ECLI:NL:RBMNE:2021:5559

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
16/083185-21 en 96/241120-19 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en verzet tegen aanhouding met lachgastank

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 november 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Irak in 1996, die op 24 maart 2021 in Zeist met een lachgastank van minstens vier kilo heeft gezwaaid, waarbij hij een agent op het achterhoofd raakte. De rechtbank oordeelt dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van de agent heeft aanvaard. Daarnaast heeft de verdachte zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding, wat resulteerde in kneuzingen bij een andere verbalisant. De rechtbank heeft de conclusies van deskundigen overgenomen en verklaart de verdachte ontoerekeningsvatbaar. TBS met dwangverpleging wordt niet opgelegd, maar TBS met voorwaarden wel. De vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en proces-verbalen, en concludeert dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag en verzet bij aanhouding. De rechtbank legt de maatregel van TBS met voorwaarden op, waarbij de dadelijke uitvoerbaarheid wordt bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/083185-21 en 96/241120-19 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1996] te [geboorteplaats] (Irak),
op dit moment verblijvende in de P.I. Haaglanden, PPC.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 juni 2021, 14 september 2021 en 3 november 2021. De rechtbank heeft op laatstgenoemde datum de strafzaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.P. van Rhijn, advocaat te Doorn, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partijen
[verbalisant 1] en [politieambtenaar] naar voren is gebracht en hetgeen namens hen door mr. P.A. Hovius is toegelicht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primair: op 24 maart 2021 te Zeist heeft geprobeerd om [verbalisant 1] van het leven te beroven;
subsidiair: op 24 maart 2021 te Zeist aan [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair: op 24 maart 2021 te Zeist heeft geprobeerd om aan [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:
primair: op 24 maart 2021 te Zeist zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding door politieambtenaar [politieambtenaar] te slaan;
subsidiair: op 24 maart 2021 te Zeist [politieambtenaar] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag op verbalisant [verbalisant 1] en dat verdachte zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding door politieambtenaar [politieambtenaar] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het ontbreekt aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte [verbalisant 1] heeft geslagen met een gastank en dat [verbalisant 1] daarbij is geraakt. Voor zover de rechtbank dit wel bewezen acht, geldt dat verdachte geen opzet had om [verbalisant 1] van het leven te beroven dan wel om aan [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel toe brengen. Voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde heeft verdachte verklaard zich te hebben verzet tegen zijn aanhouding en alle feiten en omstandigheden wijzen hier volgens de raadsman ook op.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen [1]
Feit 1 – poging doodslag [verbalisant 1]
Op 25 maart 2021 heeft [verbalisant 1] aangifte gedaan. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Plaats delict: [straat] , [woonplaats]
Pleegdatum/tijd: Op woensdag 24 maart 2021 om 21:57 uur
Achternaam: [verbalisant 1] . Voornamen: [voornamen] . Geboren: [1984] . Ik doe aangifte van mishandeling/poging zware mishandeling/poging doodslag. Op 24 maart 2021 ben ik door de verdachte minimaal 6 keer geslagen met kracht, waarvan 2 keer met een lachgasfles. [2]
Op 26 maart 2021 is een proces-verbaal forensisch onderzoek persoon opgemaakt, houdende als bijlage een letselrapportage van 25 maart 2021. Daarin is het volgende gerelateerd:
Naam: [verbalisant 1] . [1974] .
datum incident 24-03-2021
gemelde toedracht: (…) Ik ben met een gevulde 2kg lachgascilinder op mijn achterhoofd geslagen. Bij de eerste klap bleef ik nog staan, bij de tweede klap werd het zwart voor mijn ogen en viel ik op de grond. Daar mis ik een stuk in mijn
geheugen. [3]
Beoordeling
Concluderend betreft het:
-Twee kneuzingen op het achterhoofd.
Bij afwezigheid van onderliggend inwendig letsel, namelijk breuken van de (aangezichts)schedel en/of intracraniële bloedingen, worden deze letsels in combinatie met een hersenschudding geclassificeerd als matig (Abbreviated injury scale (AIS) 2).
past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed. [4]
Op 24 september 2021 is verbalisant [verbalisant 2] door de rechter-commissaris als getuige gehoord. In het hiervan opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Advocaat: Toen mijn client de lachgasfles nog vasthad, hebt u gezien dat hij met die lachgasfles heeft geslagen?
Getuige: Hij heeft meerdere zwaaien gemaakt met de lachgasfles in zijn handen. [5]
Rechter-commissaris: hoe groot was de lachgasfles?
Getuige: Een halve meter, een meter. Er zit een hele grote zwarte hendel aan. Hij was echt om zich heen aan het slaan, hij wilde niet dat we die fles van hem afpakten. [6]
Op 24 september 2021 is verbalisant [politieambtenaar] door de rechter-commissaris als getuige gehoord. In het hiervan opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Ik zie een zwaaiende beweging met de rechterarm. Ik zie in mijn linkerooghoek een voorwerp omhoog gaan. Dat is dus de lachgasfles en die komt op het hoofd van collega [verbalisant 1] . Ik zie hem wankelen en dan gaat het heel snel met het om zich heen slaan van uw cliënt. De arm van verdachte is vrij en ik ben de controle dan ook kwijt. Collega [verbalisant 1] zakt vervolgens voor mij in elkaar. [7]
Op 24 september 2021 is verbalisant [verbalisant 1] door de rechter-commissaris als getuige gehoord. In het hiervan opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Getuige: Ik ben twee keer geslagen. Dat weet ik 100% nog. Ik heb twee klappen op mijn achterhoofd gehad met de lachgastank.
Officier van justitie: Ik hoorde u net zeggen dat u zeker weet dat u twee keer met een lachgasfles bent geslagen. Hoe weet u dat zo zeker?
Getuige: Omdat ik mij het geluid nog goed kan herinneren. Het geluid van de fles die op mijn hoofd terechtkwam. Een holle klank. Alsof je een metalen fles op de grond laat vallen, dat geluid.
Officier van justitie: En dat dus twee keer?
Getuige: Ja.
Officier van justitie: Kunt u nog iets zeggen over de kracht waarmee dat ging?
Getuige: Hard genoeg om buiten westen te raken. [8]
Op 25 maart 2021 is door verbalisant [verbalisant 3] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende gerelateerd:
Ik hoorde van de collega's dat er een drukhouder is beslag was genomen. Ik heb vervolgens een onderzoek ingesteld naar de drukhouder. Ik zag een grijskleurige,
metalen drukhouder (…). Het totaalgewicht van deze drukhouder betreft ten minste 4100 gram. Als de drukhouder gevuld zou zijn betekent het dat het gewicht van de inhoud 2000 gram betreft. De daadwerkelijke inhoud, ten tijde van dit onderzoek, is niet volledig vast te stellen op basis van bovenstaande. conclusie is dus dat het gewicht van de drukhouder minimaal 4100 gram is geweest en maximaal 6100 ten tijde van het incident. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 3 november 2021 het volgende verklaard:
“Ik was de man die zich op 24 maart 2021 in de avonduren bevond op het parkeerdek op de [straat] te Zeist en die is aangehouden door de politie. [10]
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de aangifte, de letselverklaring van [verbalisant 1] en de getuigenverklaringen af dat verdachte [verbalisant 1] twee keer met een lachgastank op het achterhoofd heeft geraakt.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte met zijn gedragingen opzettelijk heeft geprobeerd om [verbalisant 1] te doden. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende bewijs aanwezig dat verdachte vol opzet had op de dood van [verbalisant 1] .
De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [verbalisant 1] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Naar algemene ervaringsregels roept het twee keer raken met een lachgastank van minstens vier kilo op het achterhoofd de aanmerkelijke kans in het leven dat iemand daardoor komt te overlijden. Het is algemeen bekend dat het achterhoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is waar zich vitale hersenfuncties bevinden. De rechtbank is van oordeel dat er een aanmerkelijke kans was dat [verbalisant 1] zou komen te overlijden, aangezien verdachte met deze lachgastank van ten minste vier kilo om zich heen heeft gezwaaid, terwijl [verbalisant 1] op dat moment dicht bij hem stond.
De rechtbank leidt uit de omstandigheid dat [verbalisant 1] twee kneuzingen op het achterhoofd had af dat verdachte [verbalisant 1] met kracht heeft geraakt. Dit volgt ook uit de omstandigheid dat [verbalisant 1] tijdelijk bewusteloos is geweest door de klappen op zijn hoofd.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het gevolg, te weten de dood van [verbalisant 1] , dat het niet anders kan zijn dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties waaruit zou blijken dat verdachte die aanmerkelijke kans niet heeft aanvaard, is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag op [verbalisant 1] .
feit 2 – verzet bij aanhouding
Op 25 maart 2021 heeft [politieambtenaar] aangifte gedaan. In het hierover opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende gerelateerd:
Plaats delict: [adres] , [woonplaats]
Pleegdatum/tijd: Tussen woensdag 24 maart 2021 om 21:57 uur en woensdag
24 maart 2021 om 22:07 uur
Achternaam: [politieambtenaar] . Voornamen: [voornaam] . Geboren: [1983] .
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict.
Ik doe aangifte van mishandeling van een ambtenaar in functie. De verdachte heeft mij opzettelijk en met kracht tweemaal op mijn linker wang geslagen. Ik voelde hierdoor direct een stekende pijn. Ten gevolge wat mij is overkomen heb ik letsel opgelopen. [11]
Op 25 maart 2021 is door [politieambtenaar] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende gerelateerd:
Op woensdag 24 maart 2021, omstreeks 21:57 uur kregen meerdere eenheden van de gemeenschappelijke meldkamer Utrecht de opdracht om naar de [straat] te [woonplaats] te gaan.
Ik hoorde collega [verbalisant 1] direct daarop zeggen dat de man was aangehouden. Hierop besloot ik de linkerarm van de man vast te pakken.
Ik zag dat de man met zijn rechterarm een zwaaiende beweging naar mijn gezicht maakte. Ik voelde dat ik twee keer kort achter elkaar een klap op mijn linkerwang kreeg. Ik zag dat de man dit met zijn rechtervuist met kracht en een grote zwaaiende bewegingen deed. Ik voelde op dat moment direct een enorme pijn. [12]
De man die collega [verbalisant 1] en mij mishandeld had, bleek later te zijn genaamd:
[verdachte] , geboren op [1996] te [geboorteplaats] .
[politieambtenaar] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland. [13]
Op 28 maart 2021 is een proces-verbaal forensisch onderzoek persoon opgemaakt, houdende als bijlage een letselrapportage van 25 maart 2021. Daarin is het volgende gerelateerd:
Betrokkene
Achternaam : [politieambtenaar]
Voornamen : [voornaam]
Geboortedatum : [1983]
Bevindingen
Ik zag dat de rechterzijde van het gezicht ter hoogte van het jukbeen gezwollen was. Ik zag dat deze zwelling rood gekleurd was.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op basis van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:

op 24 maart 2021 te Zeist, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [verbalisant 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [verbalisant 1] met kracht meerdere keren met een metalen lachgasfles op het achterhoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 primair:

op 24 maart 2021 te Zeist, zich met geweld heeft verzet tegen een politieambtenaar, te weten [politieambtenaar] , brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door die [politieambtenaar] met kracht meerdere keren in het gezicht te slaan, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een kneuzing van de linker wang (ter hoogte van het jukbeen), bij die [politieambtenaar] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:

poging doodslag;
feit 2 primair:

wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en hij heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich evenals de officier van justitie op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Over verdachte is een dubbelrapportage opgemaakt. Op 29 juni 2021 heeft M.F. Raven, GZ-psycholoog, een rapport uitgebracht naar aanleiding van een door hem bij verdachte uitgevoerd psychologisch onderzoek. Op 13 juli 2021 heeft J.C. Laheij, psychiater, een rapport uitgebracht naar aanleiding van een door hem bij verdachte uitgevoerd psychiatrisch onderzoek.
Zowel de psycholoog als de psychiater komen tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan schizofrenie en aan een stoornis in het gebruik van cannabis en lachgas, dat deze stoornissen aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde en dat die stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedden ten tijde van het tenlastegelegde.
De beide deskundigen adviseren om de ten laste gelegde feiten indien bewezen niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de deskundigen op deugdelijke wijze tot stand zijn gekomen en dat hun conclusies worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare.
Verdachte wordt dus ontoerekeningsvatbaar geacht, wat betekent dat verdachte om die reden niet strafbaar is en ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot TBS met dwangverpleging. Volgens de officier van justitie zijn er contra-indicaties voor het opleggen van TBS met voorwaarden. De officier van justitie stelt daartoe in het bijzonder dat niet te verwachten valt dat verdachte zich aan de te stellen voorwaarden zal kunnen of willen houden. Voor het geval de rechtbank overgaan tot oplegging van TBS met voorwaarden, verzoekt de officier van justitie de negen door de reclassering geadviseerde voorwaarden op te leggen en verzoekt hij deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte bereid en gemotiveerd is om zich te houden aan de te stellen TBS-voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 24 maart 2021 schuldig gemaakt aan een poging doodslag op verbalisant [verbalisant 1] , waardoor [verbalisant 1] letsel heeft opgelopen en buiten bewustzijn is geraakt. Daarnaast heeft verdachte zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding, waardoor verbalisant [politieambtenaar] letsel heeft opgelopen. Dit zijn zeer ernstige feiten, die nog veel ernstiger hadden kunnen aflopen dan uiteindelijk is gebeurd. De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat dit geweld zich heeft gericht tegen twee verbalisanten in de uitoefening van hun werkzaamheden. Uit hun verklaringen ter terechtzitting blijkt dat wat zich die avond heeft afgespeeld zeer veel indruk op hen heeft gemaakt en dat zij een dergelijke geweldsuitbarsting niet eerder hebben meegemaakt.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 7 juli 2021 blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsfeiten.
De psychiater rapporteert over het risico op recidive, de interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken en binnen welke juridische kaders dit gerealiseerd zou kunnen worden als volgt:
“Op de lange termijn wordt het risico op een geweldsincident hoog geschat bij een recidief psychose in het kader van de schizofrenie.
Het recidive risico kan verlaagd worden door betrokkene in eerste instantie klinisch te behandelen voor de schizofrenie en de stoornissen in het gebruik van cannabis en lachgas. Doel is het optimaliseren van de medicamenteuze behandeling zowel voor de schizofrenie als voor eventuele ondersteuning in de behandeling van de verslavingsproblematiek en het vergroten van de coping vaardigheden van betrokkene. Daarnaast is er gezien de kwetsbaarheid van betrokkene een langer durend resocialisatie traject met forensisch toezicht nodig met aandacht voor wonen, dagbesteding/werk en blijvende abstinentie. In tweede instantie kan dan gekeken worden naar de haalbaarheid van eventueel begeleid of toch zelfstandig wonen. Uitgaande van de kwetsbaarheid van betrokkene is het stapsgewijs opbouwen van zelfstandigheid en autonomie onder forensisch toezicht aangewezen om de kans op een terugval en een recidief te voorkomen.
Geadviseerd wordt de oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden. De inschatting is dat een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden afdoende garanties zal bieden om de geschetste recidiverisico's tot een aanvaardbaar niveau terug te kunnen brengen. Onder de voorwaarden van de TBS wordt geadviseerd een aanvang met een klinische behandeling gericht op de schizofrenie en de stoornis in cannabis, abstinentie van middelengebruik en controle daarop en vergroten van de coping vaardigheden van betrokkene. De inschatting is dat een beveiligingsniveau op een FPA toereikend zal zijn.
Een langdurig gefaseerd resocialisatie traject met aandacht voor huisvesting, werk en dagbesteding en het voorkomen van terugval in middelengebruik is geïndiceerd.”
De psycholoog rapporteert over het risico op recidive, de interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken en binnen welke juridische kaders dit gerealiseerd zou kunnen worden als volgt:
“Bij afweging van de klinische inschatting en het risicotaxatie-instrument en de beschermende factoren wordt het risico bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog geduid.
Vanwege de aard en de ernst van het tenlastegelegde, de meervoudige problematiek, de aanwezige risicofactoren en het ontbreken van voldoende beschermende factoren maakt dat intensieve klinische zorg noodzakelijk wordt geacht. De verwachting is dat een verplichte, klinische behandeling in een forensische kliniek nodig is om de schizofrenie en verslavingsproblematiek adequaat te behandelen. Ambulante psychiatrische (dwang) zorg in kader van een voorwaardelijke RM en aansluitend een ZM is onvoldoende gebleken om betrokkene goed in behandeling te krijgen. Herhaalde risicotaxatie en behandeling gericht op het voorkomen van recidive zijn van belang. Qua beveiligingsniveau wordt behandeling in een FPA als passend bevonden gezien dat betrokkene het thans ook goed doet in het PPC. Het klinische beeld, de medicamenteuze behandeling en de medicatietrouw moeten gedurende een langere periode regelmatig geëvalueerd worden. De medicamenteuze behandeling van de schizofrenie dient geëvalueerd te worden om te kijken of er mogelijkheden zijn voor antipsychotica die betrokkene minder bijwerkingen geven. Ook een copingsvaardighedentraining en het leren van gedragsalternatieven kan bijdragen aan het verbeteren van functioneren van betrokkene. Abstinentie van middelen zal gemonitord dienen te worden. Een langdurige, gefaseerde resocialisatie met aandacht voor dagbesteding, werk en huisvesting is geïndiceerd.
Een lange resocialisatie wordt noodzakelijk geacht ten einde een veilige en solide maatschappelijke inbedding vorm te kunnen geven. Er zijn nog te veel onzekerheden
zoals: het ontbreken van ziekte inzicht, zijn reactie op de medicamenteuze behandeling, zijn belastbaarheid en of het hem lukt abstinent te blijven. Gezien de ernst van de problematiek en het hoge recidiverisico op geweld wordt een terbeschikkingstelling geadviseerd. Er zou gedacht kunnen worden aan een terbeschikkingstelling met voorwaarden aangezien betrokkene thans in het PPC goed functioneert en zich aan de medicatievoorschriften houdt. Betrokkene heeft niet eerder de mogelijkheid gekregen om in een forensische kliniek te stabiliseren en behandeling te krijgen. De vraag is echter of het hem zal lukken om zich blijvend te houden aan de voorwaarden die zullen worden gesteld. Behandeling bij de GGZ kende een moeizaam behandelingsverloop en er was sprake van onvoldoende samenwerking. Het is onzeker hoe gemotiveerd betrokkene is en of hij voldoende ziektebesef en zelfcontrole heeft om zich aan de voorwaarden te houden. Ook is er kans op terugval in middelengebruik. Een groot verschil is dat er in een FPA en een kader van terbeschikkingstelling meer controle en structuur zal zijn. De reclassering kan onderzoeken of een tbs met voorwaarden haalbaar wordt geacht.”
Reclassering Nederland heeft op 8 oktober 2021 een reclasseringsadvies over TBS met voorwaarden uitgebracht. Daaruit blijkt dat de reclassering de kans op recidive inschat als gemiddeld hoog en dat positief wordt geadviseerd over TBS met voorwaarden bij oplegging van de in het advies genoemde voorwaarden, die - kort gezegd – het volgende inhouden: (1) meewerken aan reclasseringstoezicht, (2) meewerken aan time-out, (3) niet naar het buitenland, (4) opname in een zorginstelling, (5) ambulante behandeling, (6) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, (7) drugsverbod, (8) meewerken aan schuldhulpverlening, (9) dagbesteding, met het advies om de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden.
Reclasseringsmedewerker Chilla heeft ter zitting verklaard dat het dossier van verdachte recent is besproken binnen FPK Antes, een verslavingskliniek, en dat een behandeling van verdachte aldaar passend wordt geacht. De reclassering is op dit moment druk bezig om behandelplek voor verdachte te regelen, wat door de lange wachtlijsten wordt bemoeilijkt.
De op te leggen maatregel
Omdat verdachte niet strafbaar is, kan aan hem geen straf kan worden opgelegd. De rechtbank dient daarom te onderzoeken of aan verdachte een maatregel dient te worden opgelegd.
De rechtbank overweegt ten eerste dat op grond van artikel 37a Sr aan alle vereisten om tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling te komen wordt voldaan. Ten tijde van het plegen van de feiten bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens en daarnaast is op het gepleegde misdrijf, de poging doodslag, een gevangenisstraf van meer dan vier jaren gesteld. Tot slot eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen oplegging van genoemde maatregel gelet op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en de conclusie van de deskundigen over (de hoogte van) het recidivegevaar.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank op dit moment (nog) geen reden om TBS met dwangverpleging op te leggen. Weliswaar zijn er omstandigheden die doen twijfelen aan de intrinsieke motivatie van verdachte om behandeld te worden, maar deze omstandigheden moeten naar het oordeel van de rechtbank ook worden bezien tegen de achtergrond van het ziektebeeld van verdachte. Dat ziektebeeld brengt mee dat er nauwelijks sprake is van ziektebesef, hetgeen de opstelling van verdachte op dit punt verklaarbaar maakt. Daar komt bij dat verdachte meermaals, ook ter terechtzitting, heeft aangegeven wel degelijk mee te zullen en willen werken aan behandeling. Desgevraagd heeft reclasseringsmedewerker Chilla op dit punt ter zitting verklaard dat alles is meegewogen en dat, na bespreking van de casus van verdachte in een overleg, TBS met voorwaarden nog steeds passend wordt geacht. Tot slot overweegt de rechtbank dat verdachte in de afgelopen maanden in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum zich zodanig heeft gedragen dat er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat verdachte mee zal werken aan behandeling in het kader van TBS met voorwaarden.
Daarnaast acht de rechtbank op dit moment TBS met dwangverpleging een stap te ver. Verdachte is nog niet eerder behandeld binnen een strak en duidelijk (TBS-)kader en volgens de deskundigen kan op deze wijze het recidiverisico in voldoende mate worden ondervangen.
De rechtbank komt op basis van de adviezen van de twee deskundigen, het positieve advies van de reclassering en de bereidverklaring van verdachte tot naleving van de door de reclassering voorgestelde voorwaarden, dan ook tot het oordeel dat aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden dient te worden opgelegd.
De totale duur van de TBS is niet beperkt tot vier jaar (in de zin van artikel 38e Sr), omdat het bewezenverklaarde feit waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd, een misdrijf is die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte, zonder behandeling op korte termijn, wederom een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor personen. Bovendien is de reclassering druk doende om een behandelplek voor verdachte te vinden. Gelet hierop zal de rechtbank, op grond van artikel 38 lid 6 Sr de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden bevelen.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten: 1 stuk hashish, 1 stuk lachgas en 1 stuk transportzegel onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn in onderlinge samenhang bezien van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 1 primair bewezen verklaarde feit begaan.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[verbalisant 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.100,- als voorschot op geleden immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[politieambtenaar] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 300,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [verbalisant 1] en [politieambtenaar] passend zijn en in hun geheel kunnen worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun vorderingen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [verbalisant 1]
De rechtbank begrijpt het verzoek tot toekenning van een ‘voorschot’ zo dat de vordering mede is gegrond op artikel 51f lid 3 Sv en dat het gevorderde bedrag strekt tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit, voor zover deze tot op heden bekend is. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het een vordering van eenvoudige aard. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat [verbalisant 1] twee maanden arbeidsongeschikt is geweest, daarna zeven weken enkel aangepast werk heeft kunnen verrichten, een zware hersenschudding heeft opgelopen en dat hij nog steeds beperkingen ondervindt. Zo zijn de oorsuizen nog altijd niet verdwenen.
Gelet op vergelijkbare gevallen waarnaar is verwezen waardeert de rechtbank de tot op heden bekende schade van [verbalisant 1] op € 2.100,- en zal zij de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Indien later zou blijken dat de schade meeromvattend is dan tot op heden is gebleken, kan de benadeelde partij zich richten tot de burgerlijke rechter om het resterende gedeelte van zijn vordering daar voor te leggen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.100,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van [politieambtenaar]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Uit de verklaring van [politieambtenaar] ter terechtzitting en uit de stukken bij de vordering blijkt dat [politieambtenaar] aan de twee klappen van verdachte een litteken op zijn wang heeft overgehouden.
Gelet op vergelijkbare gevallen waarnaar is verwezen waardeert de rechtbank zijn schade op € 300,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [politieambtenaar] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 300,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING 96/241120-19

