Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De stukken
hierna: DJGB) van 18 april 2021 tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf;
2.Het onderzoek ter terechtzittingHet onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 9 november 2021. Daarbij zijn gehoord:
3.De rapportage en de toelichting daarop
4.De standpunten
5.Het oordeel van de rechtbank
hierna: PIJ-maatregel) opgelegd. Daarbij is ook in ogenschouw genomen dat andere (mildere) strafkaders die eerder aan veroordeelde zijn opgelegd – waaronder de straf met bijzondere voorwaarden die is opgelegd in de zaak met parketnummer 16/245677-20 – niet hebben geleid tot een positieve gedragsverandering bij veroordeelde (en niet hebben voorkomen dat veroordeelde opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd). Nu de rechtbank op 23 november 2021 aan veroordeelde een PIJ-maatregel heeft opgelegd is zij van oordeel dat het tenuitvoerleggen van de bij vonnis van 23 februari 2021 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 142 dagen geen redelijk doel meer dient. De rechtbank acht het van groot belang dat veroordeelde zo spoedig mogelijk kan beginnen aan de behandelingen die hij in het kader van de PIJ-maatregel zal (moeten) volgen. Gelet op de duur van de PIJ-maatregel acht de rechtbank het verlengen van de proeftijd ook niet op zijn plaats. De rechtbank zal de (gewijzigde) vordering dan ook afwijzen.