ECLI:NL:RBMNE:2021:5512

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
16/101304-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale hennepteelt en diefstal van elektriciteit door verdachte met GHB-verslaving

Op 12 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig heeft gemaakt aan de illegale teelt van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft bekend dat hij minimaal 237 hennepplanten heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen om zijn GHB-verslaving te financieren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte dit samen met minstens één andere persoon heeft gedaan. Bij de strafoverweging heeft de rechtbank rekening gehouden met de lange periode van hennepteelt, de ernst van de criminaliteit die vaak gepaard gaat met drugshandel, en de gevaren van diefstal van elektriciteit, zoals brand- en elektrocutiegevaar in een woonwijk.

De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Hij is nooit eerder met justitie in aanraking gekomen, heeft direct verantwoordelijkheid genomen door een verklaring af te leggen, en is gemotiveerd om van zijn verslaving af te komen, hoewel hij nog hulpverlening nodig heeft. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht, ambulante behandeling, middelencontrole en schuldhulpverlening, alsook een taakstraf van 140 uren. Daarnaast moet de verdachte een bedrag van € 49.834,62 aan de Staat betalen als ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/101304-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 10 oktober 2016 tot en met 20 december 2018 te Bussum, samen met een of meer anderen, 237 hennepplanten heeft geteeld;
feit 2:
in de periode van 10 oktober 2016 tot en met 20 december 2018 te Bussum, samen met een of meer anderen, een hoeveelheid elektrische energie heeft weggenomen door middel van verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 oktober 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2019, genummerd PL0900-2018335545-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, doorgenummerde pagina’s 15 tot en met 34;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een aangifte van Liander N.V., doorgenummerde pagina’s 96 tot en met 124.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 10 oktober 2016 tot en met 20 december 2018 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 237 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2:
in de periode van 10 oktober 2016 tot en met 20 december 2018 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een meterkast in een pand aan de [adres] , heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van verbreking;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, de plicht om mee te werken aan middelencontrole en de plicht om mee te werken aan schuldhulpverlening;
- een taakstraf van 140 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 70 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij een strafoplegging aan te sluiten bij de LOVS oriëntatiepunten en rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim 2 jaar schuldig gemaakt aan illegale hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in drugs veelal gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit en illegale geldstromen, waarbij het een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Verdachte heeft samen met anderen een bepalende rol vervuld in deze keten. Het is daarbij een gegeven dat de handel in drugs ook veelal gepaard gaat met (de dreiging van) geweldsdelicten. Daarnaast hebben de handelingen van verdachte ten aanzien van de diefstal van elektriciteit zowel brandgevaar als elektrocutiegevaar meegebracht, wat des te ernstiger is nu dit gevaar zich in een woning in een woonwijk voor een periode van meer dan twee jaar heeft afgespeeld. Het is dan ook niet aan verdachte te danken dat dit gevaar niet tot ernstigere gevolgen heeft geleid en de rechtbank rekent verdachte dit dan ook zwaar aan.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 30 september 2021 blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee. De rechtbank houdt wel in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij na de ontdekking van de kwekerij direct een verklaring heeft afgelegd en daarmee verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Inforsa van 10 december 2020, opgemaakt door L. Hoogland, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat verdachte al jaren kampt met verslavingsproblematiek. Bij zijn aanhouding is verdachte bovendien zijn woning en werk kwijtgeraakt, waardoor hij ook schulden heeft opgebouwd en steeds meer is gaan gebruiken. Mevrouw Hoogland heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte altijd op gesprek komt en zich aan de afspraken houdt, maar dat zijn problematiek niet ernstig genoeg wordt ingeschat door de mogelijke hulpverleningsinstanties. Verdachte is gemotiveerd om zijn gedragsverandering vast te houden, maar zijn situatie is nog niet stabiel genoeg om het zonder hulpverlening af te doen. Middels een reclasseringstoezicht kan Inforsa zijn situatie monitoren en waar nodig ondersteuning bieden op de leefgebieden die dat behoeven. Het risico op recidive en onttrekking aan de voorwaarden wordt ingeschat als laag en de reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, de plicht om mee te werken aan middelencontrole en de plicht om mee te werken aan schuldhulpverlening.
Straf
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit. Voor het telen van de bewezenverklaarde hoeveelheid hennepplanten is het uitgangspunt een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 140 uren. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte hennep heeft gekweekt gedurende een lange periode en zich daarnaast ook schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit.
Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn in strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is op 20 december 2018 voor het ten laste gelegde gehoord, terwijl het vonnis op 12 november 2021 wordt gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden. De rechtbank zal met deze schending rekening houden in die zin dat zij aan verdachte een lagere straf zal opleggen dan zij in beginsel passend acht.
Al het voorgaande afwegende acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Inforsa, alsmede een taakstraf voor de duur van 140 uren, passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis (telefonisch) meldt bij Reclassering Inforsa Hilversum op het adres Noorse Bosje 43, 1211 BE Hilversum en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het toezicht uit te voeren;
* zich laat behandelen omtrent drugsproblematiek en omtrent zijn emotioneel welzijn bij Spoor 6 of een soortgelijke instantie, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek en als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening en de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 140 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 70 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2016 tot en met 20 december 2018 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 237 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2016 tot en met 20 december 2018 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een meterkast in een pand aan de [adres] , heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektrische energie onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )