ECLI:NL:RBMNE:2021:5771

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
16.214285.20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en dwang tot ontuchtige handelingen door verdachte tegen (ex-)partner

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zijn (ex-)partner heeft mishandeld en gedwongen om naaktfoto's van haar te maken en zichzelf te bevredigen. De verdachte is geboren in 1978 en woonachtig in Nederland. De rechtszaak vond plaats op 8 juni 2021, waarbij de verdachte aanwezig was, wat resulteerde in een vonnis op tegenspraak. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van meerdere strafbare feiten, waaronder het maken van naaktfoto's zonder toestemming en het dwingen van de partner tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie bevoegd was om de verdachte te vervolgen.

De rechtbank heeft de bewijsstukken en verklaringen van zowel de verdachte als de aangeefster zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet stiekem foto's had gemaakt, maar dat hij wel een situatie had gecreëerd waarin de aangeefster niet in staat was om het maken van de foto's te voorkomen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte de aangeefster had gedwongen om toe te staan dat er naaktfoto's van haar werden gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte de aangeefster op 25 september 2019 heeft mishandeld en haar heeft gedwongen tot het plegen van een ontuchtige handeling door haar te dwingen zichzelf te bevredigen onder bedreiging met geweld.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 150 uren. Tevens is er een schadevergoeding van € 2.000,- toegewezen aan de aangeefster voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.214285.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 8 juni 2021. Verdachte was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. A.Y. Bleeker en de officier van justitie mr. T. Tanghe.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
tussen 16 en 23 augustus 2019 in [plaatsnaam 1] of [plaatsnaam 2] stiekem naaktfoto’s heeft gemaakt van [slachtoffer] (
primair), dan wel [slachtoffer] heeft gedwongen om toe te laten dat naaktfoto’s van haar werden gemaakt (
subsidiair);
op 24 september 2019 in Amersfoort [slachtoffer] heeft mishandeld door in haar armen te knijpen;
op 25 september 2019 in Amersfoort [slachtoffer] heeft aangerand door haar te dwingen zichzelf te bevredigen (
primair), dan wel [slachtoffer] heeft gedwongen zichzelf te bevredigen (
subsidiair).

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
3.1
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard, omdat het onderdeel ‘zichzelf bevredigen’ zoals ten laste gelegd onder feit 3 primair en subsidiair onvoldoende feitelijk is.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat ‘zichzelf bevredigen’ voldoende feitelijk is, gezien ook de context waarbinnen hierover is verteld door aangeefster en verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt net als de officier van justitie dat ‘zichzelf bevredigen’ voldoende feitelijk is, zeker nu uit het dossier duidelijk blijkt waarover door verdachte en aangeefster gesproken wordt.
Aan alle voorvragen is voldaan: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie vindt dat bij feit 3 sprake is van aanranding (het primair ten laste gelegde). Volgens de officier van justitie was er voldoende interactie tussen verdachte en aangeefster waardoor aangeefster werd gedwongen om zichzelf te bevredigen.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit. Volgens verdachte was het in de relatie tussen hem en aangeefster normaal om foto’s te maken. Hij heeft dat niet stiekem gedaan en aangeefster ook niet gedwongen dat te ondergaan. Over het derde ten laste gelegde feit heeft de advocaat het volgende opgemerkt. Volgens de advocaat heeft verdachte niet het mes gepakt en de deuren op slot gedaan om aangeefster te bedreigen. Aangeefster had zelf daarnaast ook sleutels van de woning en had de woning kunnen verlaten. Tot slot heeft verdachte de telefoon niet kapot gemaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde. Artikel 139f van het Wetboek van Strafrecht is geschreven voor situaties waarbij stiekem wordt gefilmd of stiekem een foto wordt gemaakt. Het is echter niet zo dat iedere foto die zonder toestemming wordt gemaakt onder het bereik van dit artikel valt. Met name is hier geen sprake van het maken van foto’s hetzij met een verborgen camera hetzij op andere listige wijze. Verdachte heeft op een normale wijze gebruik gemaakt van zijn telefoon om foto’s te maken. Verder heeft verdachte aangegeven dat hij direct gestopt is met het maken van foto’s toen aangeefster aangaf dat zij niet wilde dat er foto’s van haar werden gemaakt. Om die reden vindt de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat verdachte stiekem foto’s van aangeefster aan het maken was op een manier zoals strafbaar gesteld in artikel 139 f van het Wetboek van Strafrecht.
Subsidiair tenlastegelegde
[slachtoffer] heeft op 4 oktober 2019 aangifte gedaan bij de politie. Zij verklaarde dat zij van 16 tot 23 augustus op vakantie was met verdachte en hun dochter. Enkele maanden daarvóór had aangeefster tegen verdachte gezegd dat zij de relatie wilde verbreken. Op de een-na-laatste dag van de vakantie was aangeefster behoorlijk aangeschoten. Zij is toen samen met verdachte naar het vakantiehuisje gegaan. Verdachte heeft haar vervolgens helemaal uitgekleed en op bed gelegd. Daarna heeft hij foto’s van haar gemaakt. Zij kreeg dat pas door toen zij klikgeluiden hoorde. Toen zij dat hoorde, heeft ze gezegd dat zij dat niet wilde. [2]
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat aangeefster op de een-na-laatste dag van de vakantie dronken was. Hij heeft haar naar het huisje gebracht en uitgekleed. Daarna heeft hij haar op bed gelegd. Toen heeft hij foto’s van aangeefster genomen. [3]
In een telefoongesprek met politieagent [verbalisant] verklaarde [slachtoffer] dat zij met verdachte op vakantiepark [naam vakantiepark] was geweest. Toen verbalisant [verbalisant] dat vakantiepark op Google opzocht, zag zij dat het vakantiepark in [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] ligt. [4]
Interpretatie van de bewijsstukken
Uit de bewijsstukken leidt de rechtbank het volgende af. Toen aangeefster dronken was, heeft verdachte haar naar huis gebracht, uitgekleed en op bed gelegd. Daarna heeft hij foto’s van haar gemaakt. De rechtbank vindt dat verdachte daarmee een situatie heeft gecreëerd waarin het voor aangeefster onmogelijk was om het maken van de foto’s te voorkomen. Dat had verdachte – gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden – ook moeten begrijpen. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte door zo te handelen aangeefster heeft gedwongen om toe te staan (te dulden) dat er naaktfoto’s van haar werden gemaakt.
Feit 2
Verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij dit feit – voor zover bewezen verklaard door de rechtbank – heeft gepleegd. De advocaat heeft de rechtbank ook niet verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
- de aangifte door [slachtoffer] van 4 oktober 2019 [5] ;
- de verklaring van verdachte op de zitting [6] .
Feit 3
[slachtoffer] heeft op 4 oktober 2019 aangifte gedaan bij de politie. Zij verklaarde dat verdachte op 25 september 2019 boos op haar werd, omdat zij een foto van een jongen op Facebook had geliket. Verdachte pakte toen haar telefoon af. Hij haalde daarna een groot vleesmes uit de keuken en zei dat hij haar telefoon zou vernielen als zij de code van de telefoon niet gaf. Daarna deed verdachte alle deuren van hun woning op slot. Hij zei toen dat zij naar de slaapkamer moest lopen en dat als zij dat niet wilde, hij haar zou dragen. Boven zei verdachte tegen aangeefster dat zij zich moest uitkleden. Aangeefster zei dat ze dat niet wilde, maar toen begon verdachte aan haar kleren te trekken. Op dat moment was zij zo bang dat verdachte geweld tegen haar zou gebruiken dat zij zich heeft uitgekleed. Toen zei verdachte dat zij zich moest bevredigen. Uit angst voor verdachte heeft ze dat gedaan. Terwijl ze dat deed zag ze dat verdachte het met zijn telefoon filmde. [7]
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op de avond van 25 september 2019 kwaad was op aangeefster. Hij heeft een mes gepakt en boven haar telefoon gehouden. Hij verklaarde dat hij daarna de deuren op slot heeft gedaan, omdat hij ging slapen. In de slaapkamer heeft aangeefster zich uitgekleed. Hij zei toen: “wil je likes hebben? Dan film ik je, zet ik je online”. Hij verklaarde ook dat hij denkt dat zij het deed omdat ze bang was. Hij deed het uit boosheid. [8]
Interpretatie van de bewijsstukken
De rechtbank stelt voorop dat van dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen zoals wordt bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht ook sprake kan zijn als geen lichamelijke aanraking tussen de verdachte en het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Of de gedragingen van een verdachte in zo’n geval het dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen opleveren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling daarvan komt in het bijzonder betekenis toe aan het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre tussen de verdachte en het slachtoffer enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden.
