 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] , althans in België, opzettelijk en wederrechtelijk een enkelband met transponder (type Buddi), die toebehoorde aan Dienst Vervoer en Ondersteuning (onderdeel van Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid), heeft vernield.
[verdachte] wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor [verdachte] .

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door [verdachte] gepleegde feiten bestond. De door [verdachte] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
Eendaadse samenloop/voortgezette handeling
De rechtbank vindt dat de ontvoering en diefstal met geweld en afpersing met elkaar in eendaadse samenloop zijn begaan. De hierbij behorende feitelijke handelingen zoals die in de tenlastelegging staan genoemd zijn bij deze feiten nagenoeg identiek. De handelingen hebben daarnaast op hetzelfde moment en op dezelfde locatie plaatsgevonden en vormen een samenhangend geheel. De strekking van de strafbepalingen ligt niet zodanig uiteen dat dit aan een beroep op eendaadse samenloop in de weg staat. De rechtbank betrekt hierbij de ruimere toepassing die de Hoge Raad sinds 2017 geeft aan de (eendaadse) samenloopregeling.
De diefstal met valse sleutel heeft na de diefstal met geweld plaatsgevonden. Daarbij is gebruik gemaakt van de daarbij buit gemaakte pinpas en pincode. Het tijdsverloop tussen deze feiten is zeer kort geweest. De rechtbank ziet beide feiten als uitvloeisel van hetzelfde wilsbesluit om [slachtoffer] te beroven. Gelet hierop ziet de rechtbank de diefstal met valse sleutel als voortgezette handeling van bovengenoemde feiten.
16.281816.20
De onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde noemt de wet:
de voortgezette handeling van:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd (
feit 4);
en
de eendaadse samenloop van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (
feit 1)
en
het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden (
feit 3).
16.154281.21
feit 1
wederspannigheid;
feit 2
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat [verdachte] heel ernstige feiten heeft gepleegd. De situatie moet voor [slachtoffer] heel beangstigend zijn geweest en zal nare gevolgen voor hem hebben. De manier waarop de feiten zijn gepleegd vindt de officier van justitie ook heel brutaal. De officier van justitie kan zich vinden in de adviezen van de psychiater en psycholoog en de Raad en betrekt die ook bij het bepalen van zijn eis.
De officier van justitie vordert dat aan [verdachte] een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke Maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: PIJmaatregel) wordt opgelegd. Aan de maatregel moeten volgens de officier van justitie de voorwaarden die door de Raad zijn geadviseerd worden gekoppeld. Daarnaast vindt de officier van justitie dat aan de maatregel ook een gebiedsgebod, met elektronische controle, moet worden gekoppeld.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt om geen voorwaardelijke PIJ-maatregel aan [verdachte] op te leggen, omdat dat een te zwaar middel is en de oplegging daarvan niet nodig is. Volgens de advocaat kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke jeugddetentie, omdat [verdachte] zijn lesje door het voorarrest heeft geleerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder [verdachte] die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan [verdachte] een jeugddetentie van 234 dagen en een voorwaardelijke PIJmaatregel op. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dat doet.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
[verdachte] heeft samen met anderen een 21-jarige man midden in de nacht urenlang van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden, mishandeld, bestolen en afgeperst. De situatie moet voor het slachtoffer zeer beangstigend en bedreigend zijn geweest. Uit het dossier komt naar voren dat het slachtoffer de dagen na de ontvoering met in ieder geval een blauw oog heeft rondgelopen. Bovendien is algemeen bekend dat het ervaren van dit soort gebeurtenissen ernstige psychische gevolgen kan hebben. Ook in deze zaak blijkt dat het slachtoffer op dit moment nog bezig is met de verwerking van wat er is gebeurd, slecht slaapt en in de angst leeft dat het nogmaals zou kunnen gebeuren.
