ECLI:NL:RBMNE:2021:5546

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
C/16/517388 / FO RK 21-147
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing in co-ouderschapsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met haar twee minderjarige kinderen naar Friesland. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y.M. Bérénos, verzocht de rechtbank om toestemming om met de kinderen te verhuizen, zodat zij hen kon inschrijven in de Basisregistratie Personen en op een basisschool in de nieuwe gemeente. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.B. Leerkotte, verzet zich tegen deze verhuizing en vraagt de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen indien de moeder besluit te verhuizen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 14 juni 2021, waarbij beide ouders aanwezig waren, samen met hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft in haar beoordeling het belang van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat de verhuizing naar Friesland ingrijpend zou zijn voor de kinderen, omdat dit het contact met de vader aanzienlijk zou beperken. De rechtbank oordeelt dat de moeder de noodzaak van de verhuizing onvoldoende heeft onderbouwd en dat de verhuizing niet goed is doordacht.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van de moeder afgewezen en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zal zijn indien de moeder naar Friesland verhuist. Tevens zijn de verzoeken van de moeder om de kinderen in te schrijven in de gemeentelijke basisadministratie en op de basisschool afgewezen. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om in onderling overleg goede afspraken te maken over de zorgregeling en de situatie van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/517388 / FO RK 21-147
Verhuizing
Beschikking van 19 juli 2021
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. Y.M. Bérénos,
tegen
[verweerder] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.M.B. Leerkotte.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen) binnengekomen op 12 februari 2021;
  • het verweerschrift van de vader met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken), binnengekomen op 19 mei 2021;
  • het verweerschrift van de moeder tegen de zelfstandige verzoeken van de vader, tevens een voorwaardelijk verzoek (met bijlagen), binnengekomen op 4 juni 2021;
  • het F9-formulier van 7 juni 2021 van de moeder;
  • het verweerschrift van de vader, tevens aanvullend verzoek, binnengekomen op 8 juni 2021.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 14 juni 2021. Daarbij waren aanwezig: partijen, bijgestaan door hun advocaten, en de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.Waar gaat het over?

2.1.
De ouders hebben met elkaar een relatie gehad.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] .
2.3.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] gaan nu naar de vader van vrijdag vanaf 18.30 uur in de even weken tot woensdag naar school in de oneven weken en van zondag 17.00 uur in de oneven weken tot woensdag naar school in de even weken en de helft van de vakanties en feestdagen.
2.4.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen.
2.5.
De moeder vraagt de rechtbank om vervangende toestemming om met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] naar de gemeente [naam gemeente] in Friesland te verhuizen, om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] daar in te mogen schrijven in de Basisregistratie Personen (BRP) en om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in te schrijven op de basisschool [naam basisschool] . Verder vraagt de moeder om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] bij haar vast te stellen. Daarnaast heeft de moeder verzoeken gedaan ten aanzien van de zorgregeling. Zij verzoekt om een zorgregeling vast te stellen conform productie 13 van haar verzoekschrift. Indien de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] bij de vader vast stelt, heeft de moeder een voorwaardelijk verzoek gedaan om te beslissen conform punt 5 van haar aanvullend verzoek van 4 juni 2021.
2.6.
De vader is het hier niet mee eens. De vader vindt dat het verzoek van moeder moet worden afgewezen. De vader vraagt de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen indien de moeder besluit om zonder de kinderen te verhuizen naar Friesland . Verder heeft de vader verzoeken gedaan over de zorgregeling. Indien de moeder niet verhuist naar Friesland wil de vader dat de huidige zorgregeling zoals is opgenomen in het (niet ondertekende) ouderschapsplan blijft gelden. Als de moeder wel besluit om te verhuizen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader wordt vastgesteld, verzoekt de vader een zorgregeling zoals is opgenomen in productie 14 van zijn verweerschrift van 19 mei 2021. Als de moeder wel naar Friesland verhuist met de kinderen verzoekt de vader een zorgregeling vast te stellen zoals is opgenomen in productie 19 bij het verweerschrift van de vader van 8 juni 2021. Daarnaast verzoekt de vader om nihilstelling van de kinderalimentatie.

3.De beoordeling

Beslissing
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder afwijzen. Dat betekent dat zij niet met de kinderen naar de gemeente [naam gemeente] in Friesland mag verhuizen. Verder zal de rechtbank beslissen dat:
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] bij de vader wordt bepaald indien de moeder naar Friesland verhuist;
  • een zorgregeling wordt vastgesteld waarbij [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] drie weekenden per maand bij de moeder verblijven indien de moeder naar Friesland verhuist;
  • een verdeling van de feestdagen en vakanties wordt vastgesteld zoals vermeld onder 4.3 en 4.4 van het dictum.
  • het verzoek ten aanzien van de kinderalimentatie zal worden aangehouden.
De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De verhuizing
3.2.
De rechtbank zal de verzoeken van de moeder ten aanzien van de vervangende toestemming voor de verhuizing, de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie en de inschrijving op de basisschool [naam basisschool] afwijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.3.
De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] met zich brengt dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] toestemming van de vader nodig heeft.
3.4.
Iedere ouder heeft het recht om zijn of haar leven met de kinderen in te richten op een manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt in beginsel ook de vrijheid om op een andere plek met de kinderen te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder, dan kan de rechtbank om een beslissing worden gevraagd. De rechtbank maakt dan op basis van alle omstandigheden een belangenafweging. Het belang van de kinderen staat hierbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen.
3.5.
De rechtbank vindt een verhuizing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] naar Friesland heel ingrijpend. Hierdoor zou het contact tussen de vader en de kinderen erg worden beperkt. Op dit moment is sprake van een co-ouderschapsregeling en [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven nu ook doordeweeks bij de vader. Een verhuizing van de moeder met de kinderen naar Friesland zal ertoe leiden dat de kinderen hun vader alleen nog in het weekend kunnen zien, gelet op de grote afstand tussen [naam gemeente] en [woonplaats 2] . Hoewel de kinderen nog jong zijn, zijn zij al wel oud genoeg om geworteld te zijn in de omgeving waar zij nu opgroeien. Zij gaan daar naar school, zij hebben daar een sociaal leven opgebouwd en zij hebben daar vriendjes en vriendinnetjes. De rechtbank vindt het niet in het belang van de kinderen dat het contact met hun vader zo zal verminderen en dat de kinderen worden weggehaald uit de omgeving waar zij nu opgroeien. Dat de kinderen ook regelmatig in Friesland komen omdat zij daar familie hebben maakt dit niet anders.
3.6.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de moeder de noodzaak tot verhuizing onvoldoende heeft onderbouwd en dat zij de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid. Partijen zijn sinds februari 2020 uit elkaar. Zij hebben bij de beëindiging van hun relatie samen afspraken gemaakt over de kinderen in een ouderschapsplan. Ondanks dat partijen dit ouderschapsplan niet ondertekend hebben, heeft de rechtbank uit de stukken de indruk gekregen dat partijen goed nagedacht hebben over het ouderschapsplan en dat zij daar beiden achter stonden en uitvoering aan geven. Eind maart 2020 is de nieuwe partner van moeder in beeld gekomen en een maand later heeft zij de vader geïnformeerd over haar wens om te verhuizen naar Friesland . Inmiddels is de verhuizing al in een vergevorderd stadium. De moeder en haar nieuwe partner hebben samen een woning gekocht in de gemeente [naam gemeente] en zij zijn van plan om daar in de zomer 2021 te gaan wonen. Daarnaast is de moeder in verwachting met haar nieuwe partner. De