In dit geval was verdachte boos op aangeefster, omdat zij – volgens verdachte zelf – een ander zou hebben. Hij heeft toen een mes gepakt, de deuren op slot gedaan en tegen aangeefster gezegd dat zij naar boven moest gaan, waar hij vervolgens tegen haar heeft gezegd dat ze zich moest bevredigen. Alhoewel verdachte iets anders dan aangeefster heeft verklaard over het op slot doen van de deuren en het naar boven gaan, heeft de rechtbank geen reden om aan dit deel van de verklaring van aangeefster te twijfelen. Haar verklaring is namelijk gedetailleerd en concreet en wordt op bijna alle onderdelen ondersteund door de verklaring van verdachte. Dat verdachte de deuren niet op slot heeft gedaan om een dreigende situatie te creëren maar omdat hij naar bed ging, vindt de rechtbank gelet op de context van de situatie niet aannemelijk.
Verdachte heeft door een mes te pakken, de deuren op slot te doen, aangeefster mee naar boven te nemen en daar te zeggen dat zij zich uit moest kleden en zich moest bevredigen, een zeer bedreigende situatie voor aangeefster gecreëerd. Die situatie en de interactie vanuit verdachte was voor aangeefster zo dreigend, dat zij geen andere mogelijkheid zag dan te doen wat verdachte zei. De rechtbank is daarom van oordeel dat het handelen van verdachte onder het bereik van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht valt en verklaart dus bewezen dat verdachte aangeefster heeft aangerand door haar te dwingen zichzelf te bevredigen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. in de periode gelegen tussen 16 augustus 2019 tot en met 23 augustus 2019 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] , [slachtoffer] , door enige feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, immers heeft verdachte van die [slachtoffer] naaktfoto's gemaakt, en bestaande die feitelijkheden uit het
- uitkleden van en vervolgens naakt op bed leggen van die [slachtoffer] en
- gebruik maken van het feit dat die [slachtoffer] onder invloed was van alcohol;
2. op 25 september 2019 te [plaatsnaam 3] [slachtoffer] heeft mishandeld door in haar armen te knijpen;
3. op 25 september 2019 te [plaatsnaam 3] , door een feitelijkheid en bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen van een ontuchtige handeling, te weten het zichzelf bevredigen, en bestaande die feitelijkheid en bedreiging met geweld uit het
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] en
- afsluiten van de deuren van de woning en
- het filmen (met zijn telefoon) van die [slachtoffer] en
- voor die [slachtoffer] doen ontstaan van een zodanige bedreigende situatie waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te dulden;
mishandeling;
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte ernstige feiten heeft gepleegd. Hij neemt bij zijn eis ook mee dat bij het plegen van feit 3 sprake was van vrijheidsberoving en diefstal, doordat verdachte de deuren op slot had gedaan en de telefoon van aangeefster heeft weggenomen. Aan de andere kant houdt de officier van justitie rekening met het tijdsverloop.
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt dat aan verdachte maximaal een taakstraf moet worden opgelegd. Een veroordeling zal invloed hebben op het verkrijgen van een VOG (Verklaring Omtrent Gedrag) en dus mogelijk op zijn baan. Verdachte heeft spijt van wat hij heeft gedaan en heeft ook zijn excuses aan aangeefster aangeboden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf van 150 uren en een gevangenisstraf van één dag op. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zijn (ex-)partner mishandeld, haar gedwongen toe te staan dat hij naaktfoto’s van haar maakte en haar gedwongen om zichzelf te bevredigen. Daarmee heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangeefster. Bij de aanranding van aangeefster heeft verdachte een heel beangstigende situatie voor aangeefster gecreëerd, waar zij nu nog steeds last van heeft. Dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Bij de door verdachte gepleegde feiten vindt de rechtbank een forse taakstraf of een kortdurende gevangenisstraf passen. Dat neemt zij dan ook als uitgangspunt bij het bepalen van de straf.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij eerder door de strafrechter is veroordeeld. Aangezien die veroordeling op een ander soort feit ziet en al lang geleden is, heeft dat geen invloed op het bepalen van de straf.
Advies van de reclassering
Verdachte heeft gesprekken gevoerd met [A] van de reclassering. [A] heeft een rapport over verdachte geschreven.
De reclassering schat de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen in als laag. Daarnaast is verdachte stabiel en zelfredzaam. De reclassering vindt het dan ook niet nodig dat verdachte begeleid wordt door de reclassering of op een andere manier hulp krijgt en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Uit de rapportage van de reclassering volgt verder dat het contact dat aangeefster en verdachte omwille van hun dochter onderhouden goed is. Er is sprake van een omgangsregeling.
8.3.3
Conclusie
Alles afwegend vindt de rechtbank een taakstraf van 150 uren passend en geboden. Vanwege het taakstrafverbod – dat de rechtbank verbiedt om in dit geval alleen een taakstraf op te leggen – legt de rechtbank daarnaast één dag gevangenisstraf aan verdachte op. Een langere gevangenisstraf of hogere taakstraf vindt de rechtbank vanwege het tijdsverloop niet passend.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert een bedrag van € 2.000,-. Dat bedrag bestaat uit immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering moet worden toegewezen, verhoogd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat verzoekt een lager bedrag toe te kennen dan is gevorderd, aangezien het gevorderde bedrag in vergelijking met andere zaken hoog is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade (onder andere) voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Aanranding en dwang zoals zich in onderhavig geval hebben voorgedaan vormen een ernstige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke en psychische integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat dit leidt tot (ernstige) psychische gevolgen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom sprake van een aantasting in de persoon als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
[slachtoffer] heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De rechtbank vindt – mede gelet op bedragen die in andere zaken worden toegekend – een bedrag van € 2.000,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 mei 2021 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 mei 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22b, 22c, 57, 246, 284 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2021;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] ;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2021, aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling van 30 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode gelegen tussen 16 augustus 2019 tot en met 23 augustus 2019 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer] , aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een vakantiewoning, gelegen op het vakantiepark [naam vakantiepark] , een afbeelding heeft vervaardigd;
( art 139f Wetboek van Strafrecht )subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in de periode gelegen tussen 16 augustus 2019 tot en
met 23 augustus 2019 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] , in elk geval in Nederland, meermalen,
althans eenmaal (telkens) een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft verdachte van die [slachtoffer] naakt foto's gemaakt, en bestaande het geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) uit het
- uitkleden van en/of (vervolgens) naakt op bed leggen van die [slachtoffer] en/of
- gebruik maken van het feit dat die [slachtoffer] onder invloed was van alcohol;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 25 september 2019 te Amersfoort [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal in de arm(en) te knijpen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3. hij op of omstreeks 25 september 2019 te Amersfoort, door geweld of een andere
feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het zichzelf bevredigen, en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit het
- tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] en/of
- kapot maken van de telefoon van die [slachtoffer] met een mes en/of
- afsluiten van de (deuren in/van de) woning en/of
- het filmen (met zijn telefoon) van die [slachtoffer] en/of
- voor die [slachtoffer] doen ontstaan van een zodanige (bedreigende) situatie waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2019 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het zichzelf bevredigen, en bestaande het geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) uit het
- tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] en/of
- kapot maken van de telefoon van die [slachtoffer] met een mes en/of
- afsluiten van de (deuren in/van de) woning en/of
- het filmen (met zijn telefoon) van die [slachtoffer] en/of
- voor die [slachtoffer] doen ontstaan van een zodanige (bedreigende) situatie waaraan die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken;
( art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2019288434 van 14 juli 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 19. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 6.
3.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
4.Proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2019288434-8.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 6.
6.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 6.
8.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.