Het beeld van wat er die bewuste avond en nacht is gebeurd, zoals dat volgt uit de aangifte maar ook uit het chatgesprek tussen verdachte [medeverdachte] en zijn vriendin, is schokkend. Schokkend is ook dat dit niet in een opwelling lijkt te zijn gebeurd, maar dat de verdachten bewust en gepland tot deze ernstige daden zijn gekomen. Ook achteraf is er geen sprake geweest van bezinning, maar hebben de verdachten trots een selfie gemaakt. Op de zitting heeft [verdachte] ook geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
Dat het slachtoffer in deze zaak mogelijk zelf een drugsdealer betreft, doet niets af aan de ernst van de feiten of de verwijtbaarheid daarvan. Uit niets is gebleken dat het slachtoffer de gebeurtenissen op enige manier over zichzelf heeft afgeroepen. Dit speelt dus ook geen rol in de strafmaat.
[verdachte] en zijn mededaders hebben zich dus op volstrekt ontoelaatbare en grensoverschrijdende wijze gedragen, zonder in enige mate rekening te houden met de gevolgen voor het slachtoffer. Op dat soort gedrag kan in beginsel slechts worden gereageerd met een forse vrijheidsbenemende straf. Omdat [verdachte] minderjarig was tijdens het plegen van de feiten, zal de rechtbank in zijn geval echter vooral kijken welke straf of maatregel ervoor zal zorgen dat hij niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van [verdachte] blijkt dat hij eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank betrekt dat in het nadeel van [verdachte] bij het bepalen van een straf of maatregel, in die zin dat de rechtbank denkt dat een flinke waarschuwing nodig is om [verdachte] ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Adviezen van deskundigen
Advies van de psychiater en de psycholoog
[verdachte] heeft gesprekken gevoerd met een psychiater, drs. [G] , en een psycholoog, drs. [H] . De psychiater en de psycholoog hebben een rapport over [verdachte] geschreven.
Volgens de psychiater en psycholoog lijdt [verdachte] aan een oppositioneel-opstandige stoornis. De psychiater denkt dat de persoonlijkheid van [verdachte] zich aan het ontwikkelen is richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De psychiater en de psycholoog vinden het aannemelijk dat die stoornissen ook aanwezig waren tijdens het plegen van de feiten en dat die mogelijk een rol hebben gespeeld bij het tot stand komen daarvan. Omdat [verdachte] betrokkenheid bij de feiten ontkent, kunnen zij dat niet met zekerheid vaststellen.
De psychiater denkt dat er een matige tot grote kans bestaat dat [verdachte] opnieuw strafbare feiten zal plegen als hij niet behandeld wordt voor zijn stoornissen. Volgens de psycholoog is die kans groot. Door de ernst van de gepleegde strafbare feiten, het strafblad van [verdachte] , de stoornissen die hij heeft, het feit dat hij zich eerder niet aan voorwaarden heeft gehouden en het matig tot hoge recidiverisico, adviseren de psychiater en de psycholoog aan [verdachte] een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met daaraan voorwaarden gekoppeld die gericht zijn op intensieve behandeling, opleiding, werk en zijn sociale omgeving.
Het advies van de Raad
De Raad kan zich vinden in het advies van de psychiater en de psycholoog. De Raad vindt het van groot belang dat de nadruk bij het opleggen van een straf of maatregel aan [verdachte] komt te liggen op behandeling. Daarom vindt de Raad een behandeling binnen een voorwaardelijk PIJ-kader wenselijk. Als [verdachte] niet mee zal werken aan de voorwaarden zal behandeling alsnog binnen het PIJ-kader plaatsvinden. Die behandeling is volgens de Raad nodig om delictgedrag in de toekomst te voorkomen en voor een evenwichtigere ontwikkeling van [verdachte] .
De Raad vindt dat aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel de volgende voorwaarden moeten worden verbonden:
  • een behandelverplichting;
  • het krijgen en houden van een positieve dagbesteding en eventueel meewerken aan hulpverlening die daarop gericht is;
  • een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer;
  • een locatiegebod op zijn huisadres;
  • meewerken aan de aansluiting van een enkelband.
De Raad adviseert de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het advies van [instelling 1]
Mevrouw [B] heeft op de zitting, namens de jeugdreclasseerder die [verdachte] begeleidt, de heer [I] , aangegeven dat [instelling 1] zich kan vinden in de adviezen van de psychiater en de psycholoog en van de Raad.
8.3.3
Jeugddetentie
Omdat de rechtbank de feiten die [verdachte] heeft gepleegd heel ernstig vindt, vindt de rechtbank dat een vrijheidsbenemende straf aan [verdachte] moet worden opgelegd. [verdachte] heeft voorafgaand aan de zitting 234 in voorarrest in de jeugdgevangenis doorgebracht. [verdachte] is tijdens het voorarrest onder voorwaarden vrijgelaten, maar is door het overtreden van die voorwaarden weer in de jeugdgevangenis gezet. Eén week voor de inhoudelijke behandeling is [verdachte] opnieuw onder voorwaarden vrijgelaten. Omdat de rechtbank het belangrijk vindt dat de focus nu op de behandeling van [verdachte] en het terugdringen van de kans op herhaling van strafbare feiten komt te liggen, zal de rechtbank aan [verdachte] een jeugddetentie opleggen die gelijk is aan het voorarrest. [verdachte] hoeft nu dus niet terug naar de jeugdgevangenis.
8.3.4
PIJ-maatregel
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd.
Ten eerste moet [verdachte] een gebrekkige ontwikkeling of stoornis hebben. De psychiater en psycholoog hebben vastgesteld dat [verdachte] lijdt aan een oppositioneel-opstandige stoornis. De psychiater denkt daarnaast dat de persoonlijkheid van [verdachte] zich aan het ontwikkelen is richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Aan de eerste voorwaarde is dus voldaan.
Ten tweede moet het maximum van de op te leggen gevangenisstraf voor de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten hoger zijn dan vier jaar. [verdachte] heeft onder andere samen met anderen spullen van een ander gestolen waarbij gebruik werd gemaakt van geweld. Volgens artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht kan voor zo’n feit maximaal een gevangenisstraf van negen jaar worden opgelegd. Daarmee is ook aan de tweede voorwaarde voldaan.
Ten derde moet de PIJ-maatregel noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Gelet op het soort strafbare feiten dat [verdachte] heeft gepleegd en omdat uit het rapport van de psychiater en de psycholoog blijkt dat er een matige tot grote kans bestaat dat [verdachte] opnieuw strafbare feiten zal plegen als hij niet op de juiste manier zal worden behandeld, is ook aan de derde voorwaarde voldaan.
Als laatste moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van [verdachte] zijn. Ook aan die voorwaarde is voldaan. De straffen en hulp die [verdachte] tot nu toe heeft gehad hebben er niet toe geleid dat zijn gedrag in positieve zin is veranderd en de psychiater, psycholoog, de Raad en [instelling 1] hebben benadrukt dat behandeling nodig is om [verdachte] op het rechte pad te krijgen.
Aan de verschillende voorwaarden om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen is dus voldaan. De ernst van de bij [verdachte] geconstateerde problemen en de ernst van de door hem gepleegde feiten rechtvaardigen op zichzelf ook de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De deskundigen hebben niet geadviseerd om een onvoorwaardelijke PIJmaatregel op te leggen, maar een voorwaardelijke PIJ-maatregel met bijzondere voorwaarden. De rechtbank kan zich vinden in dat advies van de deskundigen. De rechtbank vindt namelijk dat [verdachte] nog een kans verdient om te laten zien dat hij zich positief kan ontwikkelen en zich goed kan gedragen in de maatschappij. Wel vindt de rechtbank dat daarbij bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd. De rechtbank kan zich grotendeels vinden in de bijzondere voorwaarden die door de Raad zijn geadviseerd. De rechtbank zal naast die voorwaarden ook een locatieverbod voor de wijken [.] , [..] en [...] in [plaatsnaam 3] aan [verdachte] opleggen, zoals ook tijdens het schorsingstoezicht gold. De rechtbank verbindt een proeftijd van twee jaar aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De rechtbank vindt dat het opleggen van een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, zoals de advocaat heeft gevraagd, niet voldoende is. Met de deskundigen is de rechtbank het eens dat het belangrijk is dat [verdachte] behandeld wordt. Als de rechtbank enkel een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan [verdachte] oplegt, bestaat de kans dat [verdachte] niet behandeld wordt als hij zich niet aan de voorwaarden houdt. Dat vindt de rechtbank niet wenselijk. Met de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt een behandeling gewaarborgd.