Bij uitspraak van 30 juni 2020 van de politierechter van deze rechtbank is verdachte voor overtreding van artikel 9, zevende lid en overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 25 juli 2020.
Omdat verdachte in de onderhavige strafzaak volledig ontoerekeningsvatbaar wordt geacht en aan hem daarom geen straf maar de maatregel van TBS met voorwaarden zal worden opgelegd, dient de tenuitvoerlegging van voornoemd voorwaardelijk strafdeel geen enkel doel. De vordering zal daarom worden afgewezen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 38, 38a, 45, 181 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van die feiten;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:

1.Meewerken aan reclasseringstoezicht

 Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
o verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
o Verdachte laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
o Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
o Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
o Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
o Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
o Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
o Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.

2.Meewerken aan time-out

 Verdachte werkt mee aan Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT), ook als dit betekent een time-out in een door het NIFP/IFZ nog nader te bepalen Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, voor maximaal veertien weken per kalenderjaar.

3. Niet naar het buitenland

 Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.

4.Opname in een zorginstelling

 Verdachte laat zich opnemen en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de behandelaren en de reclassering dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Verdachte is aangemeld bij IFZ. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
5.Ambulante behandeling
 Verdachte laat zich behandelen en of begeleiden door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zo lang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vinden. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling.

6.Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

 Verdachte verblijft na het klinische traject in een door IFZ geïndiceerde instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

7.Drugsverbod

 Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.

8.Meewerken aan schuldhulpverlening

 Verdachte werkt mee aan het inzichtelijk maken en aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of bewindvoering. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden

9.Dagbesteding

 Verdachte werkt mee aan het vinden en de uitvoering van werk en/of dagbesteding naar zijn draagkracht. Het volgen van een opleiding kan hier ook een onderdeel van zijn, waarbij hij het wisselen van een opleiding en/of werk in overleg met de reclassering doet. Dit traject kan zo lang duren als de reclassering nodig acht.
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de voorwaarden en het toezicht door Reclassering Nederland dadelijk uitvoerbaar zijn;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Hashish (Omschrijving: G2798239);
  • 1 STK Lachgas (Omschrijving: G2798143 LACHGASFLES KLEUR GRIJS/BLAUW, Grijs/blauw);
  • 1 STK Transportzegel (Omschrijving: G2798171);
Benadeelde partijen
Vordering [verbalisant 1]
  • wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 2.100,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 2.100,- aan immateriële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 31 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering [politieambtenaar]
  • wijst de vordering van [politieambtenaar] toe tot een bedrag van € 300,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [politieambtenaar] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [politieambtenaar] aan de Staat € 300,- aan immateriële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer96.241120.19
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, en mrs. M.E. Falkmann en
J. de Bruin, rechters in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 november 2021.
Mr. De Bruin is buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Zeist, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[verbalisant 1]
opzettelijk
van het leven te beroven,
die [verbalisant 1] (met kracht) een of meerdere ke(e)r(en) met een (metalen) (lach)gasfles
in het gezicht en/of op het (achter)hoofd heeft gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Zeist, althans in Nederland,
aan [verbalisant 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding, heeft toegebracht door die
[verbalisant 1] (met kracht) met een (metalen) (lach)gasfles een of meerdere ke(e)r(en) in
het gezicht en/of op het (achter)hoofd te stompen/slaan en/of (met kracht) een of
meerdere ke(e)r(en) in het gezicht, althans op het hoofd, te stompen/slaan;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Zeist, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[verbalisant 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [verbalisant 1] (met kracht) met een (metalen) (lach)gasfles een of meerdere ke(e)r(en)
in het gezicht en/of op het (achter)hoofd heeft gestompt/geslagen en/of (met
kracht) een of meerdere ke(e)r(en) in het gezicht, althans op het hoofd, heeft
gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Zeist, althans in Nederland,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een politieambtenaar, te weten [politieambtenaar] , brigadier bij de Eenheid
Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te
weten ter aanhouding van verdachte,
door die [politieambtenaar] (met kracht) een of meerdere ke(e)r(en) in het gezicht, althans op
het hoofd, te stompen/slaan,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten een kneuzing van de linker wang (ter hoogte van het
jukbeen), bij die [politieambtenaar] ten gevolge heeft gehad;
( art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Zeist, althans in Nederland,
[politieambtenaar] heeft mishandeld door
die [politieambtenaar] (met kracht) een of meerdere ke(e)r(en) in het gezicht, althans op het
hoofd, te stompen/slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 25 maart 2021, 30 april 2021 en 13 mei 2021, genummerd: 20211091807, 20211091812 en 20210922382020278508, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 136. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 24.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 100.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 101.
5.Proces-verbaal verhoor van getuige, rc-nummer: 21/2645, p. 3.
6.Proces-verbaal verhoor van getuige, rc-nummer: 21/2645, p. 4.
7.Proces-verbaal verhoor van getuige, rc-nummer: 21/2645, p. 5.
8.Proces-verbaal verhoor van getuige, rc-nummer: 21/2645, p. 6.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
10.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 november 2021.
11.Proces-verbaal van aangifte, p. 36.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40.