ECLI:NL:RBMNE:2021:5693

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
16/119155-21, 16/110078-20 (tul) en 16/077023-19 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof met geweld en afpersing in vereniging

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 april 2021 samen met een ander een straatroof heeft gepleegd in Lelystad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, met geweld en bedreiging met geweld twee slachtoffers heeft beroofd van hun persoonlijke bezittingen, waaronder een mobiele telefoon en geld. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte heeft tijdens de zitting erkend aanwezig te zijn geweest bij de straatroof, maar ontkende een actieve rol te hebben gespeeld. De rechtbank heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat de verdachte wel degelijk een aandeel had in de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 118 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de straatroof schade hebben geleden. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/119155-21, 16/110078-20 (tul) en 16/077023-19 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.S. Gerson, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun ouders namens hen naar voren hebben gebracht.

1.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, in het kort, op neer dat verdachte:
feit 1
op 28 april 2021 te Lelystad samen met een ander met geweld en/of bedreiging met geweld airpods en/of een mobiele telefoon van [slachtoffer 2] en een plastic tas met inhoud (paardrijschoenen en/of een chap) van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
feit 2
op 28 april 2021 te Lelystad samen met anderen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van airpods en een mobiele telefoon en [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer tien à vijftien Euro).

2.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.WAARDERING VAN HET BEWIJS

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Hij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 28 april 2021 fietste ik met mijn vriendin over de [adres] te [woonplaats] . Vervolgens zag ik twee jongens staan. Ik zag dat beide jongens het fietspad voor ons opliepen en ons op die manier de weg versperden. [2] De jongen met de pet begon te vertellen dat wij onze telefoons en ons geld aan hem moesten geven. Toen zei hij dat hij een pijp op zak had. Ik weet dat dat straattaal is voor vuurwapen. Ik schrok daarvan. Ik zag dat de jongen met de pet op mij af kwam lopen. Ik hoorde de jongen met de pet zeggen dat hij wel serieus was. Vervolgens zag ik dat de jongen zijn rechtervuist ophief en met kracht richting mijn gezicht sloeg. Ik voelde door de pijn dat hij mij op mijn linkeroog had geslagen. Ik zag vervolgens dat mijn vriendin haar geld afgaf. Ik zag dat de jongen met de pet mijn vriendin op haar bril sloeg. Omdat mijn vriendin de klap probeerde te ontwijken raakte hij haar maar half. Ik zag dat hij haar hoofd schampte. Vervolgens kwam de jongen met de pet weer naar mij toe en vroeg hij mij of ik een telefoon of een setje AirPods bij mij had. Vervolgens zag ik dat de jongen met de pet zijn rechtervuist ophief en mij met kracht tegen de zijkant van mijn hoofd sloeg. Ik voelde wederom dat het pijn veroorzaakte. Ik was echt heel bang. Ik heb toen mijn Apple Airpods afgegeven. Ik werd vervolgens op dezelfde plek als de eerste klap geslagen. Ik zag dat de jongen met de pet dat weer met volle