[verdachte] heeft strafbare feiten gepleegd die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De psychiater en de psycholoog hebben de kans dat [verdachte] opnieuw strafbare feiten zal plegen ingeschat als matig tot groot. De rechtbank neemt dat oordeel over. Om die reden beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert € 5.910,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade als gevolg van de onder parketnummer 16.281816.20 bewezenverklaarde feiten.
Namens Dienst Vervoer en Ondersteuning heeft [J] een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 302,50 aan materiële schade als gevolg van de vernieling die onder parketnummer 16.154281.21 ten laste is gelegd.
10.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft de verzochte materiële schadevergoeding nietontvankelijk moet worden verklaard. Hij vindt dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd waar dit geld vandaan komt, terwijl uit het dossier lijkt te volgen dat hij het geld met drugs dealen heeft verdiend.
De officier van justitie vindt dat de immateriële schadevergoeding moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie vindt dat de vordering van Dienst Vervoer en Ondersteuning moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat vindt ook dat benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering voor wat betreft de materiële schade.
De advocaat vindt dat de vordering voor de immateriële schade slechts voor een veel lager bedrag kan worden toegewezen.
De advocaat voert geen verweer over de vordering van Dienst Vervoer en Ondersteuning.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer]
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schade (€ 5.910,-) betreft het bedrag dat van hem is afgenomen toen [verdachte] en zijn medeverdachten zijn gaan pinnen met de pinpas van de benadeelde partij (feit 4). Ondanks dat bewezen is dat [verdachte] en zijn medeverdachten dit bedrag van de benadeelde partij hebben gestolen, zal de rechtbank de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal hierna toelichten waarom.
Uit het dossier blijkt dat er zeer sterke aanwijzingen bestaan dat [slachtoffer] voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten handelde in (hard)drugs. Zo is onder meer gebleken dat [verdachte] en zijn medeverdachten een dealertelefoon van de benadeelde partij hebben afgenomen met daarin een aanzienlijke hoeveelheid contacten, en dat die dealertelefoon door de benadeelde partij werd gebruikt. Indien het afhandig gemaakte geld (deels) afkomstig is van drugshandel, kan sprake zijn van schade aan een niet-rechtmatig belang. Het betreft dan immers een belang dat rechtens geen bescherming verdient, aangezien het dan in feite gaat om een gestolen geldbedrag dat door de benadeelde partij is verkregen met de verboden handel in (hard)drugs. Om te kunnen bepalen of hier sprake van is, zal meer inzicht moeten worden verkregen in de wijze waarop de benadeelde partij het gevorderde geldbedrag heeft verkregen. De beperkte onderbouwing met enkele overschrijvingen op de bankrekening van [slachtoffer] vindt de rechtbank in dit geval onvoldoende, vanwege de eerder genoemde sterke aanwijzingen dat de benadeelde partij in drugs dealde. Nu er meer onderzoek nodig is naar de vraag of de benadeelde partij het gestolen geldbedrag (geheel of deels) op legale wijze heeft verkregen, en zo niet, of dat betekent dat sprake is van schade in een onrechtmatig belang, levert de beoordeling van de gevorderde materiële schade een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
Omdat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen bij de bewezenverklaarde feiten, heeft hij op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding. De rechtbank acht, gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, aan immateriële schadevergoeding een bedrag van € 3.000,- billijk en zal dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2020. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het niettoegewezen deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Hoofdelijke aansprakelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
[verdachte] is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
[verdachte] zal ook hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling. Omdat [verdachte] minderjarig was tijdens het plegen van de feiten, wordt de betalingsverplichting niet aangevuld met gijzeling als hij niet betaalt.
