8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft een explosief naar de (tussen)woning van aangever gegooid. De eerste keer is dit teruggekaatst op het raam. Verdachte heeft vervolgens nogmaals geprobeerd om het explosief aan te steken en naar de woning te gooien. Voordat hij het explosief kon gooien is het echter in zijn hand ontploft, waarbij verdachte vier vingers is verloren en waarbij er schade aan de naastgelegen auto’s is ontstaan. Indien het verdachte zou zijn gelukt om het explosief de woning in te gooien, had dit veel schade aangericht en was er mogelijk ook levensgevaar ontstaan voor de omwonenden. Een dergelijke manier van intimidatie met grote risico’s voor goederen en personen is een zeer ernstig feit. Bovendien levert het gooien van een explosief binnen een woonwijk flinke gevoelens van onveiligheid voor de omwonenden op.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 30 juli 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten;
- een reclasseringsadvies van 7 september 2021, uitgebracht door J.M. Bremer, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte geneigd is te kiezen voor criminele oplossingen als hij (financiële) problemen ervaart. Het gebrek aan adequate oplossingsvaardigheden vormt de voornaamste risicofactor. Ook is het gebrek aan stabiliteit op de basale leefgebieden van huisvesting, dagbesteding en financiën risico verhogend. Hij is in staat om te reflecteren op zijn eigen gedrag en toont zich bereid om te werken aan gedragsbeïnvloeding. Beschermende factoren zijn de contacten met familie en een aantal vrienden. Hij onderhoudt goed contact met zijn kinderen en voelt zich verantwoordelijk voor hen. Hij voelt zich schuldig naar zijn kinderen vanwege dit feit omdat hij weer in gevangenschap verblijft en nu verminkt is.
Het recidiverisico wordt geschat op gemiddeld tot hoog. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan schuldhulpverlening.
De straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Doorgaans worden voor opzettelijke brandstichting of opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, vanwege de enorme risico’s voor goederen en personen, zware (vrijheids)straffen opgelegd. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte niet echt openheid van zaken heeft gegeven. Ten aanzien van onder meer vragen over de achtergrond van het conflict beroept hij zich op zijn zwijgrecht. Ook weegt de rechtbank bij het bepalen van de straf mee dat het veel erger had kunnen aflopen. Gelet hierop kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Het uitgangspunt is dan ook een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank houdt echter ook sterk rekening met het feit dat verdachte uitzonderlijk zwaar is getroffen door het door hem gepleegde feit. Hij heeft een groot deel van zijn hand verloren en zal met deze handicap moeten leren leven. Ook is de rechtbank van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte bij zijn kinderen oprecht lijkt en dat het in het belang van zijn kinderen is dat zij hun vader op kortere termijn weer kunnen zien.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om de kans op recidive door het opleggen van bijzondere voorwaarden te verkleinen.
De rechtbank zal een iets lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist omdat de rechtbank meer rekening houdt met de gevolgen die verdachte van het feit heeft ondervonden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering en zoals hieronder bij de beslissing zijn verwoord.