ECLI:NL:RBMNE:2021:5593

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/2687
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep bestuursrecht

In deze zaak, behandeld door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 september 2021, gaat het om een verzoek van de verzoekers om vergoeding van proceskosten. De verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Riessen, hebben in beroep gegaan tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, omdat verweerder niet tijdig had beslist op hun bezwaarschrift van 28 augustus 2020. Na een beslissing op bezwaar op 6 juli 2021 door verweerder, hebben de verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de verzoeker, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Dit is vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten en heeft deze vastgesteld op € 374,-. Dit bedrag is berekend op basis van de punten en de wegingsfactor die van toepassing zijn op deze zaak.

Daarnaast is in de uitspraak opgenomen dat verweerder verplicht is het door verzoekers betaalde griffierecht te vergoeden, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2687

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 3] en [verzoeker 4],te [woonplaats], verzoekers,
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Riessen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 19 juli 2021 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekers is op 21 juni 2021 in beroep gegaan, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun bezwaarschrift van 28 augustus 2020. Verweerder heeft op 6 juli 2021 alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekers wilden. Verzoekers hebben daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor de proceskosten.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van diegene moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen in de proceskosten van verzoeker. In het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is bepaald welke kosten er dan vergoed moeten worden.
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 374,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekers betaalde griffierecht te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekers zullen zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed , rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.