ECLI:NL:RBMNE:2021:5767

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
16-246180-20; 16-010200-20; 16-015021-20; 16-194765-20; 16-304975-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen met geweld in Amersfoort

Op 19 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen, waaronder diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1987 in de Sovjet-Unie, was aanwezig tijdens de zitting op 5 januari 2021, waar zijn advocaat, mr. M.K.J. Dikkerboom, en de officier van justitie, mr. I.R.V. Out, hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van diefstallen bij verschillende supermarkten en tankstations in Amersfoort, waarbij geweld werd gebruikt tegen een aangever. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsstukken en de verklaringen van de betrokkenen zorgvuldig gewogen. De officier van justitie vond dat niet alle feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de advocaat van de verdachte pleitte voor vrijspraak van enkele diefstallen. De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte op camerabeelden onvoldoende betrouwbaar waren en sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 28 september 2020 blikjes Bacardi Cola had gestolen en daarbij geweld had gebruikt tegen de aangever.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor zijn drugsproblematiek. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de diefstal van zijn goederen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/246180-20; 16/010200-20 (gev. ttz); 16/015021-20 (gev. ttz); 16/194764-20 (gev. ttz); 16/304975-19 (gev. ttz); 05/209536-19 (tul); 16/167092-19 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 januari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] in [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
wonende aan de [adres] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 5 januari 2021. Verdachte was bij de zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. M.K.J. Dikkerboom en de officier van justitie mr. I.R.V. Out.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlasteleggingen, die als bijlage zijn opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
16/246180-20
op 28 september 2020 bij de [supermarkt] in Amersfoort blikjes Bacardi Cola heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt tegen [aangever 1] ;
op 23 september 2020 bij de [supermarkt] in Amersfoort blikjes Bacardi Cola heeft gestolen;
op 12 juli 2020 bij de [supermarkt] in Amersfoort blikjes Bacardi Cola heeft gestolen;
16/010200-20
op 28 juni 2019 bij de [supermarkt] in Amersfoort 54 blikjes mixdrank heeft gestolen;
16/015021-20
op 15 januari 2020 bij de [supermarkt] in Amersfoort 26 blikjes drank heeft gestolen;
op 21 december 2019 bij de Etos in Amersfoort parfums heeft gestolen;
op 22 december 2019 in Amersfoort een iPhone, een ID-kaart en een rijbewijs van [benadeelde] heeft gestolen;
16/194764-20
op 27 juli 2020 bij de Esso in Amersfoort blikjes Red Bull heeft gestolen;
16/304975-19
op 1 november 2019 bij de Etos in Amersfoort parfums heeft gestolen;
op 23 december 2019 bij de Kruidvat in Amersfoort parfums heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de diefstal bij de [supermarkt] in Amersfoort op 28 juni 2019 heeft gepleegd, aangezien hij de herkenningen door de verbalisanten niet goed onderbouwd vindt. De officier van justitie vindt dat ook niet kan worden bewezen dat verdachte bij de diefstal bij de [supermarkt] in Amersfoort op 28 september 2020 [aangever 1] heeft gebeten. De overige ten laste gelegde feiten kunnen volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat vindt net als de officier van justitie dat verdachte moet worden vrijgesproken van de diefstal bij de [supermarkt] op 28 juni 2019 en het bijten van [aangever 1] bij de diefstal bij de [supermarkt] op 28 september 2020. Volgens de advocaat moet verdachte daarnaast ook worden vrijgesproken van de diefstal bij de [supermarkt] op 15 januari 2020, aangezien verdachte niet de intentie had de blikjes te stelen en de diefstal ook nog niet was voltooid. Ook de diefstal van de iPhone, ID-kaart en het rijbewijs van [benadeelde] kan volgens de advocaat niet worden bewezen. De stills van de camerabeelden waarop de verbalisanten hun herkenningen hebben gebaseerd zijn volgens de advocaat van dermate slechte kwaliteit dat de herkenningen niet betrouwbaar kunnen worden geacht. Tot slot vindt de advocaat dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van de diefstal bij de Esso, aangezien de verklaring van verdachte dat zijn broer de blikjes zou komen afrekenen kan kloppen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de iPhone, de ID-kaart en het rijbewijs van [benadeelde] heeft gestolen.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt temeer indien deze herkenning het enige bewijsmiddel is dat de betrokkenheid van een verdachte bij een ten laste gelegd feit aantoont.
De rechtbank stelt vast dat het dossier drie herkenningen bevat: verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verdachte op een still van de camerabeelden herkend en [verbalisant 3] heeft verdachte op de bewegende beelden herkend. De rechtbank stelt verder vast dat het dossier geen ander bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt bij de diefstal.
De rechtbank is van oordeel dat de stills van de camerabeelden in het dossier van onvoldoende kwaliteit zijn om duidelijke, specifieke persoonskenmerken te onderscheiden. Uit het dossier blijkt verder dat verbalisant [verbalisant 4] de bewegende beelden heeft bekeken en heeft aangegeven dat die beelden niet erg duidelijk waren. Dit maakt dat de rechtbank twijfelt aan de betrouwbaarheid van de herkenningen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van dit feit.
Bewezenverklaringen
16/246180-20 [1]
Feit 1
Op 28 september 2020 deed [aangever 1] namens [supermarkt] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij op diezelfde dag bij de [supermarkt] aan het werk was toen hij een man blikjes Bacardi Cola in zijn binnenzakken zag stoppen. Nadat [aangever 1] de man had aangesproken liepen ze samen richting de kassa’s. Bij de kassa’s trok de man ineens een sprint richting de uitgang van de winkel. [aangever 1] pakte de man toen vast. De man bleef doorrennen. Uiteindelijk belandden ze op de grond. [aangever 1] ging bovenop de man zitten en hield zijn linkerhand voor het gezicht van de man. Hij voelde toen dat de man in zijn hand beet. Door de beet had hij een wondje op zijn linkerhand. [2]
Verbalisant [verbalisant 5] zag dat er tandafdrukken te zien waren op de pols van [aangever 1] [3] .
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij de blikjes Bacardi Cola heeft gestolen. [4]
Interpretatie van de bewijsstukken
Anders dan de officier van justitie en de advocaat acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangever 1] heeft gebeten, aangezien uit het dossier blijkt dat [aangever 1] een wondje op zijn hand/pols had en dat de politie op die plek tandafdrukken heeft zien staan.
Feit 2
Verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij dit feit heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
- de aangifte door [aangever 2] namens [supermarkt] [5] ;
- de verklaring van verdachte op de zitting [6] .
Feit 3
Verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij dit feit heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
- de aangifte door [aangever 2] namens [supermarkt] [7] ;
- de verklaring van verdachte op de zitting [8] .
16/010200-20 [9]
Op 28 juni 2019 deed [aangever 3] namens [supermarkt] aangifte bij de politie. [aangever 3] verklaarde dat een man op diezelfde dag 54 blikken mixdrank en één doos zoenen had gestolen. Die man had de goederen in een tas gedaan en in de buurt van het ingangspoortje gezet. De man is toen voorbij de kassa’s gelopen, heeft de tas bij het ingangspoortje gepakt en heeft daarna de winkel verlaten. [10]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft verdachte herkend op de camerabeelden waarop de dader van de diefstal te zien is. [11]
Interpretatie van de bewijsstukken
De rechtbank stelt vast dat de still van de camerabeelden in het dossier van voldoende kwaliteit is om duidelijke, specifieke persoonskenmerken te kunnen onderscheiden. Ook is het gezicht van verdachte op de still zichtbaar.
Verder stelt de rechtbank vast dat [verbalisant 3] ambtshalve bekend is met verdachte. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij verdachte kent van zijn werk op straat, en dat hij hem diverse malen heeft gesproken en gezien, en dat hij verdachte in juli 2019 nog heeft aangehouden voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft bovendien inzicht gegeven in de door hem op de still waargenomen persoonskenmerken waaraan hij verdachte herkent.
Gelet hierop heeft de rechtbank geen reden om aan de herkenning van de verbalisant te twijfelen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte degene is geweest die op 28 juni 2019 de diefstal bij de [supermarkt] heeft gepleegd.
16-015021-20 [12]
Feit 1
Op 15 januari 2020 deed [aangever 4] namens [supermarkt] aangifte bij de politie. [aangever 4] verklaarde dat hij zag dat een man meerdere mixdrank blikjes in de binnenzak van zijn jas deed. [aangever 4] heeft de man toen twee keer gevraagd om de blikjes uit zijn jas te halen, maar daar gaf de man geen gehoor aan. De totale verkoopwaarde van de mixdrankjes betrof € 50,70. [13] Volgens de bon die bij de aangifte is gevoegd is dat de waarde van 26 blikjes mixdrank. [14]
Verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben verdachte aangehouden bij de [supermarkt] . Bij het aanleggen van de handboeien zagen zij meerdere blikjes Red Bull onder verdachte, die op dat moment op de grond lag, wegrollen. Volgens de verbalisanten droeg verdachte die blikjes kennelijk in de zakken van zijn overjas. [15]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de camerabeelden van de [supermarkt] bekeken. Op die beelden zag hij dat verdachte meerdere blikjes uit het schap pakte en in zijn jas stopte. [16]
Feit 2
Verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij dit feit heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
- de aangifte door [aangever 5] [17] ;
- de verklaring van verdachte op de zitting. [18]
16-194764-20 [19]
Op 28 juli 2020 deed [aangever 6] namens Esso aangifte bij de politie. Zij verklaarde dat zij op 27 juli 2020 aan het werk was toen zij door een klant werd geattendeerd op een andere klant. [aangever 6] heeft de laatste klant toen via de intercom gevraagd om naar de kassa te komen en de blikjes Red Bull die hij vast had af te rekenen. De man kwam uiteindelijk naar de kassa toe. Hij had toen twee blikjes in zijn hand die hij op de toonbank legde. Toen [aangever 6] de man vroeg of hij zijn zakken leeg wilde maken, vertelde de man dat daar niets in zat. Vervolgens viel er iets op de grond wat de man oppakte en ook op de toonbank legde. Dat was ook een blikje Red Bull. Toen [aangever 6] in gesprek was met de meldkamer van de politie zag zij dat de man meerdere blikjes op de toonbank legde die hij uit zijn binnenzak haalde. [20]
Verdachte is door de politie in de Esso aangehouden. [21]
Op de camerabeelden van de Esso zag verbalisant [verbalisant 8] dat een persoon die hij herkende als verdachte blikjes uit het schap haalde en in de binnenzak van zijn jas stopte. [22]
Interpretatie van de bewijsstukken
