ECLI:NL:RBMNE:2021:5569

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
C/16/511747 / HA RK 20-268
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het beroep op functioneel en familieverschoningsrecht in een voorlopig getuigenverhoor tussen voormalig echtgenoten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een voorlopig getuigenverhoor tussen twee voormalige echtgenoten, [verweerder] en [verzoekster]. [Verweerder] heeft de rechtbank verzocht om bewijs te verkrijgen over de inkomsten van [verzoekster] ten tijde van het echtscheidingsconvenant en daarna. Tijdens het verhoor op 13 oktober 2021 heeft [verzoekster] zich beroepen op een functioneel verschoningsrecht, omdat zij in Turkije als advocaat is ingeschreven. Ze weigerde echter om specifieke vragen te beantwoorden over haar werkzaamheden voor de eenmanszaak van haar zoon, [A].

De rechter-commissaris heeft het beroep van [verzoekster] op zowel het familieverschoningsrecht als het functioneel verschoningsrecht afgewezen. De rechter-commissaris oordeelde dat [verzoekster] als partijgetuige geen aanspraak kan maken op een familieverschoningsrecht, omdat de inlichtingen die [verweerder] wenst te verkrijgen gericht zijn op het instellen van een rechtsvordering tegen haar. Daarnaast werd vastgesteld dat de informatie die [verzoekster] heeft verkregen in haar ondersteunende rol voor de eenmanszaak van haar zoon niet valt onder het functioneel verschoningsrecht, omdat deze informatie niet aan haar is toevertrouwd in haar hoedanigheid als advocaat.

De rechter-commissaris heeft bepaald dat [verzoekster] moet verschijnen voor een nieuw voorlopig getuigenverhoor op 26 januari 2022, indien [verweerder] haar daarvoor oproept. De beschikking is gegeven door mr. H.J. ter Meulen en openbaar uitgesproken op 17 november 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/511747 / HA RK 20-268
Beschikking in incident van de rechter-commissaris van 17 november 2021
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonend in [woonplaats] ,
verzoekster in incident,
verweerster in de hoofdzaak,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. S. Ilkdogan,
tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats] ,
verweerder in incident,
verzoeker in de hoofdzaak,
hierna te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. R. van Coolwijk

1.Waar gaat het over?

