ECLI:NL:RBMNE:2021:5769

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
16-270561-20; 18-286137-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vernieling, schending eerbaarheid, belediging ambtenaar en diefstal

Op 19 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder vernieling, schending van de eerbaarheid, belediging van een ambtenaar en diefstal. De verdachte, geboren in 1978 en momenteel gedetineerd, was niet aanwezig tijdens de zitting op 5 januari 2021, maar zijn advocaat, mr. J.M. van Dam, vertegenwoordigde hem. De officier van justitie, mr. C.A. Zijlstra, beschuldigde de verdachte van het stelen van goederen uit een winkel in Groningen en het onbruikbaar maken van een politiecel in Amersfoort, evenals het beledigen van een politieagent en het tonen van zijn geslachtsdeel in het openbaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen. De rechtbank heeft de bewijsstukken beoordeeld, waaronder aangiften van slachtoffers en verklaringen van verbalisanten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de diefstal van blikken bier, waarvan hij werd vrijgesproken.

De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel van twee jaar op, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een stelselmatige dader was en dat de ISD-maatregel noodzakelijk was voor zowel de bescherming van de maatschappij als voor de behandeling van de verdachte. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de politie Midden-Nederland, tot schadevergoeding van € 61,13 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig verklaard voor de andere feiten, maar geen straf opgelegd voor de belediging en schending van de eerbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/270561-20; 18/286137-19 (gev. ttz)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1978] in [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 5 januari 2021. Verdachte was niet bij de zitting aanwezig. Zijn advocaat, mr. J.M. van Dam, heeft aangegeven dat hij uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd is om namens hem het woord te voeren, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van de advocaat van verdachte mr. J.M. van Dam en de officier van justitie mr. C.A. Zijlstra.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlasteleggingen, die als bijlage zijn gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
16/270561-20
op 27 oktober 2020 in Amersfoort een politiecel onbruikbaar heeft gemaakt, door daarin te plassen;
op 27 oktober 2020 in Amersfoort de eerbaarheid heeft geschonden, door zijn geslachtsdeel aan mensen te tonen;
op 27 oktober 2020 in Amersfoort politieagent [verbalisant 1] heeft beledigd door te zeggen: “je bent een kankermongool”;
18/286137-19
op 29 november 2019 bij de [naam winkel] in Groningen flessen port, een broodje, een burger, gyros en bier heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Zij vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal van blikken bier bij de [naam winkel] .
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal van de blikken bier en ook van schennis van de eerbaarheid. Volgens de advocaat is het namelijk mogelijk dat aangeefster [B] een andere man heeft gezien dan de man die later door de politie is aangehouden. Het signalement dat [B] heeft gegeven is heel beknopt en komt ook niet volledig overeen met het signalement van verdachte, aldus de advocaat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16/270561-20 [1]
Feit 1
Op 27 oktober 2020 deed [A] namens Politie Midden-Nederland aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat verdachte op diezelfde dag werd ingesloten in ophoudkamer [.] op het politiebureau in [plaatsnaam 2] . [A] zag op de camerabeelden dat verdachte in zijn cel stond te urineren. In de cel zag hij urine op de vloer liggen. [2]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft verdachte op 27 oktober 2020 ingesloten in de cel. Zij zag toen dat de cel schoon was. Toen zij later bij verdachte ging kijken, zag zij dat de vloer van de cel nat was en rook zij een urinelucht. [3]
Feit 2
Op 27 oktober 2020 deed [B] aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij diezelfde dag rond 15.25 uur op de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 2] een man zag staan. De man had een onverzorgd uiterlijk. Hij deed toen zijn broek los en vervolgens naar beneden en haalde zijn geslachtsdeel uit zijn broek. Ze zag dat hij niet naar haar keek toen hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek haalde, maar interesse had voor een auto die langs kwam rijden. De man was aan het schreeuwen. [4]
Op 27 oktober 2020 rond 14.42 uur kregen verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 1] en [verbalisant 4] een melding dat een verwarde man rondliep bij het winkelcentrum [naam winkelcentrum] in [plaatsnaam 2] . Dat winkelcentrum is gevestigd aan de [straatnaam 1] in [plaatsnaam 2] . De man had het volgende signalement:
  • blanke onverzorgde man;
  • witte kleding met zwarte jas;
  • leeftijd rond de 50 jaar;
  • lang en slank van postuur;
  • bruin haar, kalend bovenop;
  • mondkapje op.
In het winkelcentrum [naam winkelcentrum] werden de verbalisanten aangesproken door [B] . Zij vroeg of de verbalisanten een verwarde man zochten en vertelde dat een man zojuist zijn geslachtsdeel had laten zien. Mevrouw [B] vertelde de verbalisanten dat de man in de richting van de [straatnaam 2] was gelopen. Verbalisant [verbalisant 2] zag op de [straatnaam 2] een man lopen die voldeed aan het hierboven genoemde signalement. De man was onvast ter been en was aan het schreeuwen. [5]
Interpretatie van de bewijsstukken
