ECLI:NL:RBMNE:2021:5709

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
8811825 UC EXPL 20-8256
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en uitvoering van een echtscheidingsconvenant tussen ex-echtgenoten met betrekking tot financiële verplichtingen en polissen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter D.J. van Maanen, gaat het om een geschil tussen twee ex-echtgenoten over de uitvoering van een echtscheidingsconvenant. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.L. van 't Veer, heeft de gedaagde gedagvaard wegens vermeende schending van de afspraken die in het convenant zijn vastgelegd. De ex-echtgenoten waren in gemeenschap van goederen getrouwd en hebben bij de echtscheiding afspraken gemaakt over de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen en verplichtingen. De eiseres vordert onder andere betaling van een bedrag van € 7.140,12 en een maandelijkse bijdrage van € 612,10 van de gedaagde, alsook inzage in de polissen bij Nationale Nederlanden. De gedaagde heeft verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld, waarbij hij onder andere terugbetaling van een bedrag van € 10.463,80 vordert.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2021 is de zaak besproken. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseres en de gedaagde beoordeeld. De kantonrechter oordeelt dat de uitleg van de gedaagde over het convenant het meest voor de hand ligt, wat betreft de hoogte van het inkomen dat ten grondslag ligt aan de te betalen lasten. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres tot betaling van € 7.140,12 afgewezen, maar heeft de gedaagde wel veroordeeld tot betaling van € 217,10 per maand aan de eiseres. Daarnaast is de gedaagde verplicht om elk kwartaal een overzicht van de polissen te verstrekken en een dwangsom te betalen indien hij hieraan niet voldoet.

In reconventie heeft de kantonrechter de gedaagde in zijn vordering tot terugbetaling van € 364,88 toegewezen, maar andere vorderingen van de gedaagde zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is op 16 juni 2021 uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8811825 UC EXPL 20-8256 AS/31467
Vonnis van 16 juni 2021
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. P.L. van 't Veer,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[eiseres] heeft [gedaagde] gedagvaard. [gedaagde] heeft op die dagvaarding gereageerd met een conclusie van antwoord en een tegenvordering ingesteld. [eiseres] heeft vervolgens geantwoord op de tegenvordering van [gedaagde] .
1.2.
Daarna is de zaak op de mondelinge behandeling van 12 april 2021 behandeld. Van hetgeen toen is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Vervolgens is bepaald dat uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat het over