1.1.
[verweerder] en [verzoekster] zijn voormalig echtgenoten. Op verzoek van [verweerder] heeft de rechtbank Midden-Nederland bij beschikking van 16 juni 2021 een voorlopig getuigenverhoor bevolen. Met dit voorlopig getuigenverhoor wil [verweerder] in de eerste plaats bewijs verkrijgen over eventuele inkomsten die [verzoekster] genoot op het moment van totstandkoming van het echtscheidingsconvenant op 24 januari 2020. [verweerder] vermoedt namelijk dat [verzoekster] destijds inkomsten heeft verzwegen. Daarnaast wil [verweerder] bewijs verkrijgen over de inkomsten die [verzoekster] na het aangaan van het echtscheidingsconvenant heeft genoten en over de inspanningen van [verzoekster] om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Volgens [verweerder] geeft [verzoekster] hierover onvoldoende openheid van zaken, ondanks daarover gemaakte afspraken in het echtscheidingsconvenant.
1.2.
Op 13 oktober 2021 heeft een verhoor plaatsgevonden, waarbij onder meer [verzoekster] als getuige is gehoord. Tijdens dit verhoor heeft [verzoekster] onder meer verklaard dat zij in 2019 ondersteunende werkzaamheden heeft verricht voor [naam eenmanszaak] , de eenmanszaak van haar zoon [A] . Zo heeft zij onder meer het dossier van de familie [B (achternaam)] afgewikkeld, nadat [A] met ingang van 1 september 2019 zijn eenmanszaak had beëindigd. De rechter-commissaris heeft aan [verzoekster] gevraagd waaruit deze afwikkelingswerkzaamheden bestonden. [verzoekster] heeft in antwoord daarop aangegeven dat het ging om communicatie en om coördinerende werkzaamheden. Een nadere concretisering van haar werkzaamheden heeft [verzoekster] niet willen geven. Zij heeft zich beroepen op een haar toekomend functioneel verschoningsrecht als bedoeld in artikel 165 lid 2 sub b van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv). Dat beroep heeft zij onderbouwd door erop te wijzen dat zij in Turkije staat ingeschreven als advocaat.
1.3.
De advocaat van [verweerder] heeft vervolgens aan [verzoekster] gevraagd hoe de verdeling was van de werkzaamheden tussen [verzoekster] en [A] in het dossier van de familie [B (achternaam)] . In het verlengde hiervan heeft hij gevraagd of, en zo ja op welke wijze, [A] contact had met de familie [B (achternaam)] . [verzoekster] heeft die vragen niet beantwoord. Zij heeft zich ook ten aanzien van die vragen beroepen op een functioneel verschoningsrecht. Omdat deze vragen (mede) betrekking hebben op het doen en laten van haar zoon, heeft [verzoekster] daarnaast een beroep gedaan op het familieverschoningsrecht als bedoeld in artikel in artikel 165 lid 2 sub a Rv.
1.4.
De rechter-commissaris heeft tijdens het verhoor aan partijen meegedeeld dat hij bij afzonderlijke beschikking zal beslissen op het beroep van [verzoekster] op een aan haar toekomend verschoningsrecht.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter-commissaris wijst het beroep van [verzoekster] op een verschoningsrecht af. Dat geldt zowel voor het beroep op een familieverschoningsrecht als op een functioneel verschoningsrecht. De rechter-commissaris zal hierna uitleggen hoe en waarom hij tot dit oordeel is gekomen.
(a) [verzoekster] kan zich niet beroepen op een familieverschoningsrecht
2.2.
[verzoekster] dient te worden aangemerkt als een partijgetuige. De inlichtingen die [verweerder] wenst te verkrijgen, zijn er immers op gericht een rechtsvordering in te stellen tegen [verzoekster] . Een partijgetuige komt geen familieverschoningsrecht toe (zie Hoge Raad 19 februari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0877 (
[C (achternaam)] / [C (achternaam)]), rov. 3.3). [verzoekster] kan zich in het voorlopig getuigenverhoor dan ook niet beroepen op een familieverschoningsrecht. Dat betekent dat [verzoekster] de vragen van de advocaat van [verweerder] over de verdeling van de werkzaamheden binnen [naam eenmanszaak] dient te beantwoorden.
(b) [verzoekster] kan zich niet beroepen op een functioneel verschoningsrecht
2.3.
Bij de beoordeling van het beroep door [verzoekster] op een functioneel verschoningsrecht, stelt de rechter-commissaris het volgende voorop. Advocaten behoren tot de beperkte groep van personen die uit hoofde van de aard van hun maatschappelijke functie verplicht zijn tot geheimhouding van al hetgeen hun in hun hoedanigheid wordt toevertrouwd. In verband daarmee komt aan advocaten het recht toe zich te verschonen van het beantwoorden van vragen die betrekking hebben op hetgeen hun in hoedanigheid is toevertrouwd. De grondslag van dit verschoningsrecht is een in Nederland geldend algemeen rechtsbeginsel dat meebrengt dat bij deze vertrouwenspersonen het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van hetgeen is besproken voor bijstand en advies tot deze vertrouwenspersonen moet kunnen wenden (zie o.a. Hoge Raad 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:600, rov. 3.2.2). Dit algemene rechtsbeginsel is naar het oordeel van de rechter-commissaris onverkort van toepassing op een ‘buitenlandse’ advocaat die in Nederland zijn of haar werkzaamheden verricht.
2.4.
Het voorgaande betekent dat aan [verzoekster] een functioneel verschoningsrecht toekomt. Zij heeft immers onweersproken aangevoerd dat zij in Turkije staat ingeschreven als advocaat en dat zij – mede in die hoedanigheid – vanuit Nederland juridische werkzaamheden heeft verricht. Het is echter de vraag of de gevraagde informatie valt binnen de reikwijdte van het aan [verzoekster] toekomende functioneel verschoningsrecht. Daarvoor is vereist dat die informatie aan [verzoekster] is toevertrouwd in haar hoedanigheid van advocaat. De rechter-commissaris is van oordeel dat niet aan dit vereiste is voldaan. [verzoekster] heeft verklaard dat zij haar juridische werkzaamheden vanuit Nederland heeft gestaakt op 30 september 2018. Vervolgens is zij in de periode na 21 februari 2019 ondersteunende werkzaamheden gaan verrichten voor de eenmanszaak van [A] . De informatie die [verzoekster] vanuit deze ondersteunende rol over het dossier van de familie [B (achternaam)] heeft verkregen, heeft te geleden als informatie die is toevertrouwd aan [A] (handelend onder de naam [naam eenmanszaak] ). De familie [B (achternaam)] is immers een adviesrelatie aangegaan met [A] / [naam eenmanszaak] en niet met [verzoekster] . Dat [verzoekster] ook rechtstreeks contact heeft gehad met de familie [B (achternaam)] , maakt dit niet anders. [verzoekster] lijkt het voorgaande ook te erkennen in de e-mail van haar advocaat van 13 oktober 2021, waarin wordt opgemerkt dat "
de familie [B (achternaam)] strikt genomen client is geweest van [naam eenmanszaak]" en "
[verzoekster] vrijwillig heeft geholpen en in dát kader betrokken was bij de familie [B (achternaam)]". Nu de gestelde vragen betrekking hebben op (de inhoud van) deze ondersteunende werkzaamheden, wijst de rechter-commissaris het beroep op een functioneel verschoningsrecht af.
2.5.
[verzoekster] dient kortom ook de vragen te beantwoorden die zien op de inhoud van de werkzaamheden die zij zelf heeft verricht voor de familie [B (achternaam)] .
2.6.
Gelet op het voorgaande, zal de rechter-commissaris hierna bepalen dat [verzoekster] dient te verschijnen voor het nadere voorlopig getuigenverhoor dat gepland is op 26 januari 2022, indien [verweerder] [verzoekster] daarvoor oproept.

3.De beslissing

De rechter-commissaris:
3.1.
wijst het beroep van [verzoekster] op een familieverschoningsrecht af;
3.2.
wijst het beroep van [verzoekster] op een functioneel verschoningsrecht af;
3.3.
bepaalt dat [verzoekster] na een nieuwe oproep zal moeten verschijnen voor het nadere voorlopig getuigenverhoor te houden op 26 januari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. ter Meulen en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021.