ECLI:NL:RBMNE:2021:557

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/41
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente was vastgesteld op € 616.000,- voor het belastingjaar 2019, met als waardepeildatum 1 januari 2018. De eiser stelde dat de waarde te hoog was, mede door de vermeende verpaupering van de buurt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via Skype op 3 november 2020, waar de gemachtigde van de eiser en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de verweerder in de gelegenheid te stellen aanvullende foto’s in te dienen ter onderbouwing van de taxatie. Na het indienen van deze foto’s heeft de rechtbank het onderzoek gesloten op 18 december 2020.

De rechtbank overweegt dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de verweerder de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeert dat de verweerder met een taxatiematrix en de toelichting daarop aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de claim van verpaupering, niet overtuigend geacht. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin ook geen verpaupering werd vastgesteld. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/41

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

gemachtigde: D.A.N. Bartels
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

gemachtigde: B. Hoefnagel.

Procesverloop

In de beschikking van 28 februari 2019 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 616.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2018. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 29 november 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 november 2020 via een Skype-verbinding. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 3 november 2020 geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen de foto’s die verweerder ten behoeve van de taxatie van de woning heeft gemaakt in het geding te brengen en om te onderzoeken of hij beschikt over een fotoreportage die de gemachtigde van eiser in de bezwaarprocedure heeft ingebracht. Indien dit het geval is, dient verweerder ook deze fotoreportage in het geding te brengen.
Op 9 november 2020 heeft verweerder foto’s die hij voor een taxatie van de woning heeft gemaakt naar de rechtbank gestuurd en aan de rechtbank meegedeeld niet over foto’s te beschikken die de gemachtigde van eiser tijdens de bezwaarfase zou hebben overhandigd. In reactie hierop heeft de gemachtigde van eiser op 3 december 2020 ook foto’s naar de rechtbank gestuurd. Hierna heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft de rechtbank het onderzoek op 18 december 2020 gesloten.

Overwegingen

1.De woning is een in 2000 gebouwde vrijstaande woning met vrijstaande garage. De woning heeft een inhoud van ongeveer 682 m3 en ligt op een kavel van 1.575 m2.
2.De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3.Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 594.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix overgelegd.
4.Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd meewegen.
5.De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix, en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer gebruiks- en perceeloppervlakte. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
6.Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7.Eiser voert aan dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld, gelet op het waardedrukkende effect van de verpauperde buurt waarin de woning ligt. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser betoogd dat de waarde daarom moet worden verlaagd naar
€ 594.000,-. Ter onderbouwing heeft de gemachtigde van eiser op 26 november 2020 foto’s van percelen in de buurt van de woning ingebracht.
8.Volgens verweerder is er geen sprake van verpaupering of verloedering. Hij heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 september 2020 [1] waarin het hof in een eerdere zaak van eiser ten aanzien van de woning (belastingjaar 2018, waardepeildatum 1 januari 2017) heeft geoordeeld dat er geen sprake is van verpaupering of verloedering. Het hof zag in die zaak geen aanleiding om de waarde op grond van de foto’s die de gemachtigde van eiser heeft ingebracht te verminderen. De opslag van bouwmaterialen op buurpercelen is naar haar aard tijdelijk en uit de foto’s blijkt niet van een zodanige mate van verpaupering van de straat dat daaraan gevolgen voor de waarde van de woning moeten worden verbonden.
De rechtbank volgt verweerder in dit betoog. Op de foto’s die de gemachtigde van eiser heeft ingediend is net als in de hiervoor genoemde uitspraak van het hof de opslag van bouwmaterialen te zien, maar is niet sprake van een zodanig verpauperde toestand dat dit invloed heeft op de waarde van de woning. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt los daarvan vast dat de foto’s die verweerder op 9 november 2020 heeft ingebracht op 4 januari 2019 zijn gemaakt en dus niet zien op de waardepeildatum.
9.Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
29 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
de rechter is buiten staat om deze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat