ECLI:NL:RBMNE:2021:5595

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/2920
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens tijdige beslissing door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist op zijn bezwaarschrift, heeft zijn beroep ingetrokken nadat verweerder op 16 juni 2021 het besluit van 6 november 2020 had ingetrokken. Verzoeker vroeg om vergoeding van zijn proceskosten, aangezien hij in zijn verzoek was tegemoetgekomen door verweerder. De rechtbank overwoog dat, volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, verweerder verplicht is om de proceskosten te vergoeden wanneer het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de verzoeker tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.122,-, gebaseerd op de ingediende bezwaarschrift en beroepschrift, met inachtneming van de wegingsfactoren. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2920

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. H. Patang),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoeker is op 8 juli 2021 in beroep gegaan, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaarschrift van 26 november 2020. Verweerder heeft op 16 juni 2021 het besluit van 6 november 2020, waartegen verzoeker in bezwaar is gegaan, ingetrokken. Verweerder heeft daarmee gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor de proceskosten.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van diegene moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoeker. In het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald welke kosten er dan vergoed moeten worden.
3. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 1.122,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
4. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.122,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.