Als [verdachte] het bedrag aan de benadeelde partij betaalt, hoeft hij het bedrag niet meer aan de Staat te betalen. Dat geldt andersom ook. Als één van de mededaders (een deel van) het bedrag aan de benadeelde partij of de Staat betaalt, hoeft [verdachte] dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Dienst Vervoer en Ondersteuning
De rechtbank vindt dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de door [verdachte] gepleegde vernieling en dat [verdachte] aansprakelijk is voor die schade. De vordering zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2021.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van Dienst Vervoer en Ondersteuning aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 302,50 aan materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 april 2021 tot de dag van volledige betaling. Omdat [verdachte] minderjarig was tijdens het plegen van de feiten, wordt de betalingsverplichting niet aangevuld met gijzeling als hij niet betaalt.
Als [verdachte] het bedrag aan de benadeelde partij betaalt, hoeft hij het bedrag niet meer aan de Staat te betalen. Dat geldt andersom ook.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

In het dossier zit ook een vordering van de officier van justitie om een eerder bij arrest van 25 juni 2019 (parketnummer 21-000752-19) aan [verdachte] opgelegde jeugddetentie van drie maanden ten uitvoer te leggen, omdat [verdachte] opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
De officier van justitie en de advocaat verzoeken de vordering af te wijzen.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Zoals bij de oplegging van de straf en maatregel al is uitgelegd, vindt de rechtbank het nu het belangrijkst dat [verdachte] wordt behandeld en ondersteund, zodat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer zal plegen. De tenuitvoerlegging van de jeugddetentie zou dat doorkruisen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 180, 282, 311, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16.281816.20 onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
234 dagen;
- beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht (234 dagen), bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- legt aan verdachte
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigenop;
- beveelt dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
o meewerkt aan behandeling bij [instelling 3] of een soortgelijke instantie, te bepalen daar [instelling 1] , zolang [instelling 1] dit nodig acht;
o zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een positieve dagbesteding (school/werk/sporten);
o meewerkt aan hulpverlening gericht op het verkrijgen van dagbesteding, als en zolang [instelling 1] dit nodig acht (te denken valt aan [......] of een soortgelijke instantie);
o op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboortedatum [1999] , [E] , geboortedatum [1957] , [D] , geboortedatum [2001] en [medeverdachte] geboortedatum [2001] , zolang [instelling 1] dit noodzakelijk acht. De politie ziet toe op handhaving van de contactverboden;
o zich houdt aan een locatiegebod waarbij hij zich zal moeten bevinden op de [adres] , [postcode] in [geboorteplaats] , zolang [instelling 1] dit nodig vindt. Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 respectievelijk 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (behandeling, school, werk en sport), zoals met [instelling 1] jeugdreclassering wordt afgesproken. De verdachte zal meewerken aan controle op deze voorwaarde door middel van elektronische monitoring conform het deeladvies van [instelling 2] . De verdachte mag de woning enkel met toestemming van de jeugdreclassering verlaten;
o zich niet bevindt in de volgende wijken in [plaatsnaam 3] : [.] , [..] en [...] . Zie onderstaande afbeelding:
o zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling te weten [instelling 1] te [plaatsnaam 3] waarbij verdachte (behoudens verlenging) twaalf maanden intensieve begeleiding aanvaardt in het kader van ITB Harde Kern;
- geeft [instelling 1] de opdracht om toe te zien op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het door [instelling 1] uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 3.000,- aan immateriële schade aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2020 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij Dienst Vervoer en Ondersteuning
  • wijst de vordering van Dienst Vervoer en Ondersteuning geheel toe tot een bedrag van € 302,50 aan materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan Dienst Vervoer en Ondersteuning van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Dienst Vervoer en Ondersteuning € 302,50 aan materiële schade aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2021 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21-000752-19
- wijst af de vordering van de officier van justitie.
