ECLI:NL:RBMNE:2021:5597

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/1985
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht instemmen met rechtstreeks beroep bij bestuursrechter

In deze zaak heeft eiseres op 13 april 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 31 maart 2021 was genomen. Eiseres verzocht verweerder om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. Verweerder heeft dit verzoek op 12 mei 2021 doorgezonden naar de rechtbank en heeft verzocht om het te behandelen als rechtstreeks beroep. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder ten onrechte heeft ingestemd met het verzoek om rechtstreeks beroep.

De rechtbank baseert haar oordeel op artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een bestuursorgaan kan instemmen met rechtstreeks beroep indien de zaak daarvoor geschikt is. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat er een zodanig uitputtende gedachtewisseling heeft plaatsgevonden tussen partijen dat de bezwaarschriftprocedure bij voorbaat geen toegevoegde waarde meer heeft. De rechtbank wijst erop dat de mogelijkheid van rechtstreeks beroep een uitzondering moet blijven en dat de bezwaarschriftenprocedure in principe moet worden doorlopen.

De rechtbank heeft daarom besloten dat het beroepschrift als bezwaarschrift dient te worden behandeld en heeft verweerder opgedragen om het beroepschrift als bezwaarschrift in behandeling te nemen. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 8 juli 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1985

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: L.B.J. Vrolijk),

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 13 april 2021 een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van
verweerder van 31 maart 2021. Eiseres heeft verweerder in het bezwaarschrift verzocht om
in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter.
Verweerder heeft het bezwaarschrift bij brief van 12 mei 2021 naar de rechtbank
doorgezonden en heeft de rechtbank verzocht om het te behandelen als rechtstreeks beroep.

Overwegingen

1. Artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de indiener in het bezwaarschrift het bestuursorgaan kan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter, zulks in afwijking van artikel 7:1 van de Awb.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan kan instemmen met het verzoek indien de zaak daarvoor geschikt is. Het vijfde lid bepaalt dat indien het bestuursorgaan instemt met het verzoek, het bestuursorgaan het bezwaarschrift, onder vermelding van de datum van ontvangst, onverwijld doorzendt aan de bevoegde rechter.
2. Artikel 8:54a, eerste lid, van de Awb bepaalt dat, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, de bestuursrechter het onderzoek kan sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat het bestuursorgaan ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. het tweede lid van dit artikel bepaalt dat in dat geval de uitspraak ertoe strekt dat het bestuursorgaan het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
3. Bij brief van 12 mei 2021 heeft verweerder het verzoek van eiseres om in te stemmen met rechtstreeks beroep doorgezonden naar de rechtbank. Hierbij is aangegeven dat zij akkoord gaan met het verzoek om rechtstreeks beroep in te stellen op grond van artikel 7:1a van de Awb.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5. Doel van artikel 7:1a van de Awb is om bestuursrechtelijke geschilbeslechting waar mogelijk te vereenvoudigen en te verkorten. Het bieden van de mogelijkheid van het overslaan van de bezwaarschriftprocedure is, zo blijkt uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel, bedoeld voor die gevallen waarin bij de totstandkoming van het primaire besluit van het bestuur al een zodanig uitputtende gedachtewisseling tussen bestuur en belanghebbende heeft plaatsgevonden, dat de bezwaarschriftprocedure daar weinig meer aan kan toevoegen, terwijl tevens vaststaat dat de belanghebbende het met het besluit niet eens is (Kamerstukken II, 2000/01, 27 563, nr. 3, p.3). Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft de minister van Justitie benadrukt dat in de visie van de regering rechtstreeks beroep uitzondering moet blijven en dat de bezwaarschriftenprocedure slechts in bijzondere gevallen achterwege behoort te blijven. De minister voegde daar aan toe dat het voor de hand ligt dat de bezwaarmaker die het bestuur verzoekt de bezwaarschriftprocedure over te slaan, gemotiveerd aangeeft waarom zijn bezwaarschrift een bijzonder geval is. Als voorbeelden van uitzonderlijke situaties noemt de minister de in het rapport van de Commissie rechtsbescherming van de Vereniging voor bestuursrecht VAR genoemde situatie dat alle betrokkenen hun argumenten reeds bij de voorbereiding van het besluit zo uitputtend hebben gewisseld, dat bij voorbaat vaststaat dat een bezwaarschriftenprocedure geen toegevoegde waarde zal hebben, en gevallen waarin geen enkel verschil van mening over de feiten bestaat, maar waarin partijen een rechterlijke beslissing over een rechtsvraag nodig hebben om hun geschil te beëindigen (Kamerstukken I, 2004/4, 27 563, p. 1-2).
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar verzoek om met rechtstreeks beroep in te stemmen enkel rust op de veronderstelling dat verweerder niet bereid is om een andere beslissing te nemen. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de voorwaarde dat er een zodanig uitputtende gedachtewisseling heeft plaatsgevonden tussen partijen dat de bezwaarschriftprocedure bij voorbaat geen toegevoegde waarde meer heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is ook niet gebleken dat de standpunten van partijen in de voorbereiding van het primaire besluit over en weer al zozeer zijn uitgewisseld dat de bezwaarschriftenprocedure zou neerkomen op een herhaling van zetten.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroepschrift met toepassing van artikel 8:54a van de Awb als bezwaarschrift dient te worden behandeld. De rechtbank zal het beroepschrift derhalve naar verweerder doorzenden om het als bezwaarschrift in behandeling te nemen.

Beslissing

De rechtbank:
draagt verweerder op om het beroepschrift als bezwaarschrift in behandeling te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.