In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een voorlopig getuigenverhoor tussen twee voormalige echtgenoten, [verweerder] en [verzoekster]. [Verweerder] heeft de rechtbank verzocht om bewijs te verkrijgen over de inkomsten van [verzoekster] ten tijde van het echtscheidingsconvenant en daarna. Tijdens het verhoor op 13 oktober 2021 heeft [verzoekster] zich beroepen op een functioneel verschoningsrecht, omdat zij in Turkije als advocaat is ingeschreven. Ze weigerde echter om specifieke vragen te beantwoorden over haar werkzaamheden voor de eenmanszaak van haar zoon, [A].
De rechter-commissaris heeft het beroep van [verzoekster] op zowel het familieverschoningsrecht als het functioneel verschoningsrecht afgewezen. De rechter-commissaris oordeelde dat [verzoekster] als partijgetuige geen aanspraak kan maken op een familieverschoningsrecht, omdat de inlichtingen die [verweerder] wenst te verkrijgen gericht zijn op het instellen van een rechtsvordering tegen haar. Daarnaast werd vastgesteld dat de informatie die [verzoekster] heeft verkregen in haar ondersteunende rol voor de eenmanszaak van haar zoon niet valt onder het functioneel verschoningsrecht, omdat deze informatie niet aan haar is toevertrouwd in haar hoedanigheid als advocaat.
De rechter-commissaris heeft bepaald dat [verzoekster] moet verschijnen voor een nieuw voorlopig getuigenverhoor op 26 januari 2022, indien [verweerder] haar daarvoor oproept. De beschikking is gegeven door mr. H.J. ter Meulen en openbaar uitgesproken op 17 november 2021.