rechtbank begrijpt dat de moeder de wens heeft om met haar partner te gaan samenwonen, zeker nu zij in verwachting is. De rechtbank is echter van oordeel dat de moeder deze beslissing erg snel na het uiteengaan van partijen heeft genomen en dat de moeder onvoldoende heeft gekeken naar andere mogelijkheden. De rechtbank vraagt zich af in welke mate de moeder de verhuizing heeft doordacht en in hoeverre de moeder beseft wat een verhuizing zal betekenen voor de kinderen. In het afgelopen jaar is er al veel veranderd voor de kinderen en de wens van de moeder om te gaan verhuizen naar Friesland zou voor nog meer verandering zorgen. De moeder lijkt daarin vooral vanuit haar eigen wens te hebben geredeneerd om bij haar familie en haar nieuwe partner in Friesland te gaan wonen. Andere opties zijn volgens de rechtbank denkbaar, bijvoorbeeld dat de nieuwe partner van de moeder naar de regio [plaatsnaam] verhuist. Haar partner is flexibeler, omdat hij nog geen kinderen heeft. Dat de partner van de moeder dat niet wil, is een keuze die hij maakt, maar de rechtbank vindt niet dat dit ten koste van de vader en de kinderen moet komen. Daarnaast kan de rechtbank zich niet voorstellen dat de moeder geen enkel netwerk heeft in de regio [woonplaats 2] . Partijen wonen namelijk sinds 2012 in [woonplaats 2] , de moeder is heel betrokken bij de school van de kinderen en zij werkt in de regio waar partijen wonen. Kortom, de rechtbank ziet geen noodzaak voor een verhuizing naar Friesland . Daarnaast neemt de rechtbank in haar overwegingen mee dat de relatie van de moeder en haar nieuwe partner nog pril is omdat zij pas een jaar samen zijn. De rechtbank vraagt zich af hoe bestendig deze relatie is en acht een verhuizing op dit moment een onevenredig groot risico.
3.7.
De rechtbank heeft voldoende vertrouwen in de vader dat hij doordeweeks de opvoeding van de kinderen kan dragen. Partijen hebben al ruim een jaar een co-ouderschapsregeling. Aan de stellingen van de moeder kan de rechtbank niet de conclusie verbinden dat de vader de opvoeding van de kinderen naast zijn werk niet zou kunnen bolwerken. Bovendien heeft de vader ter zitting gezegd dat het voor hem mogelijk is om zijn werk aan te passen aan de opvoeding van de kinderen.
3.8.
Nu de rechtbank het verzoek van de moeder om met de kinderen naar Friesland te mogen verhuizen zal afwijzen, zal de rechtbank ook de verzoeken van de moeder om de kinderen te mogen inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie en op basisschool [naam basisschool] afwijzen. De moeder heeft geen belang meer bij deze verzoeken.
3.9.
De rechtbank overweegt tot slot dat zij hoopt dat partijen in onderling overleg goed bespreken hoe zij de situatie gaan uitleggen aan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dit is ook door de Raad geadviseerd ter zitting en beide ouders hebben aangegeven het belang hiervan in te zien. Het zal voor de kinderen ingrijpend zijn dat de moeder naar Friesland gaat verhuizen en dat hun leven hierdoor gaat veranderen. Ook geeft de rechtbank de ouders mee dat het geen wedstrijd is wie een betere ouder is en welke ouder het grootste deel van de zorg van de kinderen op zich neemt. De rechtbank ziet dat beide ouders heel betrokken en liefdevol zijn. Het zou goed zijn voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] als de ouders na deze procedure weer op goede voet met elkaar verder kunnen gaan en dat zij samen in het belang van de kinderen blijven handelen.
Hoofdverblijfplaats
3.10.
Nu de rechtbank het verzoek van de moeder ten aanzien van de verhuizing met de kinderen naar Friesland zal afwijzen, zal zij beslissen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader wordt bepaald indien de moeder naar Friesland verhuist. Indien zij besluit om niet te verhuizen, blijft de afspraak die partijen hebben gemaakt in het ouderschapsplan onder artikel 2 gelden.
Zorgregeling
3.11.