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.W.B. Snijders Blok, kinderrechter en mr. J. de Bruin, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16.281816.20
1. hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2020 tot en met 30 oktober 2020 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een of meerdere (onbekend(e)) geldbedrag(en) en/of een (dealer)telefoon met daarop klantgegevens en/of een of meerdere (huis)sleutel(s) en/of een pinpas en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] , (in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)), heeft/hebben weggenomen terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] in zijn, [slachtoffer] , auto zat, (met kracht) op het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen/slaan en/of (met kracht) tegen het lichaam te trappen/schoppen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] uit die auto te trekken en/of die auto in de greppel te rijden en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] , tegens [slachtoffer] wil, in een andere auto te trekken/zetten en/of die [slachtoffer] mee te nemen en/of
  • (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] vast te binden/boeien met een kabel/snoer, althans een soortgelijk voorwerp, en/of met een handdoek, althans een soortgelijk voorwerp, het hoofd van die [slachtoffer] te bedekken en/of af te schermen en/of
  • (vervolgens) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij geld moest afgeven en/of (terwijl) die [slachtoffer] (met kracht) op het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen/slaan en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] naar de woning van [E] , gelegen aan de [adres] , te brengen en/of (terwijl) die [slachtoffer] vast te houden en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] daar, in voornoemde woning, een of meerdere uren tegen [slachtoffer] wil vast te houden en/of
  • (terwijl) die [slachtoffer] te mishandelen door die [slachtoffer] een of meerdere ke(e)r(en) (met kracht) op het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan, al dan niet met een hamer, en/of een of meerdere ke(e)r(en) (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, te schoppen/trappen en/of
  • tegen die [slachtoffer] (dreigend) te zeggen/te roepen dat als hij niet zou luisteren hij/zij de hond op hem af zou(den) sturen en/of
  • (terwijl) zijn, [slachtoffer] , schoenen uit te trekken en/of (vervolgens) een gasbrander bij/in de buurt van zijn, [slachtoffer] , voeten te houden en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij en/of zijn mededader(s) met de gasbrander langs zijn, [slachtoffer] , voeten zou(den) gaan, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
  • stekende bewegingen te maken met een mes/puntig en/of scherp voorwerp richting (het lichaam van) die [slachtoffer] en/of een mes/puntig en/of scherp voorwerp tegen de borst en/of buik, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] te houden/te duwen en/of
  • (terwijl) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat die [slachtoffer] moet betalen en/of zijn, [slachtoffer] , telefoon en/of (huis)sleutel(s) en/of horloge en/of pinpas en/of (inlog)gegevens van zijn bank(en) moet afstaan en/of (vervolgens) zijn, [slachtoffer] , telefoon en/of (huis)sleutels en/of een horloge en/of een pinpas en/of een onbekend geldbedrag van die [slachtoffer] af te pakken en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] uit voornoemde woning mee te nemen en/of (daarbij) die [slachtoffer] vast te houden en/of het hoofd van die [slachtoffer] te bedekken met een handdoek, althans een soortgelijk voorwerp, en/of de handen van die [slachtoffer] vast te binden/boeien met een kabel/snoer, althans een soortgelijk voorwerp en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] mee te nemen naar een of meerdere locatie(s), waaronder de woning van de vader en/of de stiefmoeder van die [slachtoffer] zodat verdachte en/of zijn mededader(s) daar geld kon(den) wegnemen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 sub/ahf 2 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2020 tot en met 30 oktober 2020 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of zijn mededader(s) wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer] met geweld en/of bedreiging met geweld heeft/hebben gedwongen tot afgifte van een of meer (onbekend(e)) geldbedrag(en) en/of een (dealer)telefoon met daarop klantgegevens en/of een of meerdere (huis)sleutel(s) en/of een pinpas en/of horloge en/of (inlog)gegevens van (een) bank(en), in elk geval enig goed en/of gegevens, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
  • die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] in zijn, [slachtoffer] , auto zat, (met kracht) op het hoofd en/of tegen het lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen en/of (met kracht) tegen het lichaam heeft/hebben getrapt/geschopt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] uit die auto heeft/hebben getrokken en/of die auto in de greppel heeft/hebben gereden en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] , tegens [slachtoffer] wil, in een andere auto heeft/hebben getrokken/gezet en/of die [slachtoffer] mee heeft/hebben genomen en/of
  • (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden/geboeid met een kabel/snoer, althans een soortgelijk voorwerp, en/of met een handdoek, althans een soortgelijk voorwerp, het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben bedekt en/of afgeschermd en/of
  • (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij geld moest afgeven en/of (terwijl) die [slachtoffer] (met kracht) op het hoofd en/of tegen het lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] naar de woning van [E] , gelegen aan de [adres] , heeft/hebben gebracht en/of (terwijl) die [slachtoffer] heeft/hebben vastgehouden en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] daar, in voornoemde woning, een of meerdere uren tegen [slachtoffer] wil heeft/hebben vastgehouden en/of
  • (terwijl) die [slachtoffer] heeft/hebben mishandeld door die [slachtoffer] een of meerdere ke(e)r(en) (met kracht) op het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan, al dan niet met een hamer, en/of een of meerdere ke(e)r(en) (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, te schoppen/trappen en/of
  • tegen die [slachtoffer] (dreigend) heeft/hebben gezegd/geroepen dat als hij niet zou luisteren hij/zij de hond op hem af zou(den) sturen en/of
  • (terwijl) zijn, [slachtoffer] , schoenen heeft/hebben uitgetrokken en/of (vervolgens) een gasbrander bij/in de buurt van zijn, [slachtoffer] , voeten heeft/hebben houden en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij en/of zijn mededader(s) met een gasbrander langs zijn, [slachtoffer] , voeten zou(den) gaan, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
  • stekende bewegingen heeft gemaakt met een mes/puntig en/of scherp voorwerp richting (het lichaam van) die [slachtoffer] en/of een mes/puntig en/of scherp voorwerp tegen de borst en/of buik, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gehouden/geduwd en/of
  • (terwijl) die [slachtoffer] heeft/hebben gevraagd zijn, [slachtoffer] , telefoon en/of (huis)sleutel(s) en/of een pinpas en/of horloge en/of (inlog)gegevens van zijn bank(en) af te staan/te geven en/of een of meer (onbekend(e)) geldbedragen af te geven, waarna die [slachtoffer] zijn, [slachtoffer] , telefoon en/of (huis)sleutel(s) en/of pinpas en/of horloge en/of (inlog)gegevens van zijn bank(en) aan verdachte en/of zijn mededader(s) heeft afgestaan/gegeven en/of een of meer (onbekend(e)) geldbedragen heeft afgegeven en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] uit voornoemde woning heeft/hebben meegenomen en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft/hebben vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben bedekt met een handdoek, althans een soortgelijk voorwerp, en/of de handen van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden/geboeid met een kabel/snoer, althans een soortgelijk voorwerp, en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben meegenomen naar een of meerdere locatie(s), waaronder de woning van de vader en/of de stiefmoeder van die [slachtoffer] , zodat die [slachtoffer] geld kon ophalen en/of dat geld aan verdachte en/of zijn mededaders kon afgeven;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen, kleding en/of parfum en/of een Playstation, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de (huis)sleutel van die [slachtoffer] , tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, zichzelf en/of zijn mededader(s) toegang te verschaffen tot de woning van die [slachtoffer] , waar voornoemd goed(eren) aanwezig/opgeborgen was waren;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3. hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2020 tot en met 30 oktober 2020 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] in zijn, [slachtoffer] , auto zat, (met kracht) op het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen/slaan en/of (met kracht) tegen het lichaam te trappen/schoppen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] uit die auto te trekken en/of
  • die [slachtoffer] , tegen [slachtoffer] wil, in een andere auto te zetten en/of mee te nemen en/of
  • (vervolgens) de handen van die [slachtoffer] vast te binden/boeien met een kabel/snoer en/of met een handdoek, althans een soortgelijk voorwerp, het hoofd van die [slachtoffer] te bedekken en/of af te schermen en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] mee te nemen naar de woning van [E] , gelegen aan de [adres] , en/of (terwijl) die [slachtoffer] vast te houden en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] daar, in voornoemde woning, een of meerdere uren vast te houden en/of
  • (terwijl) die [slachtoffer] te mishandelen door hem een of meerdere ke(e)r(en) (met kracht) op het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan, al dan niet met een hamer, en/of een of meerdere ke(e)r(en) (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam, te schoppen/trappen en/of
  • tegen die [slachtoffer] (dreigend) te zeggen/te roepen dat als hij niet zou luisteren hij/zij de hond op hem af zou(den) sturen en/of
  • (terwijl) zijn, [slachtoffer] , schoenen uit te trekken en/of (vervolgens) een gasbrander bij/in de buurt van zijn, [slachtoffer] , voeten te houden en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij en/of zijn mededader(s) met de gasbrander langs zijn, [slachtoffer] , voeten zou(den) gaan, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
