ECLI:NL:RBMNE:2021:5630
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift wegens ontbrekende handtekening
In deze zaak heeft eiser, een persoon die een beroep heeft ingediend tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, op 4 september 2020 beroep aangetekend tegen het besluit van verweerder van 27 augustus 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk werd geacht. De kern van de zaak draait om de vraag of de Sociale Verzekeringsbank het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het bezwaarschrift niet ondertekend was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn bezwaarschrift van 23 maart 2020 niet heeft ondertekend. Verweerder heeft eiser op 15 juli 2020 de gelegenheid gegeven om alsnog een handtekening te zetten, maar eiser heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor voldeed het bezwaarschrift niet aan de wettelijke eisen, wat de rechtbank heeft bevestigd. Eiser heeft in zijn correspondentie met de rechtbank aangegeven dat hij niet begrijpt waarom zijn handtekening niet wordt erkend en waarom hij geen AOW-uitkering ontvangt. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat de handtekeningen die eiser heeft gezet op andere documenten niet gelijk zijn aan de handtekening die onder het bezwaarschrift had moeten staan.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen en is openbaar gemaakt op 5 november 2021. Eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.