ECLI:NL:RBMNE:2021:572

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
UTR 19/3995
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vrijstelling inschrijving Leerplichtwet; niet-ontvankelijkheid beroep wegens ambtshalve uitschrijving uit Basisregistratie Personen

In deze zaak heeft eiseres op 31 mei 2019 een aanvraag ingediend voor een vrijstelling op grond van de Leerplichtwet (Lpw) voor haar dochter, voor het schooljaar 2019-2020. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, niet tijdig op haar aanvraag heeft beslist. Verweerder heeft echter gesteld dat er geen leerplicht geldt voor de dochter van eiseres, omdat zij ambtshalve is uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (Brp). Hierdoor zou de aanvraag van eiseres niet als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden beschouwd.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2020 was eiseres vertegenwoordigd, maar verweerder was afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dochter van eiseres op 11 januari 2019 ambtshalve is uitgeschreven uit de Brp wegens vertrek naar Marokko. Dit betekent dat de dochter niet langer onder de Lpw valt en dat de aanvraag van 31 mei 2019 niet kan worden behandeld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het besluit van 8 oktober 2019 ongegrond verklaard, waardoor de aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres heeft ook geen recht op een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen door verweerder.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de eerdere vrijstelling voor de dochter van eiseres niet relevant is voor de huidige aanvraag, aangezien de dochter inmiddels niet meer onder de leerplicht valt. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3995

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Ramdoelare Tewari).

Procesverloop

Eiseres heeft op 31 mei 2019 bij verweerder voor haar dochter [dochter] een aanvraag gedaan voor een vrijstelling op grond van artikel 5 onder C van de Leerplichtwet (Lpw) voor het schooljaar 2019-2020.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen op haar aanvraag. Zij heeft daarbij verzocht om een dwangsom.
Verweerder heeft op 24 oktober 2019 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [A]. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Verweerder stelt zich in het verweerschrift primair op het standpunt dat voor [dochter] geen leerplicht op grond van de Lpw geldt en daarmee ook geen vrijstelling voor de inschrijving is vereist, omdat [dochter] ambtshalve is uitgeschreven uit de Basisadministratie personen (Brp). De kennisgeving van 31 mei 2019 is daarom volgens verweerder geen aanvraag als bedoeld in artikel 1:3 , derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder is daarom geen dwangsom verschuldigd. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat hij niet bevoegd is om een besluit te nemen op de kennisgeving van eiseres, omdat uit artikel 5 van de Lpw volgt dat de vrijstelling van de inschrijvingsplicht van rechtswege ontstaat, zodra aan de in de wet opgenomen voorwaarden is voldaan.
2. Eiseres voert aan dat zij het niet eens is met de ambtshalve uitschrijving van haar dochter en daarom beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 8 oktober 2019 waarin verweerder dat heeft besloten. Zolang dat beroep loopt, mag verweerder volgens eiseres niet tot uitschrijving van [dochter] overgaan en behoudt zij al haar rechten als inwoner van verweerders gemeente. Volgens eiseres heeft verweerder daarom ten onrechte geen besluit op haar aanvraag om vrijstelling van de Lpw genomen en ten onrechte geen dwangsom toegekend. Eiseres stelt dat verweerder haar hierover had moeten informeren. Voor het schooljaar 2017-2018 heeft verweerder immers wel een vrijstelling op grond van de Lpw verleend voor haar dochter.
3. De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 11 februari 2019, dat verweerder na bezwaar bij besluit van 8 oktober 2019 heeft gehandhaafd, [dochter] met ingang van 11 januari 2019 ambtshalve heeft uitgeschreven uit de Brp wegens vertrek naar Marokko. Tegen het besluit van 8 oktober 2019 heeft eiseres beroep bij de rechtbank ingesteld. [1]
5. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 8 oktober 2019 ongegrond verklaard. Daarmee is komen vast te staan dat [dochter] ten tijde van ‘de aanvraag’ om vrijstelling op grond van de Lpw is uitgeschreven uit de Brp wegens vertrek naar Marokko. [dochter] valt daarom niet langer onder de Lpw in Nederland. Verweerder kan daarom op grond van de Lpw ook geen vrijstelling voor inschrijving voor [dochter] verlenen. Dit betekent dat ‘de aanvraag’ van 31 mei 2019 geen aanvraag is als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb, waarop verweerder nog een besluit moet of kan nemen. Het primaire standpunt van verweerder is dus juist. Dat eerder wel een vrijstelling op grond van de Lpw voor [dochter] is verleend, maakt - wat daar verder ook van zij - het voorgaande niet anders. Dat verweerder eiseres pas op 20 november 2019 heeft geïnformeerd naar aanleiding van haar ‘aanvraag’ maakt het voorgaande ook niet anders.
6. Het beroep is dus niet-ontvankelijk.
7. Eiseres heeft daarom ook geen recht op een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op 26 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak de ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zaaknummer UTR 19/5050.