kracht met zijn vuist deed. Ik voelde wederom heel veel pijn. Ik zag dat de jongen met de pet langs mij wegliep. Terwijl hij langsliep voelde ik dat ik tegen mijn achterhoofd werd geslagen. Gezien de tweede jongen nog steeds voor ons stond en ons de weg versperde moet de jongen met de pet mij wel tegen het achterhoofd hebben geslagen. [3] Vervolgens zag ik de tweede jongen ook tussen mij en mijn vriendin langslopen. Toen de tweede jongen langs mij liep voelde en zag ik dat hij mijn telefoon uit mijn zak haalde en wegnam. Ik zag dat de twee jongens wegrenden. Vervolgens zijn mijn vriendin en ik zo snel mogelijk in de andere richting weggefietst. [4]
Bijlage goederen
Object: telefoon
Merk/type: Huawei P30pro [5]
[slachtoffer 1]heeft aangifte gedaan. Zij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 28 april 2021 fietste ik samen met mijn vriend op het fietspad aan de [adres] in [woonplaats] . Wij werden aangesproken door twee mannen. Ik zag dat de mannen het fietspad op liepen. Ik probeerde de mannen met de fiets te ontwijken alleen dat lukte niet. Ik werd vervolgens door de gezettere man tegengehouden. Ik zag dat mijn vriend ook was gestopt met fietsen. Ik hoorde dat de gezette man tegen mij zei: "geef alle spullen die je hebt". [6] Ik zag vervolgens vanuit mijn ooghoek dat de gezette man met kracht mijn vriend tweemaal hard in zijn gezicht sloeg. Ik zag dat mijn vriend vervolgens zijn AirPods uit zijn jaszak pakte en aan een van de mannen afgaf. Ik zag vervolgens dat de twee mannen mij aankeken. Ik hoorde dat de gezettere man vervolgens tegen mij zei: "en jij ook". Hierop gaf ik mijn geld af. Het bedrag was ongeveer tien a vijftien euro. Vervolgens hoorde ik dat de gezette man tegen mij zei dat hij ook de plastic tas welke ik aan mijn stuur had zitten wilde hebben. Ik zei tegen de gezette man dat in de plastic tas mijn paardrijdschoenen zaten en dat hij er niets aan heeft. Ik zag dat de gezette man vervolgens met zijn rechter hand of vuist in de richting van mijn hoofd sloeg. Ik kon de klap ontwijken waardoor de man alleen mijn bril raakte. Ik voelde dat mijn bril schuin op mijn hoofd kwam te zitten. Ik zag dat de gezette man vervolgens de plastic tas, welke ik aan mijn stuur had zitten, afpakte. In de tas zaten paardrijdschoenen. Ik hoorde dat de gezette man aan mijn vriend vroeg of hij nog meer spullen had. Ik hoorde mijn vriend antwoorden dat hij niets meer had. Ik zag vervolgens dat de gezette man mijn kant op keek en vroeg of ik AirPods had. Ik antwoordde dat ik geen AirPods had. Hierop fietsten wij allebei snel weg. [7]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 28 april omstreeks 23:00 uur werden wij door het operationeel centrum gestuurd naar de [adres] . Eerder deze avond zijn wij daar bezig geweest met het aanhouden van een verdachte van een straatroof. Ter plaatse zagen wij dat er een jongen naar ons dienstvoertuig liep. Ik zag dat hij een zwart voorwerp in zijn handen had. Dit bleek later een chap te zijn van het slachtoffer van de straatroof. Hij vertelde dat dit ook nog in de woning lag. Wij zagen dat de jongen ons de chap overhandigde. Wij hebben de chap teruggegeven aan de eigenaar/het slachtoffer. [8]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 9 november 2021 onder andere het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben een van de twee jongens/mannen waarover in de aangiftes wordt gesproken. Ik ben bij de straatroof aanwezig geweest.
