Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging producties en wijziging van eis in conventie,
- de akte uitlating producties van [gedaagde] ,
- de akte overlegging producties in conventie en in reconventie, tevens wijziging/vermeerdering van eis in reconventie van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling.
2.Waar gaat het over
Artikel 2 - Het werk
onder voorbehoud, geen offerte ontvangen.
3.Wat oordeelt de rechtbank
mogelijkniet tijdig kunnen opleveren van het werk. De rechtbank stelt vast dat in het door partijen overgelegde stukken niet valt te lezen dat [eiser] met [gedaagde] een bepaalde planning overeen was gekomen, anders dan de opleverdatum van 31 juli 2020. Wat hier ook van zij, het ontbinden van een overeenkomst van aanneming van werk op de grond dat
waarschijnlijkis geworden dat nakoming door de aannemer niet zonder tekortkoming zal plaatsvinden reeds vóór de datum van oplevering kan op grond van artikel 7:756 lid 1 BW
uitsluitenddoor een beslissing van de rechter plaatsvinden. Dit maakt dat [eiser] niet bevoegd was de overeenkomst buitengerechtelijke te ontbinden. Voornoemd artikel is immers van dwingend recht en wordt ambtshalve toegepast. Daarvan kan niet worden afgeweken. Ook niet bij overeenkomst. Het beroep op artikel 15 lid 1 van de overeenkomst faalt.
- a)
- b) uit
- c) opdrachtgever goede gronden heeft
beknopte opsomming’van de ‘
foutieve werkzaamheden en de gebreken’. [A] vindt die werkzaamheden dan slecht en slordig en geeft vervolgens een schatting van de kosten (€ 100.000,00).
hersteld’. De rechtbank gaat er vanuit dat [A] dat op 30 juli 2020 heeft beoordeeld, omdat een ander datum in het rapport niet wordt genoemd. Op 30 juli 2020 was dus een groot deel van ‘de gebreken’ al hersteld. Dat vast stond dat [gedaagde] het werk niet tijdig en/of zonder tekortkoming kon opleveren is dus niet gebleken. Nu [eiser] zijn stelling op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering.
3.540,00(2 punten x tarief € 1.770,00)
‘tot nu toe’in rekening gebracht en betaald gekregen. Voor zover [gedaagde] meer kosten heeft gemaakt die niet zijn gefactureerd, heeft [gedaagde] dat niet onderbouwd. De verwijzing naar de algemene parkeertarieven van de gemeente [naam gemeente] en de stelling dat hij gedurende 9 weken 40 uur per week heeft geparkeerd, vindt de rechtbank onvoldoende. [gedaagde] kon, gelet op de betwisting door [eiser] , niet volstaan met een abstracte begroting, omdat deze kosten volgens hem daadwerkelijk zijn gemaakt. Bovendien heeft [gedaagde] ook niet gesteld in hoeverre hij rekening heeft gehouden met de reeds betaalde parkeerkosten. Ook dit deel van de vordering zal worden afgewezen.