In deze zaak heeft eiseres, woonachtig aan [adres 1] te [plaats], beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten. Eiseres stelt dat het perceel van vergunninghouder [derde-partij], gelegen aan [adres 2] te [plaats], in strijd is met de agrarische bestemming, omdat het perceel wordt gebruikt voor de opslag, wassen, verpakken en verkopen van pompoenen en uien. Eiseres heeft op 17 maart 2020 verzocht om handhavend op te treden, maar dit verzoek is op 6 april 2020 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing is op 24 september 2020 ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep is gegaan.
De rechtbank heeft op 10 november 2021 de mondelinge uitspraak gedaan. Tijdens de zitting is eiseres verschenen, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een collega. De vergunninghouder was ook aanwezig. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft overwogen dat het perceel van vergunninghouder binnen het bestemmingsplan “Buitengebied Dronten” valt en dat de activiteiten die daar plaatsvinden niet in strijd zijn met de agrarische bestemming. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse niet in strijd zijn met de bestemming "Agrarisch".
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de door eiseres aangevoerde andere mogelijke overtredingen, zoals het illegaal lozen van spoelwater, niet binnen deze procedure vallen. Aangezien het beroep ongegrond is, zijn er geen proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen. De rechtbank heeft eiseres gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.