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. De echtscheiding is bij beschikking van [2018] uitgesproken en ingeschreven op [2018] . Partijen waren in de gemeenschap van goederen getrouwd. De afspraken met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap hebben partijen met behulp van een mediator vastgelegd in een echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant).
2.2.
In het convenant, dat op 2 januari 2019 is getekend, hebben partijen onder meer de volgende afspraken gemaakt:
Artikel 4 Woning en de daarop rustende (hypothecaire) verplichtingen
(…)
4.4
De aan de woning verbonden lasten zullen partijen tezamen (blijven) dragen tot en
met het moment van levering van de woning aan een derde. Partijen hebben mede in
verband daarmee een kostenoverzicht opgesteld (bijlage 1).
Kosten die één op één in de plaats komen van de in het overzicht genoemde kosten,
bijvoorbeeld een verandering van verzekeraar, dienen ook gezamenlijk gedragen te
worden.
Eventuele nieuwe verplichtingen kunnen slechts worden aangegaan bij overeenstem-
ming daarover tussen partijen. Hetzelfde geldt voor eventueel onderhoud aan de wo-
ning. Bij gebreke aan overeenstemming over een nieuwe uitgave of onderhoud aan de woning dient de partij die de uitgave heeft gedaan c,q. de overeenkomst is aangegaan, de helft van die kosten uit eigen middelen aan de ander te vergoeden.
Artikel 5 Verdeling verder gemeenschappelijk vermogen
(…)
Bankrekeningen
5.4
Partijen zijn overeengekomen dat (de betaalrekeningen ( [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] ) onverdeeld worden gelaten. Het saldo op genoemde betaalrekeningen is primair bedoeld ter voldoe- ning van de in bijlage 1 genoemde lasten.
Eventuele uitgaven naast de in bijlage 1 genoemde lasten kunnen slechts in onderling
overleg worden gedaan. Bij gebreke aan overeenstemming over een uitgave dient dege- ne die de uitgave gedaan heeft de helft van het betaalde bedrag uit eigen middelen aan de ander te vergoeden.
5.5
Het bedrag dat maandelijks resteert na voldoening van de lasten waarover partijen con- sensus hebben, komt bij helfte toe aan ieder van partijen. Het staat partijen vrij dat saldo naar eigen inzicht te besteden.”
2.3.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de afspraken tussen partijen niet is nagekomen en/of niet nakomt. De gemachtigde van [eiseres] heeft daarover met [gedaagde] gecorrespondeerd. Partijen zijn er niet uitgekomen.
2.4.
[eiseres] vordert nu veroordeling van [gedaagde] :
I. tot betaling van € 7.140,12, vermeerderd met de wettelijke rente, te voldoen binnen tien dagen na betekening van het te wijzen vonnis,
II. om vanaf 1 september 2020 tot aan de datum van de levering van de echtelijke woning aan een derde maandelijks een bedrag van € 612,10 aan [eiseres] te voldoen,
III. om één keer per kwartaal aan [eiseres] een afschrift van de uitkeringen en de opbouw van de polis bij Nationale Nederlanden te voldoen [1] op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor ieder kwartaal dat [gedaagde] het overzicht aan [eiseres] niet doet toekomen, naast de maandelijkse betalingen aan [eiseres] waar zij recht op heeft uit deze polis,
IV. tot betaling van € 732,01 aan buitengerechtelijke incassokosten,
V. in de proces- en nakosten.
2.5.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Hij stelt ook een tegenvordering in. [gedaagde] vordert dat [eiseres] binnen tien dagen na betekening van het te wijzen vonnis een bedrag aan hem overmaakt conform de berekening in het convenant en bijlage 1 bij het convenant. Dat komt neer op:
  • onterechte betaling reiskosten € 799,00,
  • terugbetaling van het al gestorte bedrag van € 4.489,78,
  • betaling van de gezamenlijke onkosten met betrekking tot de woning ad € 10.598,60,
  • terugbetaling van alle financiën van € 14.409,50, onder aftrek van € 3.945,70, dus € 10.463,80.
Verder vordert [gedaagde] betaling van € 450,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [eiseres] in alle kosten van deze procedure en de kosten die deze procedure met zich meebrengt.

