ECLI:NL:RBMNE:2021:5525
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank bij verzoek om omgevingsvergunning zonder belanghebbendheid
In deze zaak heeft eiser op 13 mei 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het gedeeltelijk vernieuwen van de achterkant van een pand. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft op 17 september 2020 vastgesteld dat eiser geen belanghebbende is, omdat hij niet beschikt over toestemming van de eigenaar van het pand. Hierdoor heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing. Vervolgens heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 23 augustus 2021, maar de gemachtigde van het college was niet aanwezig. Het geschil draaide om de vraag of het college verplicht was om binnen de wettelijke termijnen te beslissen op het bezwaar van eiser. Eiser stelde dat dit wel het geval was, terwijl het college betoogde dat de brief van 17 september 2020 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor er geen rechtsplicht bestond om tijdig te beslissen.
De rechtbank oordeelde dat, volgens vaste rechtspraak, een aanvrager van een vergunning wordt verondersteld belanghebbende te zijn. Echter, als aannemelijk is dat een bouwplan niet kan worden verwezenlijkt, is de aanvrager geen belanghebbende en is zijn verzoek geen aanvraag. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van eiser om een omgevingsvergunning niet kon worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende, en dat de brief van het college geen besluit was. Daarom verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van eiser.