ECLI:NL:RBMNE:2021:557
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente was vastgesteld op € 616.000,- voor het belastingjaar 2019, met als waardepeildatum 1 januari 2018. De eiser stelde dat de waarde te hoog was, mede door de vermeende verpaupering van de buurt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via Skype op 3 november 2020, waar de gemachtigde van de eiser en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de verweerder in de gelegenheid te stellen aanvullende foto’s in te dienen ter onderbouwing van de taxatie. Na het indienen van deze foto’s heeft de rechtbank het onderzoek gesloten op 18 december 2020.
De rechtbank overweegt dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de verweerder de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeert dat de verweerder met een taxatiematrix en de toelichting daarop aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de claim van verpaupering, niet overtuigend geacht. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin ook geen verpaupering werd vastgesteld. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.