ECLI:NL:RBMNE:2021:5761

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
528963 / HA RK 21-260
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsverzoek ongegrond verklaard; geen schijn van partijdigheid of vooringenomenheid door rechterlijke opmerking

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, in de persoon van de verschoningskamer, uitspraak gedaan op een verzoek tot verschoning van kantonrechter Mr. M. Ramsaroep. Dit verzoek was ingediend op 14 oktober 2021 en betrof een zitting in de hoofdzaak met zaaknummer 9195087 UC EXPL 21-3413. Verzoekster stelde dat haar opmerking tijdens de zitting, waarbij zij invulde wat de gemachtigde van de gedaagde wilde zeggen, de schijn van vooringenomenheid en partijdigheid had gewekt. De gemachtigde van de gedaagde had in een schriftelijke reactie verzocht om toewijzing van het verschoningsverzoek, omdat hij meende dat het vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechter was geschaad.

De verschoningskamer heeft de procedure openbaar behandeld en geconcludeerd dat er onvoldoende grond was voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De kamer oordeelde dat de vraag van verzoekster begrijpelijk en gerechtvaardigd was, en dat de reactie van de gemachtigde het vertrouwen in de rechter herstelde. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat de schijn van partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat verzoekster ten onrechte aanvoelde dat zij zich niet vrij voelde om de zaak te behandelen.

Uiteindelijk heeft de verschoningskamer het verzoek tot verschoning ongegrond verklaard en de procedure in de hoofdzaak voortgezet. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 528963 / HA RK 21-260
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 23 november 2021
op het verzoek in de zin van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
Mr. M. Ramsaroep,
kantonrechter,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verschoningsverzoek van verzoekster van 14 oktober 2021 met als bijlage de zittingsaantekeningen van de zitting in de zaak 9195087 UC EXPL 21-3413 van 13 oktober 2021
- de schriftelijke reactie op het verschoningsverzoek van 5 november 2021 van mr. J. El Hannouche, de gemachtigde van [A] h.o.d.n. [naam] .
1.2.
Het verschoningsverzoek is op 9 november 2021 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken (verder: de verschoningskamer).
Bij de mondelinge behandeling is mr. Ramsaroep verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
Het verzoek tot verschoning is ingediend in de zaak met het zaaknummer 9195087 UC EXPL 21-3413, met [B.V.] B.V. als eiser en [A] h.o.d.n. [naam] als gedaagde (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar verschoningsverzoek. Zij heeft op 13 oktober 2021 tijdens de mondelinge behandeling in de hoofdzaak voor de gemachtigde van gedaagde (hierna: de gemachtigde) ingevuld wat hij wilde zeggen, waardoor bij gedaagde de schijn van vooringenomenheid en daarmee van partijdigheid is ontstaan. Toen tijdens de zitting door de gemachtigde werd gezegd dat hij aan zijn cliënt had gevraagd of de handtekeningen van hem zijn, heeft verzoekster te snel aan de gemachtigde gevraagd of hij de overeenkomst tussen eiseres en gedaagde wilde betwisten Zij was daarmee voorbarig en heeft zich schuldig gemaakt aan ‘niet invullen voor een ander”.
2.3.
De gemachtigde heeft via een schriftelijke reactie van 5 november 2021 de verschoningskamer verzocht het verschoningsverzoek toe te wijzen. Doordat verzoekster de zin van de gemachtigde zelf heeft ingevuld en hem niet heeft laten uitpraten, is er bij gedaagde geen vertrouwen meer in de onpartijdigheid van de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 40 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 36 Rv. Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop staat dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.3.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn als bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. In dat geval dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten namelijk vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.4
Uit het verzoek van verzoekster blijkt onvoldoende dat de gerechtvaardigde vrees
zou kunnen bestaan dat het de rechter bij de behandeling van de zaak aan onpartijdigheid ontbreekt. Verzoekster heeft tijdens de zitting op 13 oktober 2021 mogelijk wat snel gereageerd op dat wat de gemachtigde heeft gezegd, maar de verschoningskamer vindt de vraag van verzoekster begrijpelijk en gerechtvaardigd. omdat een eventuele betwisting van de handtekening van gedaagde een geheel ander licht op de zaak kunnen werpen.
Uit de zittingsaantekeningen blijkt dat verzoekster vervolgens heeft aangegeven voorbarig te zijn geweest. De gemachtigde heeft toen aangegeven dat hij de reactie van verzoekster waardeert en dat deze reactie het vertrouwen herstelt. Deze reactie van de gemachtigde had voor verzoekster aanleiding kunnen zijn de behandeling van de hoofdzaak te proberen te hervatten, maar zij heeft dit niet gedaan.
De verschoningskamer komt tot de slotsom dat het handelen van verzoekster naar objectieve maatstaven niet kan worden aangemerkt als een omstandigheid zoals bedoeld in 3.3 hierboven. Verzoekster voelt zich ten onrechte niet vrij de zaak te behandelen en de verschoningskamer zal haar verzoek tot verschoning daarom ongegrond verklaren.
4. De beslissing
De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de verschoningskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, betrokken partijen in de hoofdzaak, en aan de voorzitter van de afdeling Civiel, sector Kanton en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze
zich bevond op het moment dat verschoningsverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E. Heinemann, voorzitter, en mr. A.M. Crouwel en mr. J.G. Nicholson als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. L.M.M. Weyers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.