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de blikjes Red Bull wilde afrekenen, maar op zijn broer moest wachten voor geld. De rechtbank vindt die verklaring ongeloofwaardig. Niet valt in te zien waarom verdachte de blikjes in de binnenzak van zijn jas zou stoppen als hij de blikjes wilde afrekenen. Bovendien weigerde hij zijn zakken leeg te maken, toen de medewerker van de Esso daarom vroeg. De rechtbank stelt vast dat al sprake was van een voltooide diefstal doordat verdachte de blikjes in zijn binnenzak heeft gedaan. Verdachte is daardoor immers als heer en meester over de blikjes gaan beschikken.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal bij de Esso heeft gepleegd.
16-304975-19 [23]
Feit 1
Verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij dit feit heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
- de aangifte door [aangever 7] , namens Etos [24] ;
- de verklaring van verdachte op de zitting [25] .
Feit 2
Verdachte heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij dit feit heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
- de aangifte door [aangever 8] , namens Kruidvat [26] ;
- de verklaring van verdachte op de zitting [27] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16-246180-20
1. op 28 september 2020 te Amersfoort blikjes Bacardi cola die aan [supermarkt] supermarkt toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door te rukken en te trekken aan [aangever 1] en die [aangever 1] in zijn pols te bijten;
2. op 23 september 2020 te Amersfoort blikjes Bacardi cola die aan [supermarkt] supermarkt toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3. op 12 juli 2020 te Amersfoort blikjes Bacardi cola die aan [supermarkt] supermarkt toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-010200-20
op 28 juni 2019 te Amersfoort 54 blikken mixdrank, die aan [supermarkt] Amersfoort toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-015021-20
1. op 15 januari 2020 te Amersfoort 26 blikjes drank die aan [supermarkt] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. op 21 december 2019 te Amersfoort twee parfums die aan de Etos toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-194764-20
op 27 juli 2020 te Amersfoort meerdere blikken Red Bull die aan Esso (gevestigd aan de [adres] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
16-304975-19
1. op 1 november 2019 te Amersfoort meerdere parfums die aan de Etos toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. op 23 december 2019 te Amersfoort meerdere parfums die aan de Kruidvat toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. De door verdachte gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
16-246180-20
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
diefstal;
diefstal;
16-010200-20
diefstal;
16-015021-20
diefstal;
diefstal;
16-194764-20
diefstal;
16-304975-19
diefstal;
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat verdachte een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte ernstige feiten heeft gepleegd. Diefstallen zorgen voor onrust in de samenleving en creëren nare gevolgen voor de slachtoffers. De officier van justitie waarschuwt verdachte dat een ISD-maatregel in beeld kan komen als verdachte op deze manier door zal gaan. Hij vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 114 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan die voorwaardelijke straf moeten volgens de officier van justitie dezelfde voorwaarden worden gekoppeld als tijdens de schorsing.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van verdachte verzoekt de rechtbank een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen op, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan negen diefstallen, waarvan één met geweld. Daarmee heeft verdachte de gedupeerde winkels veel overlast bezorgd. Daarnaast draagt het gedrag van verdachte bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk.
De rechtbank vindt dat een gevangenisstraf van 180 dagen, zoals door de officier van justitie is geëist, in beginsel passend is voor de strafbare feiten die verdachte heeft gepleegd, mede gelet op het hierna te bespreken strafblad van verdachte.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van verdachte blijkt dat hij eerder door de strafrechter is veroordeeld, onder andere voor winkeldiefstallen. Dat werkt in het nadeel van verdachte.
Advies van de reclassering
Mevrouw Kok van reclassering Fivoor heeft een rapport over verdachte geschreven. Fivoor denkt dat het drugsgebruik van verdachte de grootste risicofactor is voor de herhaling van strafbare feiten. Fivoor vindt het positief dat verdachte inmiddels stabiele huisvesting, een steunend netwerk en een dagbesteding heeft. Verdachte staat ook open voor begeleiding en behandeling.
Fivoor adviseert de rechtbank om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij de reclassering van Inforsa;
  • een ambulante behandeling (met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname);
  • meewerken aan middelencontrole.
In een e-mailbericht heeft mevrouw Kok aangegeven dat verdachte zich sinds de schorsing van zijn voorarrest op 9 december 2020 meewerkend heeft opgesteld. Verdachte heeft aan Fivoor aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij geen cocaïne meer gebruikt.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte hulp krijgt bij zijn drugsproblematiek en vindt het daarom noodzakelijk dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met daaraan gekoppeld de voorwaarden die door Fivoor zijn geadviseerd. Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, een passende straf.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[benadeelde]
heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert een bedrag van € 154,75. Aangezien de rechtbank verdachte vrijspreekt van de diefstal van de goederen van [benadeelde] , komt zij niet aan de beoordeling van het verzoek tot schadevergoeding toe. De rechtbank verklaart [benadeelde] daarom niet-ontvankelijk in de vordering.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

05-209536-19
Bij de stukken bevindt zich de vordering van de officier van justitie in de zaak met bovengenoemd parketnummer, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis op tegenspraak van 20 november 2019 van de politierechter in de Rechtbank Gelderland, waarbij verdachte onder andere is veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de vordering om de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen toe te wijzen. Aangezien de officier van justitie niet vindt dat verdachte terug moet naar de gevangenis, heeft hij de gevangenisstraf verdisconteert in zijn eis.
10.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten. Omdat de rechtbank het niet wenselijk vindt dat verdachte nu terug naar de gevangenis moet en zij voorziet dat het voorstel van de officier van justitie tot executieproblemen zal leiden, gelast zij in plaats van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van één week de tenuitvoerlegging van een taakstraf van 30 uren.
16-167092-19
Bij de stukken bevindt zich de vordering van de officier van justitie in de zaak met bovengenoemd parketnummer, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis op tegenspraak van 29 november 2019 van de politierechter in de Rechtbank Midden-Nederland, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de vordering om de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen toe te wijzen. Aangezien de officier van justitie niet vindt dat verdachte terug moet naar de gevangenis, heeft hij de gevangenisstraf verdisconteert in zijn eis.
10.5
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
10.6
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten. Omdat de rechtbank het niet wenselijk vindt dat verdachte nu terug naar de gevangenis moet en zij voorziet dat het voorstel van de officier van justitie tot executieproblemen zal leiden, gelast zij in plaats van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van één week de tenuitvoerlegging van een taakstraf van 30 uren.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/015021-20 onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat
  • stelt daarbij een proeftijd van drie jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat veroordeelde:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14 c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
o zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet veroordeelde zich melden bij Inforsa reclassering (Utrechtseweg 11-13, te Amersfoort (088 1617 650)), zo frequent en zolang als de reclassering nodig acht;
o meewerkt aan een aanmelding en daaruit voortvloeiend behandelaanbod van een forensische polikliniek of verslavingszorg of een soortgelijke instelling. Verdachte werkt mee aan een klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken, indien een voor zover de reclassering dat noodzakelijk acht. Deze klinische opname kan plaatsvinden binnen een ambulant behandeltraject en duurt maximaal zeven weken. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
o meewerkt aan controle op het gebruik van middelen om inzicht te krijgen in het gebruik en indien nodig het gebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
- geeft aan de reclassering van Inforsa de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [benadeelde]
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 05/209536-19
  • wijst de vordering toe;
  • gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 20 november 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week, een taakstraf voor de duur van 30 uren;
Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/167092-19
  • wijst de vordering toe;
  • gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 29 november 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week, een taakstraf voor de duur van 30 uren;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2021.
Mrs. R.A. Hebly en F. Verkuijlen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/246180-20
1. hij op of omstreeks 28 september 2020 te Amersfoort blikjes Bacardi cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] supermarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door te rukken en/of te trekken aan de [aangever 1] en/of die [aangever 1] in zijn hand/pols te bijten;

( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

2. hij op of omstreeks 23 september 2020 te Amersfoort blikjes Bacardi cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] supermarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

( art 310 Wetboek van Strafrecht )

3. hij op of omstreeks 12 juli 2020 te Amersfoort blikjes Bacardi cola, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] supermarkt, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

( art 310 Wetboek van Strafrecht )

16/010200-20
hij op of omstreeks 28 juni 2019 te Amersfoort 54 blikken mixdrank, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [supermarkt] Amersfoort, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
16/015021-20
1. hij op of omstreeks 15 januari 2020 te Amersfoort 26 blikjes drank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

( art 310 Wetboek van Strafrecht )

2. hij op of omstreeks 21 december 2019 te Amersfoort twee parfums, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Etos, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

( art 310 Wetboek van Strafrecht )

3. hij op of omstreeks 22 december 2019 te Amersfoort een mapje met een Iphone en/of een IDkaart en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

( art 310 Wetboek van Strafrecht )

16-194764-20
hij op of omstreeks 27 juli 2020 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, een of meerdere blikken Red Bull, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan Esso (gevestigd aan de [adres] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
16/304975-19
1. hij op of omstreeks 1 november 2019 te Amersfoort, meerdere parfums/geuren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Etos, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

( art 310 Wetboek van Strafrecht )

2. hij op of omstreeks 23 december 2019 te Amersfoort, meerdere parfums/geuren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de Kruidvat, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

( art 310 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020318104 van 1 oktober 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 83. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 23-24.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14-15.
4.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 36-38.
6.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
7.Proces-verbaal van aangifte, p. 36-38.
8.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2019244790 van 2 oktober 2019, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 18. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 3-4.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2020017132 van 17 januari 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 92. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.Een geschrift, te weten: een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal, p. 8-9.
14.Een geschrift, te weten: een bon van de [supermarkt] , p. 10.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12-15.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 16-18.
18.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-20200241702 van 29 juli 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 39. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
20.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 6-7.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 8-9.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10-11.
23.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2019383840 van 30 december 2019, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 47. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
24.Proces-verbaal van aangifte, p. 13-15.
25.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.
26.Een geschrift, te weten: een concept aangifteformulier voor winkeliers, p 4-12.
27.Proces-verbaal van onderzoek ter terechtzitting.