De rechtbank stelt op grond van de hierboven besproken bewijsstukken het volgende vast. Om 14.42 uur krijgt de politie een melding dat een verwarde man rondloopt bij winkelcentrum [naam winkelcentrum] op de [straatnaam 1] . De melder geeft dan ook een signalement door. Ongeveer 45 minuten later ziet aangeefster [B] een verwarde man op de [straatnaam 1] staan die zijn geslachtsdeel laat zien. [B] vertelt daarna aan de politie welke kant die man is opgelopen, namelijk in de richting van de [straatnaam 2] . Op de [straatnaam 2] wordt vervolgens een verwarde man aangetroffen die voldoet aan het signalement van de eerste melding. Die man was aan het schreeuwen.
De rechtbank is van oordeel dat de verwarde man die de politie schreeuwend op de [straatnaam 2] aantrof (verdachte), ook de verwarde, schreeuwende man is die zijn geslachtsdeel heeft laten zien in tegenwoordigheid van aangeefster [B] . Verdachte is immers kort na het incident in de staat die aangeefster had beschreven, aangetroffen op de plek die aangeefster de verbalisanten had aangewezen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de eerbaarheid heeft geschonden door zijn geslachtsdeel aan [B] en eventuele andere aanwezigen te laten zien.
Feit 3
Toen verbalisant [verbalisant 1] met verdachte op vervoer naar het politiebureau stond te wachten, hoorde hij dat verdachte schreeuwde: “je bent een kankermongool”. Er stond een aantal mensen naar hen te kijken. [verbalisant 1] voelde zich door de uiting van verdachte in zijn eer en goede naam aangetast. [6]
18/286137-19 [7]
Op 29 november 2019 deed [C] namens [naam winkel] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op die dag werd aangesproken door een klant. Die klant vertelde dat een andere klant zonder te betalen de winkel verliet. [8] Aangever [C] heeft verdachte toen aangehouden. Na zijn aanhouding heeft verdachte de volgende goederen onder zijn kleding tevoorschijn gehaald [9] : een Calvé broodje Unox, een Veggie Chef piri piri burger, Veggie Chef reepjes gyros en een fles port. [10]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft de camerabeelden van de [naam winkel] van 29 november 2019 bekeken. Hij herkende verdachte op de beelden. Hij zag dat verdachte producten, waaronder gekoelde producten en een fles, uit de schappen pakte en die in zijn jas stopte. [11]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16/270561-20
1. op 27 oktober 2020 te [plaatsnaam 2] opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudcel die aan politie Eenheid Midden Nederland toebehoorde onbruikbaar heeft gemaakt;
2. op 27 oktober 2020 te [plaatsnaam 2] de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op de [straatnaam 1] , door zijn broek te laten zakken en zijn geslachtsdeel te tonen aan [B] en/of overige aanwezige perso(o)n(en);
3. op 27 oktober 2020 te [plaatsnaam 2] opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , aspirant bij politie Eenheid Midden Nederland, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je bent een kankermongool";
18/286137-19
op 29 november 2019 te [plaatsnaam 1] een fles port, een Calve broodje Unox, een Veggie Chef piri piri burger en reepjes gyros die aan het winkelbedrijf de [naam winkel] BV toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
16/270561-20
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
18/286137-19
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat er een einde moet komen aan de overlastgevende strafbare feiten die verdachte pleegt. Zij denkt dat een langdurig kader nodig is om verdachte op de goede rit te krijgen. Zij vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt primair om de zaak aan te houden, zodat onderzocht kan worden of verdachte in aanmerking komt voor een zorgmachtiging. Dat is volgens de advocaat namelijk de meest passende oplossing in deze zaak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf of maatregel rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar sancties die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte de ISD-maatregel op. Hieronder legt de rechtbank uit waarom zij dit doet.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling, schennis van de eerbaarheid, belediging van een politieagent en winkeldiefstal. Die feiten bezorgen de slachtoffers en de samenleving veel overlast. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij eerder door de strafrechter is veroordeeld. Hij is in de afgelopen vijf jaren al zes keer veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten, waaronder veel diefstallen.
Nu verdachte na al vaak te zijn veroordeeld opnieuw meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, acht de rechtbank een lange, onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende sanctie in beginsel passend.
Adviezen van de reclassering
[D] , reclasseringswerker, heeft een rapport over verdachte geschreven. De reclassering geeft aan dat verdachte als zeer actieve veelpleger last heeft van psychische problematiek en een hardnekkige alcoholverslaving. Hij is structureel dak- en thuisloos. Verdachte is ook een zorgmijder. De reguliere GGZ heeft geen grip op verdachte, gelet op het feit dat hij zich in 2019 heeft onttrokken aan (de rechtbank begrijpt: de voorloper van) een zorgmachtiging in aansluiting op een eerdere opgelegde ISD-maatregel. De reclassering denkt daarom dat het opleggen van interventies in een ambulant kader niet haalbaar is. Opnieuw een zorgmachtiging opleggen vindt de reclassering ook geen optie, aangezien verdachte bij vrijheden vrijwel meteen weer uit beeld verdwijnt. De reclassering denkt dat diagnostiek en klinische behandeling noodzakelijk is om van daaruit te resocialiseren en stabiel in de maatschappij te kunnen functioneren en zo ook de kans op herhaling van strafbare feiten te verkleinen. Daarvoor is volgens de reclassering een langdurige behandeling nodig. Volgens de reclassering biedt alleen een ISD-maatregel daar het juiste kader voor.
8.3.3
ISD-maatregel?
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan. Uit het strafblad blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en de feiten begaan zijn na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verder dient er, zoals blijkt uit het hiervoor besproken advies, ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Daarnaast eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst van en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbare Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is immers meerderjarig en zag over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug gerekend vanaf de pleegdatum van de feiten waarvoor verdachte thans wordt veroordeeld.
Verdachte voldoet dan ook zowel aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel als aan de beleidslijnen die het Openbaar Ministerie hanteert voor het vorderen van de ISD-maatregel. De rechtbank vindt de ISD-maatregel een passende sanctie. Met de ISD-maatregel wordt enerzijds de maatschappij beschermd tegen de overlast die verdachte veroorzaakt door het plegen van strafbare feiten. Anderzijds wordt binnen de maatregel geprobeerd een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problematiek van verdachte, waardoor de kans wordt vergroot dat hij, na afloop van de maatregel, een delictvrij bestaan kan opbouwen. Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat een zorgmachtiging voor verdachte niet passend is, gelet op de persoon van verdachte en het feit dat hij zich recentelijk nog heeft onttrokken aan (de voorloper van) een zorgmachtiging.
Nu de reclassering hier expliciet om heeft gevraagd, zal de rechtbank tot slot bepalen dat het Openbaar Ministerie uiterlijk negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis de rechtbank zal berichten of de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel wenselijk en noodzakelijk is. Zodoende wordt tijdig inzicht verkregen in het door de Penitentiaire Inrichting dan ingezette en/of nog in te zetten traject.
Volgens de wet kan een ISD-maatregel alleen worden opgelegd voor misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Vernieling en diefstal zijn zulke misdrijven, maar belediging van een ambtenaar en schennis van de eerbaarheid niet. Voor die laatste twee strafbare feiten zal de rechtbank verdachte wel schuldig verklaren, maar geen straf opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Politie Midden-Nederland
[E] heeft namens de politie Midden-Nederland een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 61,13. Dat bedrag heeft de politie moeten betalen voor het laten schoonmaken van de politiecel.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de vordering toe te wijzen, verhoogd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de advocaat
De advocaat voert geen verweer tegen de vordering.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade van € 61,13 een rechtstreeks gevolg is van de door verdachte gepleegde vernieling en dat verdachte aansprakelijk is voor die schade. De vordering wordt tot dat bedrag toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal, nu het om een instantie gaat die zelf in staat is de schadevergoeding te innen, geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 239, 266, 267, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
  • legt aan verdachte op de
  • bepaalt dat het Openbaar Ministerie de rechtbank binnen 9 (negen) maanden na het onherroepelijk worden van deze uitspraak zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders;
Benadeelde partij politie Midden-Nederland
  • wijst de vordering van politie Midden-Nederland toe tot een bedrag van € 61,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan politie Midden-Nederland;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2021.
Mrs. R.A. Hebly en F. Verkuijlen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/270561-20
1. hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudcel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan politie Eenheid Midden Nederland toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

2. hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden Nederland, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op de [straatnaam 1] , door zijn broek te laten zakken en zijn geslachtsdeel te tonen aan [B] en/of overige aanwezige perso(o)n(en);

( art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

3. hij op of omstreeks 27 oktober 2020 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden Nederland, opzettelijk een ambtenaar,te weten [verbalisant 1] , aspirant bij politie Eenheid Midden Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je bent een kankermongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

18/286137-19
hij op of omstreeks 29 november 2019 te Groningen een fles port en/of een Calve broodje Unox en/of veggie chef piri pirri burger en/of een fles port en/of reepjes gyros en/of een of meer blikken bier,, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf de [naam winkel] BV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020350810 van 28 oktober 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 28. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 8-9.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 4-5.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
7.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0100-2019317505 van 2 december 2019, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 18. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
8.Een geschrift, te weten: een aangifteformulier winkeldiefstal, p. 5-6.
9.Proces-verbaal van aanhouding door burger, p. 10.
10.Een geschrift, te weten: een aangifteformulier winkeldiefstal, p. 5-6.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7.