Uitspraak
1.Procesverloop
- mr. T.F.M. Hindriks, de advocaat van betrokkene;
- mevrouw M.H. Hoogendam, officier van justitie;
- mevrouw [A] , behandelaar.
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1987, te [geboorteplaats] , af.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, geboren in 1987, die feitelijk verblijft op een onbekende locatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet juist was opgeroepen voor de zitting en dat er onvoldoende feitelijke observaties zijn die wijzen op een psychische stoornis. De advocaat van de betrokkene heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek, stellende dat de rechtbank onbevoegd is omdat de betrokkene niet in de regio Utrecht verblijft. Subsidiair heeft de advocaat verzocht om aanhouding van de behandeling, omdat de betrokkene niet correct was opgeroepen.
Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn de advocaat, de officier van justitie en een behandelaar gehoord. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen recente en relevante observaties zijn die een psychische stoornis bij de betrokkene kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de betrokkene zorgmijdend is en dat er geen bewijs is dat hij een psychische stoornis heeft die ernstig nadeel met zich meebrengt. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen, omdat niet voldaan is aan de vereisten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.V. van Duursen en is op 23 november 2021 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.