In deze zaak, behandeld door de kantonrechter D.J. van Maanen, gaat het om een geschil tussen twee ex-echtgenoten over de uitvoering van een echtscheidingsconvenant. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.L. van 't Veer, heeft de gedaagde gedagvaard wegens vermeende schending van de afspraken die in het convenant zijn vastgelegd. De ex-echtgenoten waren in gemeenschap van goederen getrouwd en hebben bij de echtscheiding afspraken gemaakt over de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen en verplichtingen. De eiseres vordert onder andere betaling van een bedrag van € 7.140,12 en een maandelijkse bijdrage van € 612,10 van de gedaagde, alsook inzage in de polissen bij Nationale Nederlanden. De gedaagde heeft verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld, waarbij hij onder andere terugbetaling van een bedrag van € 10.463,80 vordert.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2021 is de zaak besproken. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseres en de gedaagde beoordeeld. De kantonrechter oordeelt dat de uitleg van de gedaagde over het convenant het meest voor de hand ligt, wat betreft de hoogte van het inkomen dat ten grondslag ligt aan de te betalen lasten. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres tot betaling van € 7.140,12 afgewezen, maar heeft de gedaagde wel veroordeeld tot betaling van € 217,10 per maand aan de eiseres. Daarnaast is de gedaagde verplicht om elk kwartaal een overzicht van de polissen te verstrekken en een dwangsom te betalen indien hij hieraan niet voldoet.
In reconventie heeft de kantonrechter de gedaagde in zijn vordering tot terugbetaling van € 364,88 toegewezen, maar andere vorderingen van de gedaagde zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is op 16 juni 2021 uitgesproken.