Bewijsoverwegingen
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1] op 28 april 2021 door twee jongens zijn beroofd van een telefoon en een tas met paardrijschoenen en chaps en dat zij zijn gedwongen Airpods en geld af te geven. Door en namens verdachte is gesteld dat verdachte wel aanwezig was bij de straatroof, maar dat hij daarin geen aandeel heeft gehad en van medeplegen dus geen sprake is. De rechtbank verwerpt dat verweer, nu dat wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt dat de beide aangevers gedetailleerde en nagenoeg gelijkluidende verklaringen hebben afgelegd. De rechtbank heeft dan ook geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. De verklaringen worden bovendien ondersteund door andere stukken uit het procesdossier. Op basis van de aangiftes en de (deels) bekennende verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte een van de twee jongens was die de straatroof heeft gepleegd, in de aangifte van [slachtoffer 2] ‘de tweede jongen’ genoemd. Samen met zijn medeverdachte heeft verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] benaderd en hen de weg versperd, waardoor zij niet verder konden fietsen. Vervolgens heeft de medeverdachte aangevers bedreigd, gestompt en hen AirPods, een geldbedrag en een plastic tas met paardrijschoenen en een chap afhandig gemaakt. Verdachte is de persoon geweest die de telefoon uit de jaszak van aangever [slachtoffer 2] heeft gestolen. Anders dan door en namens verdachte naar voren is gebracht, heeft verdachte dus ook daadwerkelijk een wegnemingshandeling verricht. Hierna zijn verdachte en zijn medeverdachte samen weggerend. Uit de camerabeelden van [naam] , waar beide verdachten verbleven, blijkt dat zij daar voorafgaand aan de straatroof samen zijn vertrokken en na de straatroof daar ook weer samen zijn aangekomen (proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [naam] en Jumbo, pagina 129-139). Getuige [getuige] , (destijds) een huisgenoot van verdachte en zijn medeverdachte, heeft verklaard dat hij op 28 april 2021 in de woonkamer bij [naam] zat en verdachte en zijn medeverdachte naar binnen zag rennen met spullen onder hun vest. Toen de getuige naar boven liep zag hij dat zij alle spullen op een bed hadden neergelegd en zij aan het ‘kloten’ waren met telefoons. Toen de politie bij de woning van verdachte en zijn medeverdachte was aangekomen heeft de getuige de politie verteld dat de telefoon in de waterbak van de wc lag (proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 151-152). Dit is de plek waar de telefoon van aangever [slachtoffer 2] uiteindelijk is aangetroffen (proces-verbaal van bevindingen, pagina 54 en proces-verbaal van bevindingen, pagina 100-101). Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de straatroof en het feit dat verdachten de straatroof gezamenlijk hebben uitgevoerd concludeert de rechtbank dat verdachte dit in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte heeft gedaan, waardoor het medeplegen van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld en de onder 2 ten laste gelegde afpersing kunnen worden bewezen.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 28 april 2021 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten het fietspad aan de [adres] , een mobiele telefoon (merk Huawei, type P30pro) die aan [slachtoffer 2] toebehoorde en een plastic tas met inhoud (paardrijschoenen en een chap) die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door dat fietspad op te lopen en [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] , die daar aan het fietsen waren, de vrije doorgang te belemmeren en dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “geef alle spullen die je hebt” en te vragen of [slachtoffer 2] een telefoon of AirPods bij zich had en te zeggen dat zij hun telefoons en geld moesten geven en dat hij, verdachte en/of zijn mededader een pijp op zak had en dat hij, verdachte en/of zijn mededader wel serieus was en nadat die [slachtoffer 2] zijn spullen had afgegeven tegen die
[slachtoffer 1] te zeggen: “En jij ook” en die [slachtoffer 2] te vragen of hij nog meer spullen had en die [slachtoffer 2] meerdere malen, met kracht tegen het gezicht en het achterhoofd te stompen en een slaande/stompende beweging te maken in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] ;
feit 2
op 28 april 2021 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten het fietspad aan de [adres] , met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van AirPods (merk Apple) en
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer tien à vijftien euro) dat aan die [slachtoffer 1] toebehoorde door dat fietspad op te lopen en [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] , die daar aan het fietsen waren, de vrije doorgang te belemmeren en dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen “geef alle spullen die je hebt” en te vragen of [slachtoffer 2] een telefoon of AirPods bij zich had en te zeggen dat zij hun telefoons en geld moesten geven en dat hij, verdachte en/of zijn mededader een pijp op zak had en dat hij, verdachte en/of zijn mededader wel serieus was en nadat die [slachtoffer 2] zijn spullen had afgegeven tegen die
[slachtoffer 1] te zeggen: “En jij ook” en die [slachtoffer 2] te vragen of hij nog meer spullen had en die [slachtoffer 2] meerdere malen, met kracht tegen het gezicht en het achterhoofd te stompen en een slaande/stompende beweging te maken in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] .
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en 2
de voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 118 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het volgen van een opleiding;
- een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht in geval van strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering te volgen, in die zin dat aan verdachte een (deels) voorwaardelijks straf met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd. Het gaat op dit moment een stuk beter met verdachte, hij gaat naar school en krijgt behandeling en begeleiding voor zijn (persoonlijkheids)problematiek. Gelet daarop heeft de raadsvrouw verzocht de eis aanzienlijk te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De aard en ernst van de feitenVerdachte heeft zich schuldig gemaakt het medeplegen van een straatroof. Daarbij is het gebruik van geweld niet geschuwd. De medeverdachte heeft slachtoffer [slachtoffer 2] meermalen in zijn gezicht en op zijn hoofd gestompt, waardoor [slachtoffer 2] een gekneusde oogkas heeft opgelopen. Ook heeft hij uitgehaald naar slachtoffer [slachtoffer 1] , maar doordat zij de klap probeerde te ontwijken, is daarbij alleen haar bril geraakt. Dit is een ernstig feit dat getuigt van een gebrek aan respect voor de slachtoffers. Dergelijke feiten hebben een grote impact op het leven van de slachtoffers, niet alleen op het moment van de straatroof zelf, maar vaak ook nog lange tijd daarna. Dat blijkt ook duidelijk uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer 1] ter terechtzitting heeft voorgedragen, waarin zij onder andere heeft aangegeven dat zij na de straatroof kampte met angstgevoelens, paniek en boosheid. Straatroven maken niet alleen een grove inbreuk op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers, maar hebben doorgaans ook impact op mensen uit de wijk en de samenleving als geheel. Hoewel verdachte heeft bekend dat hij bij de straatroof aanwezig was, heeft hij aangegeven dat hij verder niets met de straatroof te maken had. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij de betrokkenheid bij het bewezenverklaarde feit heeft ontkend en daarmee geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte (onder andere) kennis genomen van een uittreksel Justitiële documentatie van 4 augustus 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Dat was voor het laatst op 6 augustus 2020 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarbij aan verdachte een taakstraf van 28 uren, waarvan 14 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren is opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies, opgesteld door
R. van Duijn van 18 oktober 2021, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van complexe problematiek en een belast verleden van verwaarlozing, huiselijk geweld, pleegzorg en uithuisplaatsingen. Hoewel actuele diagnostiek ontbreekt, is in het (verre) verleden ADHD, PDD-NOS en LVB-problematiek vastgesteld. Dit wordt als een mogelijk criminogene factor gezien. Daarnaast worden alcoholgebruik en het sociale netwerk (lees: het handelen en initiatief vanuit medeverdachte) in verband gebracht met de verdenking. Daartegenover staat een aantal beschermende factoren. Namelijk de begeleiding en woonplek bij [naam] , het financiële bewind en de stappen richting werk vanuit verdachte. Zijn ontvankelijkheid voor begeleiding is de laatste maanden sterk toegenomen, zo blijkt uit verschillende referentencontacten. Verdachte laat hierbij een pro-sociale houding zien en een gezonde gewetensontwikkeling. Hij staat open voor verdere begeleiding vanuit de reclassering en ander betrokken instanties. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Het adolescentenstrafrechtwegingskader is hiervoor toegepast. Op het cluster van handelingsvaardigheden worden er wel indicaties gevonden voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Met name dat verdachte op ogenschijnlijk verstandelijk beperkt niveau functioneert en zich gemakkelijk laat beïnvloeden door anderen. Doorslaggevend voor het toepassen van het volwassenenstrafrecht is echter het feit dat er geen pedagogische mogelijkheden worden gezien die enkel binnen het jeugdstrafrecht toepasbaar zijn. Er loopt ook al een toezicht bij de volwassenreclassering, waarbinnen voldoende aanknopingspunten worden gevonden om tot risicoverlaging te komen. De reclassering adviseert dan ook het volwassenenstrafrecht toe te passen. De reclassering ziet zwaarwegende negatieve consequenties wanneer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Een aantal beschermende factoren kan dan namelijk wegvallen, zoals het wonen bij [naam] . Het wegvallen van deze factoren betekent hoogstwaarschijnlijk een toename in het recidiverisico. Temeer omdat verdachte met ogenschijnlijke LVB-problematiek onvoldoende draagkracht heeft om dit op te vangen. Verdachte wordt geacht in staat te zijn een taakstraf uit te voeren. De reclassering is bereid om hem hierin te begeleiden en tot een passende taakstraf te komen. De reclassering adviseert de rechtbank aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen.