3.Wat oordeelt de kantonrechter

3.1.
De kantonrechter zal hierna eerst de vordering van [eiseres] beoordelen en daarna die van [gedaagde] .
In conventie
Inkomen [naam onderneming]
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering onder I en II – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Partijen hebben afgesproken dat de vaste lasten (€ 1.165,81), zoals gespecificeerd in de bijlage 1 bij het convenant, worden voldaan met het inkomen van [gedaagde] uit [naam onderneming] (€ 2.390,00) en wat overblijft bij helfte tussen hen wordt verdeeld. De helft waar [eiseres] recht op heeft wordt door [gedaagde] op een door [eiseres] geopende rekening gestort. Op 1 september 2020 had op de rekening van [eiseres] dus (€ 2.390,00 – € 1.165,81 = € 1.224,19 / 2 = € 612,10 x 19 maanden =) € 11.629,90 moeten staan, maar dat bleek niet het geval te zijn. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] recht op € 4.489,78. Dit bedrag heeft hij op 17 september 2020 op een door [eiseres] aangewezen rekening overgemaakt. [eiseres] vordert daarom nog (€ 11.629,90 – 4.489,78 =) € 7.140,12 en € 612,10 per maand vanaf 1 september 2020 van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] erkent de afspraken tussen partijen, maar betwist de berekening die [eiseres] maakt. Volgens [gedaagde] moet worden uitgaan van inkomen van € 1.600,00 en niet € 2.390,00. In de bijlage 1 staat namelijk specifiek dat het inkomen van [naam onderneming] € 1.600,00 bedraagt. Van dat laatste bedrag worden de vaste lasten van € 1.165,81 afgetrokken. Het bedrag dat overblijft is € 434,19 en dit bedrag wordt bij helfte verdeeld tussen partijen. Dit betekent dat [eiseres] € 232,10 per maand toekomt. In de periode januari 2019 tot en met mei 2020 had [eiseres] dus recht op € 3.945,70.
3.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening over de uitleg van het convenant voor wat betreft de hoogte van het inkomen van [naam onderneming] waarvan de lasten/uitgaven die partijen overeengekomen zijn worden betaald.
3.5.
Bij de uitleg van een overeenkomst komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen uit de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij de omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, beslissend zijn. Dat betekent dat niet (alleen) de (letterlijke) tekst van de desbetreffende bepaling of van de overeenkomst beslissend is.
3.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de uitleg van [gedaagde] het meest voor de hand ligt en licht dat hierna toe.
3.7.
In bijlage 1 van het convenant staat met betrekking tot het bedrag dat op de gezamenlijk rekening binnen komt het volgende:
3.8.
[eiseres] gaat kennelijk uit van het bedrag dat bij “Totaal maandelijks: 2390,-” wordt genoemd, terwijl bij het salaris van [naam onderneming] duidelijk een bedrag van € 1.600,00 wordt genoemd. De overige genoemde bedragen (in totaal € 770,00) hebben betrekking op de hypotheekkosten. Die hypotheekkosten worden ook onder de uitgaven genoemd en komen ook nog terug op het overzicht dat betrekking heeft op het inkomen en de uitgaven van [gedaagde] dat achter bijlage 1 zit. Waarom dat zo is, daarvoor hebben partijen geen verklaring gegeven. Dat doet er ook verder niet toe. In artikel 4.4. van het convenant is namelijk bepaald dat de lasten verbonden aan de woning (dus ook de hypotheekkosten) gezamenlijk door partijen worden gedragen. In het door [eiseres] voorgestane uitleg, dat uit moet worden gegaan van een inkomen van € 2.390,00 (bedoeld zal zijn € 1.600,00 + € 770,00 = € 2.370,-), zou [gedaagde] de hypotheeklasten volledig voor zijn rekening nemen. Dat is niet wat partijen hebben afgesproken. Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat moet worden uitgegaan van een inkomen van € 1.600,00 per maand waarvan de lasten worden afgetrokken en waarvan het saldo vervolgens bij helfte moet worden verdeeld.
3.9.
Dit betekent dat [eiseres] recht heeft op (€ 1.600,00 minus € 1.165, 81 = € 434,19 delen door 2 =) € 217,10 per maand. In de periode januari 2019 tot en met september 2020 had [eiseres] dus recht op (€ 217,10 x 19 maanden =) € 4.124,90. Vast staat dat [gedaagde] € 4.489,78 aan [eiseres] heeft betaald. Dit betekent dat de vordering onder I van [eiseres] zal worden afgewezen. Vordering onder II wordt toegewezen tot een bedrag van € 217,10. Dit betekent evenzeer dat de (tegen-)vordering van [gedaagde] tot terugbetaling van het bedrag van € 4.489,79 in het hierna volgende (nr. 3.14) kan worden toegewezen tot een beloop van € 364,88 (= € 4.489,78 - € 4.124,90).
Polissen
3.10.
Verder stelt [eiseres] dat partijen overeengekomen waren de koopsompolis en lijfrente polis bij ASR, respectievelijk Delta Lloyd onverdeeld te laten en zodra de polissen tot uitkering komen de opbrengsten bij helfte tussen hen te verdelen. [gedaagde] heeft die polissen echter, zonder haar toestemming, al overgezet naar Nationale Nederlanden. De polis van Nationale Nederlanden staat alleen op naam van [gedaagde] . Hoewel [eiseres] aanvankelijk niet eens was met deze overzetting, omdat [gedaagde] daarover niet met haar heeft gesproken, legt zij zich er wel bij neer. Wel wil [eiseres] dat [gedaagde] haar ieder kwartaal een overzicht van de huidige stand van zaken overlegt, zodat zij kan controleren of [gedaagde] haar het juiste bedrag maandelijks uitbetaalt.
3.11.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat hij reeds de inlogcodes, waarmee [eiseres] via een digitaal portaal bij Nationale Nederlanden toegang krijgt tot de polis, heeft verstrekt, maar hij heeft er geen bezwaar tegen om ook de gevraagde overzichten over te leggen. Nu [gedaagde] geen bewaar (meer) heeft tegen deze vordering, zal de kantonrechter de vordering onder III van [eiseres] toewijzen. De gevorderde dwangsom zal op de hierna in de beslissing te bepalen wijze worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.12.
[eiseres] vordert nog € 732,01 aan buitengerechtelijke incassokosten. Het deel van de vordering van [eiseres] dat wordt toegewezen, heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (verder: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen (onbepaalde waarde) zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Gelet daarop is voldoende gebleken van werkzaamheden door de gemachtigde van [eiseres] om een vergoeding daarvoor te rechtvaardigen. De hoogte van het gevorderde bedrag wordt bepaald op € 462,50, hetgeen in overeenstemming is met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit en deze worden geacht redelijk te zijn.
In reconventie
Verrekening
3.13.
[gedaagde] vordert in totaal € 14.953,58 of € 10.463,80 terug van [eiseres] en doet daarbij, zo begrijpt de kantonrechter, tevens een beroep op verrekening. Volgens [gedaagde] heeft hij diverse uitgaven gedaan in verband met verbetering van de gezamenlijke woning, zodat een hogere verkoopprijs behaald kan worden. Die uitgaven zijn volgens [gedaagde] in overeenstemming met [eiseres] gedaan, althans [eiseres] heeft niet geprotesteerd tegen het doen van die uitgaven, en zij moet daarom haar aandeel in die kosten aan [gedaagde] betalen. [eiseres] betwist dat zij direct of indirect toestemming heeft gegeven.
3.14.
Zoals onder nr. 3.9. al is beslist, dient [eiseres] aan [gedaagde] terug te betalen het teveel betaalde ad € 364,88. Van verrekening kan geen sprake zijn, omdat de gevorderde hoofdsom in conventie is afgewezen. Voor het overige overweegt de kantonrechter als volgt. Los van de vraag of [eiseres] wél of geen toestemming heeft gegeven voor de door [gedaagde] verrichte reparaties aan de woning, heeft [gedaagde] het gevorderde bedrag in het geheel niet onderbouwd. Omdat [gedaagde] zodoende niet eens begin van bewijs heeft geleverd, wordt de vordering afgewezen.
Reiskosten
3.15.
[gedaagde] vordert daarnaast nog aan reiskosten € 799,00 terug van [eiseres] . Ter zitting heeft [gedaagde] , naar aanleiding van het verweer van [eiseres] , gesteld dat deze kosten zien op de reiskosten die hij van [naam onderneming] vergoed krijgt. Volgens [gedaagde] heeft hij uit coulance die reiskosten op de rekening van [eiseres] overgemaakt, maar nu [eiseres] geld van hem vordert, wil hij op zijn beurt dat bedrag terug.
3.16.
De kantonrechter wijst de vordering af. [gedaagde] heeft, zo begrijpt de kantonrechter, in feite geld aan [eiseres] geschonken. Gesteld noch gebleken is dat die schenkingen onder enige voorbehoud (tot terugbetaling) zijn gedaan. Het feit dat hij nu boos is omdat [eiseres] hem in een procedure betrokken heeft, levert geen (wettelijke) grondslag op voor het terugvorderen van die schenkingen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.17.
Nu de hoofdvorderingen van [gedaagde] nagenoeg geheel worden afgewezen, sneuvelen daarmee ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die overigens ook niet zijn onderbouwd.
Proceskosten in conventie en reconventie
3.18.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn, zal de kantonrechter de kosten van de procedure in die zin compenseren, dat beiden hun eigen kosten zullen dragen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om, vanaf 1 september 2020 tot aan de datum van de levering van de echtelijke woning aan een derde, maandelijks een bedrag van € 217,10 aan [eiseres] te voldoen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om één keer per kwartaal aan [eiseres] een afschrift van de uitkeringen en de opbouw van de polis bij Nationale Nederlanden te verstrekken;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 100,00 per dag indien [gedaagde] niet aan de onder 4.2. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 2.500,00 is bereikt;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 462,50 aan [eiseres] ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
4.7.
veroordeelt [eiseres] om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] te betalen € 364,88;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In conventie en reconventie
4.9.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021.

Voetnoten

1.De kantonrechter begrijpt: verstrekken.