ECLI:NL:RBMNE:2021:5594

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
UTR 20/3895
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die tevens advocaat is. Verweerder, de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, had eerder het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard en de woz-waarde verlaagd. Na een verdere verlaging van de woz-waarde door verweerder heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht alleen proceskostenvergoeding kan worden toegekend voor rechtsbijstand verleend door een derde. Aangezien verzoeker zijn eigen belangen heeft behartigd, is er geen sprake van door een derde verleende rechtsbijstand. Verweerder heeft wel het griffierecht vergoed, maar ziet geen aanleiding om andere kosten te vergoeden.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het verzoek om proceskostenvergoeding moet worden afgewezen, omdat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden voor vergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Moed en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3895

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 18 augustus 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar van 16 september 2020 het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard en de woz-waarde verlaagd naar € 252.000. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 17 maart 2021 heeft verweerder beslist dat hij aan de bezwaren van verzoeker tegemoet komt en dat de woz-waarde wordt verlaagd naar
€ 200.000. Verweerder heeft daarmee gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift (dus van verzoeker) moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft op 18 augustus 2021 gereageerd op het verzoek en medegedeeld dat hij het griffierecht reeds heeft uitbetaald, maar dat hij voor vergoeding van andere kosten geen aanleiding ziet.
4. De rechtbank is het eens met verweerder. Verzoeker vraagt om vergoeding van de kosten van de beroepsmatig verleende rechtsbijstand door hemzelf (verzoeker is advocaat). Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb, kan alleen proceskostenvergoeding worden toegekend als het gaat om rechtsbijstand die door een derde is verleend [1] . Verzoeker heeft in deze zaak zijn eigen belangen behartigd. Van door een derde verleende rechtsbijstand is dus geen sprake. De rechtbank wijst het verzoek af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed , rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van