Volwassenenstrafrecht
De rechtbank volgt het advies van de reclassering en past het volwassenenstrafrecht toe.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, in combinatie met hetgeen hiervoor is opgemerkt ten aanzien van de persoon van verdachte, acht de rechtbank gevangenisstraf voor de duur van 118 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden en zal deze aan verdachte opleggen. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen die de reclassering heeft geadviseerd, omdat zij het van belang acht dat verdachte gedurende de proeftijd van 2 jaren hulp en begeleiding krijgt om te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 120 uren opleggen, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis. Hiermee wil de rechtbank het signaal afgeven dat het plegen van een straatroof een ernstig feit is dat niet zonder consequenties kan blijven en wil de rechtbank voorkomen dat verdachte – en anderen – dit soort feiten (nogmaals) plegen. De rechtbank legt verdachte een lagere taakstraf op dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij ziet daar aanleiding toe in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name ook in de positieve ontwikkeling die hij doormaakt en het feit dat verdachte tijdens de straatroof zelf geen geweldshandelingen heeft gepleegd.
Voorlopige hechtenisDe rechtbank heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

8.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.278,75. Dit bedrag bestaat uit € 278,75 materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde.
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 594,27. Dit bedrag bestaat uit € 444,27 materiële schade en € 150,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde. Weliswaar is in de schriftelijke vordering een totaal bedrag van € 154,47 opgenomen (zijnde € 444,37 materiele schade en € 150,00 immateriële schade, minus de reeds vergoede schade van € 439,90), maar op de terechtzitting is namens [slachtoffer 1] nadrukkelijk gesteld dat de verdachte het gehele bedrag zou moeten vergoeden. Verder is namens [slachtoffer 1] ter terechtzitting aangevoerd dat zij en haar ouders drie keer naar de rechtbank zijn gekomen en daarvoor reiskosten hebben gemaakt en dat haar moeder een dag vrij heeft moeten nemen van haar werk.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de gevorderde materiële schadevergoeding door de benadeelde partij. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schadevergoeding. Hij heeft geconcludeerd dat het toegewezen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de (schriftelijk) gevorderde schadevergoeding door de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het immateriële deel van de schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd en het gevorderde bedrag veel te hoog is. Zij heeft bepleit dat dit deel van de vordering moet worden afgewezen. Verder heeft zij aangevoerd dat de materiele schade, voor zover die al door de verzekering is vergoed, niet kan worden toegewezen.
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft verzocht de schade die reeds is vergoed door de verzekering niet toe te wijzen. De verzochte immateriële schade zou moeten worden afgewezen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2]
De materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. [slachtoffer 2] vordert ook slechts vergoeding van de schade die niet door de verzekering is vergoed. De schade ter hoogte van in totaal € 278,75 komt als voldoende onderbouwd voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering op dat punt hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling.
De immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen en dus aanspraak kan maken op vergoeding van immateriële schade. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen en de onderbouwing van de vordering, waardeert de rechtbank deze schade op € 1.000,-. De rechtbank zal het immateriële deel van de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 1.278,75 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer 1]
De materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De geleden materiële schade bedraagt in totaal € 444,27. Een deel daarvan, ter hoogte van € 439,90, is al door de verzekering vergoed. De schade die reeds door de verzekering is betaald, komt niet voor vergoeding aan de benadeelde partij in aanmerking. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen. De schade, voor zover die nog niet door de verzekering is vergoed, ter hoogte van in totaal € 4,37, komt als voldoende onderbouwd voor vergoeding in aanmerking.
