ECLI:NL:RBMNE:2021:567

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
516832 / HA RK 21-26
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens misbruik van recht

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 4 februari 2021 een verzoek tot wraking ingediend tegen de leden van de wrakingskamer, in het kader van een lopende procedure met zaaknummer 514658 HA RK 20-325. Het verzoek tot wraking volgde op de afwijzing van een eerder verzoek tot aanhouding van de behandeling van een wrakingsverzoek tegen mr. G.L.M. Urbanus, dat op 5 februari 2021 zou worden behandeld. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking, omdat hij misbruik van recht heeft gemaakt. Verzoeker heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de onpartijdigheid van de leden van de wrakingskamer in twijfel trekken. In plaats daarvan lijkt het verzoek tot wraking te zijn ingediend om de behandeling van het verzoek tegen mr. Urbanus uit te stellen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoeker zijn verzoek enkel heeft ingediend om de procedure te frustreren.

De wrakingskamer heeft besloten dat een volgend verzoek tot wraking van verzoeker in de lopende zaken niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 9 februari 2021 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is aan de betrokken partijen toegezonden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 516832 / HA RK 21-26
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
9 februari 2021
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 4 februari 2021 een verzoek tot wraking ingediend in de zaak met zaaknummer 514658 HA RK 20-325. Het verzoek tot wraking is gericht tegen de leden van de wrakingskamer (hierna: eerste wrakingskamer).
1.2.
De eerste wrakingskamer zou op 5 februari 2021 het door verzoeker in december 2020 gedane verzoek tot wraking van mr. G.L.M. Urbanus in de procedure met zaaknummer C116/505797/FA RK 20-773 behandelen. Verzoeker heeft om aanhouding van de behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Urbanus verzocht. De eerste wrakingskamer heeft dat verzoek afgewezen.
1.3.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
Uitgangspunt is dat een wrakingsverzoek op een zitting wordt behandeld. Wanneer een verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken in de gevallen die zijn genoemd in onderdeel 9.1 a t/m i van het wrakingsprotocol van deze rechtbank. [1]
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek wegens misbruik van recht. Zij overweegt daartoe als volgt.
2.3.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek tegen de leden van de wrakingskamer – samengevat – gesteld dat:
- hij van de wrakingskamer geen vertrouwenspersoon mag meenemen naar de zitting.
- de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 5 februari 2021
door laat gaan, terwijl verzoeker en de gewraakte rechter niet aanwezig (kunnen) zijn.
- de zitting worden gehouden in Lelystad in plaats van Utrecht.
- door de wrakingskamer geen rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat verzoeker
dat weekend voor het eerst in twee jaar zijn kind bij zich heeft.
- de wrakingskamer correspondeert met de advocaat van verzoeker, terwijl zijn advocaat hem
in de wrakingsprocedure niet bijstaat.
2.4.
Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking ingediend, zo vermeldt hij ook zelf in het verzoek, zodra hij vernomen had van de weigering van de eerste wrakingskamer om gehoor te geven aan zijn verzoek tot aanhouding van de behandeling van het verzoek tot wraking van mr. Urbanus. In het verzoek tot wraking van de eerste wrakingskamer somt verzoeker een aantal punten op die hij ten grondslag legt aan zijn wrakingsverzoek. Die behelzen, in ieder geval gedeeltelijk, redenen waarom de voorgenomen behandeling op 5 februari 2021 verzoeker niet past. Daarnaast heeft verzoeker in zijn verzoek op geen enkele wijze uitgelegd waarom sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid van de leden van de eerste wrakingskamer schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer komt tot de slotsom dat verzoeker zijn verzoek tot wraking van de eerste wrakingskamer alleen maar ingediend heeft om te bewerkstelligen dat het verzoek tot wraking van mr. Urbanus niet op 5 februari 2012 behandeld zou worden en dat hij door zo te handelen misbruik gemaakt heeft van zijn recht om een verzoek tot wraking in te dienen.
2.5.
Op grond van het voorgaande komt de wrakingskamer tot het oordeel dat verzoeker kennelijk niet ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek tegen de eerste wrakingskamer.
2.6.
Om te voorkomen dat verzoeker de procedure verder frustreert zal de wrakingskamer bepalen dat een volgende verzoek tot wraking van verzoeker in de zaak met kenmerk 514658 HA RK 20-325 of in de zaak met kenmerk C116/505797/FA RK 20-773 niet in behandeling wordt genomen.
2.7.
De zaak zal worden verwezen naar de eerste wrakingskamer ter verdere afdoening van het eerste wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de leden van de (eerste) wrakingskamer tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 514658 HA RK 20-325 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
3.4.
bepaalt dat een volgende verzoek tot wraking van verzoeker in de zaak met kenmerk C116/505797/FA RK 20-773 of in de zaak met kenmerk 514658 HA RK 20-325 niet behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. R.C. Stijnen en mr. P.J.M. Mol als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021.
de griffier is buiten staatdeze beslissing te ondertekenen
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Te vinden op: