ECLI:NL:RBMNE:2021:5505
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onjuiste machtiging in WOZ-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ). Eiseres, een eigenaar van onroerende zaken, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente, die de waarde van de onroerende zaken had vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2019 voor het belastingjaar 2020. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld en aanslagen onroerendezaakbelastingen opgelegd aan eiseres. Eiseres had bezwaar gemaakt, maar dit was ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 29 oktober 2021, die via Skype plaatsvond, werd het beroep behandeld. Eiseres werd vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, maar de rechtbank stelde vast dat de machtiging die bij het beroepschrift was gevoegd, niet correct was. Er stond geen naam op de machtiging van degene die deze had ondertekend, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen of Bartels gerechtigd was om namens eiseres op te treden. De rechtbank had Bartels eerder in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar er was geen adequate reactie gekomen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor het indienen van een beroep. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van het beroep kunnen maken en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.