ECLI:NL:RBMNE:2021:5630

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
UTR 20/3321
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift wegens ontbrekende handtekening

In deze zaak heeft eiser, een persoon die een beroep heeft ingediend tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, op 4 september 2020 beroep aangetekend tegen het besluit van verweerder van 27 augustus 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk werd geacht. De kern van de zaak draait om de vraag of de Sociale Verzekeringsbank het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift niet ondertekend was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn bezwaarschrift van 23 maart 2020 niet heeft ondertekend. Verweerder heeft eiser op 15 juli 2020 de gelegenheid gegeven om alsnog een handtekening te zetten, maar eiser heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor voldeed het bezwaarschrift niet aan de wettelijke eisen, wat de rechtbank heeft bevestigd. Eiser heeft in zijn correspondentie met de rechtbank aangegeven dat hij niet begrijpt waarom zijn handtekening niet wordt erkend en waarom hij geen AOW-uitkering ontvangt. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat de handtekeningen die eiser heeft gezet op andere documenten niet gelijk zijn aan de handtekening die onder het bezwaarschrift had moeten staan.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op 5 november 2021. Eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser

en

Sociale Verzekeringsbank, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 4 september 2020 tegen het besluit van verweerder van 27 augustus 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank moet beoordelen of verweerder het bezwaar van eiser in het besluit van 27 augustus 2020 niet-ontvankelijk heeft mogen verklaren, omdat eiser het bezwaarschrift niet zou hebben ondertekend.
3. Eiser heeft in zijn brieven van 1 maart 2021 en 18 juni 2021 aan de rechtbank – samengevat – geschreven dat hij niet begrijpt dat er constant wordt gezegd dat hij geen handtekening heeft gezet. Dat heeft hij al diverse keren wel gedaan. Eiser begrijpt ook niet waarom hij geen AOW-uitkering krijgt van verweerder. Eiser heeft de AOW-uitkering nodig om de opslag van zijn huisraad te betalen.
4. De rechtbank stelt op basis van de dossierstukken vast dat eiser zijn bezwaarschrift van 23 maart 2020 niet heeft ondertekend. Verweerder heeft eiser vervolgens op 15 juli 2020 de mogelijkheid gegeven om alsnog een handtekening onder het bezwaarschrift te zetten. De rechtbank stelt op basis van de dossierstukken vast dat eiser van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder mag het bezwaar dan niet-ontvankelijk verklaren. Het bezwaarschrift voldoet dan namelijk niet aan de wettelijke eisen. [1]
5. Wat eiser in beroep aanvoert, geeft de rechtbank geen aanknopingspunt voor een ander oordeel. Dat eiser diverse keren een handtekening heeft gezet (zoals onder de aanvraag voor een AOW-uitkering en het beroepschrift), is niet hetzelfde als een handtekening onder het bezwaarschrift. De handtekeningen zijn ook verschillend. Dat eiser het beroepschrift heeft ondertekend, betekent niet dat hij daarmee het ontbreken van de handtekening onder het bezwaarschrift alsnog heeft gecorrigeerd. Het beroep is kennelijk ongegrond. [2]
6. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is uitgesproken op 5 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze rechter
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Artikel 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Artikel 8:54 van de Awb