Partijen zijn het er tijdens de zitting over eens geworden dat de kinderen drie weekenden per maand bij de ouder verblijven bij wie zij niet hoofdzakelijk wonen. Dit betekent dat als de moeder naar Friesland verhuist, de kinderen drie weekenden per maand bij de moeder zullen verblijven. Ook verblijven de kinderen alle aansluitende studie-, vrije- en feestdagen bij de moeder. De rechtbank vindt dit voor nu een goed uitgangspunt. De rechtbank kan zich voorstellen dat deze regeling de kinderen kan helpen om te wennen aan de nieuwe situatie. De rechtbank overweegt verder dat dit een uitgangspunt moet zijn en dat er op termijn wel rekening moet worden gehouden met de eigen agenda’s van de kinderen. De rechtbank kan zich voorstellen dat het voor de kinderen op een gegeven moment te veel wordt om drie weekenden per maand naar Friesland te moeten reizen en dat zij in het weekend ook willen verblijven in de plaats waar zij hun sociale leven hebben opgebouwd. De rechtbank verwacht dat de ouders hier samen in het belang van de kinderen goede afspraken over maken.
3.12.
De ouders zijn het nagenoeg eens over de verdeling van de vakanties en feestdagen. De rechtbank zal op de punten waar partijen het over eens zijn conform de overeenstemming beslissen. Deze overeenstemming is opgenomen in rechtsoverweging 4.3 en 4.4 van het dictum. De rechtbank zal hierna in gaan op de punten waarover de ouders nog van mening verschillen.
3.13.
De ouders hebben over en weer verzocht om te bepalen dat de kinderen vier extra vakantieweken bij de ouder verblijven bij wie zij niet hoofdzakelijk verblijven. Daarom zal de rechtbank beslissen dat de kinderen vier extra weken in de vakanties bij de moeder verblijven, met dien verstande dat de kinderen niet langer dan drie weken aaneengesloten bij een ouder verblijven. De rechtbank is met de vader van oordeel dat vier weken aaneengesloten bij een van de ouders te lang is voor de kinderen.
Ten aanzien van de kerstvakantie hebben partijen over en weer verzocht om te bepalen dat de kinderen twee weken verblijven bij de ouder bij wie zij niet hoofdzakelijk verblijven. Ter zitting heeft de moeder ingestemd met het voorstel van de vader om Eerste en Tweede Kerstdag te verdelen, zodat beide ouders ieder jaar kerst kunnen vieren met de kinderen.
De ouders zijn het er verder over eens dat Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaartsdag, Pinksteren en Koningsdag bij helfte worden verdeeld. Zij verschillen van mening over de verdeling tussen de even en oneven jaren. De rechtbank zal beslissen conform het verzoek van de moeder.
De ouders verschillen verder van mening over de verdeling van de verjaardagen van de opa’s en oma’s van de kinderen. De moeder heeft verzocht om te bepalen dat de ouders hierover in onderling overleg afspraken maken en de vader heeft verzocht om te bepalen dat de reguliere regeling geldt. De rechtbank zal beslissen dat de ouders in onderling overleg afspraken moeten maken over de verjaardagen van de opa’s en oma’s van de kinderen.
Verder heeft de vader verzocht om vast te leggen dat de ouders streven naar een situatie waarin belangrijke gebeurtenissen van de kinderen met beide ouders doorgebracht zullen worden. De rechtbank vindt dit streven in het belang van de kinderen en zal dit daarom opnemen in het dictum van deze beschikking.
Het staat partijen vrij om in onderling overleg af te wijken van deze regeling.
Kinderalimentatie
3.14.