De gevorderde reiskosten komen eveneens voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank begroot deze kosten op € 3,19 (uitgaande van een enkele reis afstand van 2,8 km en een kilometervergoeding van € 0,19 per km).
Voor zover [slachtoffer 1] ook verletkosten heeft willen vorderen, is dit – nu dit op geen enkele wijze (nader) is onderbouwd – niet toewijsbaar.
De rechtbank zal de vordering die op die punten (in totaal een bedrag van € 7,56) hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling.
De immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezenverklaarde in haar persoon is aangetast en daardoor immateriële schade heeft geleden. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen en de onderbouwing van de vordering, waardeert de rechtbank deze schade op
€ 150,-. De rechtbank zal het immateriële deel van de vordering tot dat bedrag toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 157,56 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil. De rechtbank wijst de vordering wat betreft het meer gevorderde af.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Vordering tenuitvoerlegging 16/110078-20
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere van
6 augustus 2020 (parketnummer 16/110078-20) is verdachte een taakstraf van 14 uren voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
Vordering tenuitvoerlegging 16/077023-19
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere van
20 augustus 2019 (parketnummer 16/077023-19) is verdachte een taakstraf van 15 uren voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 56, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
118 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 100 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat:
* verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 te Lelystad. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* verdachte zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
* verdachte bij [naam] verblijft of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
* met opdracht aan Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.278,75:
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 1.278,75 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 22 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 157,56;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 157,56 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/110078-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere bij vonnis van 6 augustus 2020 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 14 uren;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/077023-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere bij vonnis van 20 augustus 2019 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 15 uren;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van Donk-Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2021.
Mrs. R.B. Eigeman en N. van Esch zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 28 april 2021 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten het fietspad aan de [adres] ,
- airpods (merk Apple) en/of een mobiele telefoon (merk Huawei, type P30pro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een plastic tas met inhoud (paardrijschoenen en/of een chap), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- dat fietspad op te lopen en/of het stuur van de fiets van die [slachtoffer 1] vast te pakken, althans haar en/of die [slachtoffer 2] (die daar aan het fietsen waren) de vrije doorgang te belemmeren en/of
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen “geef alle spullen die je hebt” en/of te vragen of zij een telefoon en/of airpods bij zich hadden en/of te zeggen dat zij hun telefoons en geld moesten geven en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader een pijp op zak had en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader wel serieus was en/of nadat die [slachtoffer 2] zijn spullen had afgegeven tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: “En jij ook” en/of die [slachtoffer 2] te vragen of hij nog meer spullen had, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende) aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het achterhoofd te slaan/stompen en/of
- een slaande/stompende beweging te maken in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] ;
feit 2
hij op of omstreeks 28 april 2021 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten het fietspad aan de [adres] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
- [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van airpods (merk Apple) en/of een mobiele telefoon (merk Huawei, type P30pro) en/of
- [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer tien à vijftien Euro) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde(n) door
- dat fietspad op te lopen en/of het stuur van de fiets van die [slachtoffer 1] vast te pakken, althans haar en/of die [slachtoffer 2] (die daar aan het fietsen waren) de vrije doorgang te belemmeren en/of
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen “geef alle spullen die je hebt” en/of te vragen of zij een telefoon en/of air pods bij zich had(den) en/of te zeggen dat zij hun telefoons en geld moesten geven en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader een pijp op zak had en/of dat hij, verdachte en/of zijn mededader wel serieus was en/of nadat die [slachtoffer 2] zijn spullen had afgegeven tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: “En jij ook” en/of die [slachtoffer 2] te vragen of hij nog meer spullen had, althans (telkens) woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of - die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het achterhoofd te slaan/stompen en/of
- een slaande/stompende beweging te maken in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] ;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 april 2021, genummerd 2021131668, opgemaakt door politie Midden-Nederland, districtsrecherche Flevoland, doorgenummerd 1 tot en met 179. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 61.
3.Pagina 62.
4.Pagina 63.
5.Pagina 65.
6.Pagina 70.
7.Pagina 71.
8.Pagina 60.