ECLI:NL:RBMNE:2021:5605

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
UTR 20/3619
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek inzake agrarische bestemming van perceel

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig aan [adres 1] te [plaats], beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten. Eiseres stelt dat het perceel van vergunninghouder [derde-partij], gelegen aan [adres 2] te [plaats], in strijd is met de agrarische bestemming, omdat het perceel wordt gebruikt voor de opslag, wassen, verpakken en verkopen van pompoenen en uien. Eiseres heeft op 17 maart 2020 verzocht om handhavend op te treden, maar dit verzoek is op 6 april 2020 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing is op 24 september 2020 ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep is gegaan.

De rechtbank heeft op 10 november 2021 de mondelinge uitspraak gedaan. Tijdens de zitting is eiseres verschenen, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een collega. De vergunninghouder was ook aanwezig. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft overwogen dat het perceel van vergunninghouder binnen het bestemmingsplan “Buitengebied Dronten” valt en dat de activiteiten die daar plaatsvinden niet in strijd zijn met de agrarische bestemming. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse niet in strijd zijn met de bestemming "Agrarisch".

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de door eiseres aangevoerde andere mogelijke overtredingen, zoals het illegaal lozen van spoelwater, niet binnen deze procedure vallen. Aangezien het beroep ongegrond is, zijn er geen proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen. De rechtbank heeft eiseres gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3619

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

10 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten, verweerder

(gemachtigde: mr. A.H. Hegger).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats] .

Procesverloop

Eiseres woont aan de [adres 1] te [plaats] . Haar perceel grenst aan het perceel
[adres 2] te [plaats] , waarvan de heer [derde-partij] (vergunninghouder) eigenaar is. Vergunninghouder heeft het bedrijf [bedrijf] en gebruikt het perceel voor de opslag, wassen, verpakken en verkopen van elders geteeld pompoenen en uien.
Volgens eiseres is dit in strijd met de ter plaatse geldende agrarische bestemming, daarom heeft zij op 17 maart 2020 aan verweerder verzocht om handhavend op te treden.
Met het besluit van 6 april 2020 (het primaire besluit) is het verzoek om handhaving
afgewezen.
Met het besluit van 24 september 2020 (het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond
verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vergunninghouder heeft een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2021. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en diens collega,
[A] . Derde-partij is verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het toetsingskader is als volgt. Het perceel [adres 2] te [plaats] valt binnen het bestemmingsplan “Buitengebied Dronten” en heeft daarin de bestemming “Agrarisch”.
Bij een handhavingsverzoek moet allereerst worden onderzocht of sprake is van een overtreding. Zonder het bestaan van een overtreding is verweerder namelijk niet bevoegd tot handhavend optreden als bedoeld in artikel 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres voert aan dat op het perceel geen sprake is van een agrarisch bedrijf, maar van een agrarisch hulp- en nevenbedrijf. Aangezien dit in strijd is met het bestemmingsplan, heeft verweerder het handhavingsverzoek ten onrechte afgewezen. Verweerder heeft niet gekeken waar het perceel feitelijk voor wordt gebruikt en of dat past binnen de agrarische bestemming. Ook is het volgens eiseres onjuist dat verweerder heeft bepaald dat het niet relevant is waar de teelt van gewassen plaatsvindt.
4. De rechtbank stelt vast dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) op 28 juli 2021 over dit geschilpunt een uitspraak heeft gedaan. [1] De ABRvS overweegt dat uit artikel 3.1 van de planregels volgt dat gronden met de bestemming "Agrarisch" mogen worden gebruikt voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf. Uit dit artikel of de plansystematiek volgt niet dat dit gebruik alleen is toegestaan indien op hetzelfde perceel ook de teelt van de gewassen plaatsvindt. De bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn daarom niet in strijd met de bestemming "Agrarisch". Dat betekent dat geen sprake is van een overtreding.
5. De conclusie is dat verweerder terecht het handhavingsverzoek heeft afgewezen.
6. Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat de door eiseres overgelegde stukken over het illegaal lozen van spoelwater op het oppervlaktewater door het bedrijf van vergunninghouder op het perceel [adres 2] te [plaats] zien op een andere mogelijke overtreding, waarbij een ander bestuursorgaan betrokken is (het Waterschap). Dat betekent dat deze stukken buiten deze procedure vallen en de rechtbank hierover geen oordeel geeft. Ook de mogelijke overschrijding van de geluidsnorm ziet op een andere mogelijke overtreding.
7. Aangezien het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding. Het verzoek van derde-partij om eiseres in zijn kosten te veroordelen wordt afgewezen, omdat daarvoor geen grondslag in de Awb is.
8. De rechtbank stuurt binnen twee weken een proces-verbaal van de mondelinge
uitspraak. Verder heeft de rechtbank eiseres gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep als zij het niet eens is met deze uitspraak. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
10 november 2021 en zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.