De vader heeft verzocht om nihilstelling van de kinderalimentatie wanneer de kinderen volledig bij hem gaan wonen. De rechtbank zal de beslissing op dit verzoek aanhouden, omdat het voor de rechtbank nog onduidelijk is of de moeder daadwerkelijk naar Friesland zal verhuizen en om partijen in de gelegenheid te stellen om te kijken of zij hier in onderling overleg samen uit kunnen komen. Daarom zal de rechtbank de beslissing over de kinderalimentatie aanhouden tot
1 september 2021.De rechtbank wil vóór die datum van partijen vernemen wat de gewenste voortgang van de procedure is.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.15.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat, indien de moeder naar Friesland verhuist, [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voortaan hun hoofdverblijfplaats hebben bij de vader;
4.2.
stelt, indien de moeder naar Friesland verhuist, de volgende zorgregeling vast:
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven drie weekenden per maand bij moeder van vrijdag 15.15 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede de aansluitende vrije studie- en feestdagen indien daarvan sprake is;
4.3.
stelt, indien de moeder naar Friesland verhuist, de volgende verdeling van de feestdagen vast:
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven:
  • tijdens Koningsdag: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder, tenzij dit in de vakantie valt, dan is de vakantieverdeling bepalend;
  • tijdens Goede Vrijdag en Pasen: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder, tenzij dit in de vakantie valt, dan is de vakantieverdeling bepalend;
  • tijdens Hemelvaart: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder op donderdag en vrijdag, tenzij dit in de vakantie valt, dan is de vakantieverdeling bepalend;
  • tijdens Pinksteren: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder, tenzij dit in de vakantie valt, dan is de vakantieverdeling bepalend;
  • tijdens Moederdag: bij de moeder;
  • tijdens Vaderdag: bij de vader;
  • tijdens Sinterklaas: op schooldagen bij de vader en wanneer Sinterklaas in het weekend valt bij de moeder;
  • tijdens kerst: in de even jaren vanaf de dag voor kerst van 16.00 uur tot Eerste Kerstdag in de avond bij de moeder en vanaf Eerste Kerstdag in de avond tot de dag na Tweede Kerstdag bij de vader en in de oneven jaren andersom;
  • tijdens Oud- en Nieuw: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder, vanaf de dag voor oudejaarsdag tot nieuwjaarsdag 18.00 uur;
  • tijdens de verjaardag van de kinderen: op schooldagen bij de vader en wanneer de verjaardag in het weekend of op een vakantiedag valt bij de moeder;
  • tijdens de verjaardag van de vader: volgens de reguliere regeling bij de ouder bij wie zij op dat moment verblijven;
  • tijdens de verjaardag van de moeder: wanneer de verjaardag van de moeder in het weekend valt bij de moeder of het eerst daarop volgende weekend;
  • tijdens verjaardagen van opa’s en oma’s: volgens de tussen ouders in onderling overleg overeengekomen verdeling;
  • tijdens belangrijke gebeurtenissen van de kinderen: in beginsel worden deze dagen doorgebracht in aanwezigheid van beide ouders;
4.4.
stelt, indien de moeder naar Friesland verhuist, de volgende verdeling van de vakanties vast:
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven:
  • in beginsel de helft van alle vakanties bij beide ouders, waarbij de moeder vier extra vakantieweken met de kinderen krijgt, in onderling overleg tussen de ouders te verdelen, en waarbij geldt dat de kinderen niet langer dan drie weken aaneengesloten bij een van de ouders verblijven;
  • in de kerstvakantie bij de moeder, met uitzondering van kerst en Oud- en Nieuw, daarvoor geldt de regeling zoals is vermeldt onder 4.2 van dit dictum;
4.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
houdt de beslissing over de kinderalimentatie aan tot
1 september 2021, in afwachting van de berichtgeving van de advocaten, met het verzoek aan de advocaten om tijdig voor die datum te laten weten:
  • of meer uitstel nodig is en zo ja, voor hoe lang;
  • of een nieuwe zitting nodig is en zo ja op welke datum zij en partijen verhinderd zijn voor een zitting;
  • of de rechtbank een beslissing kan nemen zonder nieuwe zitting;
4.7.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. van de Beek (voorzitter), mr. A.C. Schroten en mr. N.J.W.G. Simons, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. S. Clement als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.