ECLI:NL:RBMNE:2021:5762

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
530794 / HA RK 21-300
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek van rechter wegens belangenverstrengeling

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen in een verschoningsverzoek van mr. D.J. van Maanen, rechter, in de zaak met nummer C/16/52147 HA/ZA 21-329. Het verzoek tot verschoning werd ingediend omdat de zoon van de verzoeker werkzaam is als advocaat op hetzelfde kantoor als de advocaat van één van de partijen in de hoofdzaak, [bedrijf 1] B.V. tegen [bedrijf 2] B.V. De verzoeker achtte zich niet vrij om de hoofdzaak verder te behandelen, gezien de mogelijke schijn van belangenverstrengeling.

De verschoningskamer heeft vastgesteld dat er geen mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden en dat de uitspraak op dezelfde dag is gedaan. In de beoordeling van het verzoek is artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in acht genomen, dat rechters de mogelijkheid biedt zich te verschonen op basis van feiten of omstandigheden die hun onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De verschoningskamer heeft geconcludeerd dat de verzoeker voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een schijn van partijdigheid kan bestaan, en heeft het verzoek tot verschoning gegrond verklaard.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier is opgedragen om de beslissing toe te zenden aan de verzoeker, de betrokken partijen in de hoofdprocedure en de president van de rechtbank.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 530794 / HA RK 21-300
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 23 november 2021
op het verzoek in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
Mr. D.J. van Maanen,
rechter,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
De verschoningskamer heeft op 19 november 2021 het verzoek tot verschoning van verzoeker ontvangen in de zaak met zaaknummer C/16/52147 HA/ZA 21-329. Deze zaak betreft een handelszaak met [bedrijf 1] B.V. als eisende partij en [bedrijf 2] B.V. als gedaagde partij (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling van het verzoek tot verschoning plaatsgevonden. De uitspraak is bepaald voor vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn verschoningsverzoek. Verzoeker acht zich niet vrij de hoofdzaak verder te behandelen. Eén van de partijen wordt bijgestaan door een advocaat die verbonden is aan het advocatenkantoor waaraan ook de zoon van verzoeker als advocaat verbonden is. De zoon en de advocaat in de hoofdzaak zijn sectiegenoten. Deze situatie is ter vermijding van elke schijn van belangenvermenging onwenselijk.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. In dat geval dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4.
Uit het verzoek van verzoeker blijkt dat er sprake is van zodanige omstandigheden dat hij zich niet meer voldoende vrij voelt om in de hoofdzaak op te treden dan wel te beslissen. De verschoningskamer ziet hierin, in aanmerking genomen de motivering van het verzoek, een genoegzame grond voor verschoning. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de schijn kan bestaan dat het hem aan onpartijdigheid zal ontbreken. Het verzoek zal daarom gegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, betrokken partijen in de hoofdprocedure, alsmede de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. A.M. Crouwel en mr. M.E. Heinemann, als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open