  • stekende bewegingen te maken met een mes/puntig en/of scherp voorwerp richting (het lichaam van) die [slachtoffer] en/of een mes/puntig en/of scherp voorwerp tegen de borst en/of buik, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] te houden/te duwen en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] uit voornoemde woning mee te nemen en/of (daarbij) die [slachtoffer] vast te houden en/of het hoofd van die [slachtoffer] te bedekken met een handdoek, althans een soortgelijk voorwerp, en/of de handen van die [slachtoffer] vast te binden/te boeien met een kabel/snoer, althans een soortgelijk voorwerp, en/of
  • (vervolgens) die [slachtoffer] mee te nemen naar een of meerdere locatie(s), waaronder de woning van de vader en/of de stiefmoeder van die [slachtoffer] ;
(art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4. hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Utrecht en/of Doesburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen meerdere malen, althans eenmaal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen (een) (diverse) geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 5.910 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer] , terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel te weten door een of meerdere geldbedrag(en) te pinnen/op te nemen uit (een) geldautomat(en) door middel/met behulp van het gebruik van een of meerdere pinpas(sen) en/of pincode(s) (welke aan [slachtoffer] toebehoorde(n)), en tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededaders, niet gerechtigd was/waren;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
16.154281.21
1. hij op of omstreeks 6 mei 2021 te Utrecht, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten
  • [verbalisant 4] , politieambtenaar bij de eenheid Midden-Nederland, en/of
  • [verbalisant 6] , politieambtenaar bij de eenheid Midden-Nederland,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte en/of (vervolgens) het vervoer van verdachte naar het politiebureau voor verhoor, door, terwijl hij, verdachte, door die [verbalisant 4] en/of die [verbalisant 6] werd vastgehouden,
  • meermalen, althans eenmaal, (met kracht) bewegingen in de tegengestelde, althans een andere richting dan waarin die [verbalisant 4] en/of die [verbalisant 6] hem, verdachte, begeleidde(n) te maken en/of
  • (daarbij) meermalen, althans eenmaal, zijn, verdachtes, pas (plotseling) te versnellen, waarbij hij, verdachte, zichzelf los probeerde te trekken uit de grip van die [verbalisant 4] en/of die [verbalisant 6] ;
( art 180 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 7 april 2021 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] , althans in België, opzettelijk en wederrechtelijk een enkelband met transponder (type Buddi), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Dienst Vervoer en Ondersteuning (onderdeel van Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid), in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met documentcode 210108.0905.20230 van 13 januari 2021, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, District Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 404. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 1.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 2.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 3.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 2.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 3.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 4.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 5.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 6.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 9.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris van 20 mei 2021.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris van 20 mei 2021.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 6.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 7.
15.Bijlagen bij Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met nummer 202103080819.10687, los opgenomen in het dossier, p. 14-20.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [E] , p. 283.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [E] , p. 282.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 146-147.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70.
21.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , p. 71-73.
22.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , p. 71.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 73
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 79
25.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 154-155.
27.Eigen waarneming van de rechtbank.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 81-82.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 81-82.
30.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2021139814 van 6 mei 2021, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, District Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 42. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 8.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3-4.
35.Een geschrift, te weten: een aangifte, p. 13-14.
36.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.