ECLI:NL:RBMNE:2021:5503

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
16/004467-21, 16/064858-20, 16/105559-21 en 16/201782-18 (vord. tul) (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor steekpartij op snelweg met veroordelingen voor poging zware mishandeling en vernieling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een complexe zaak met meerdere parketnummers. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee aangevers door hen met een mes te steken tijdens een conflict op 17 december 2020 in Hilversum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangevers inconsistent en tegenstrijdig waren, wat leidde tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor deze feiten. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten 1 en 2.

Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel en vernieling van een politieauto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de poging tot zware mishandeling, omdat getuigen bevestigden dat hij zijn levensgezel had geslagen en getrapt. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de aanbevelingen van de reclassering. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de verdachte voor de feiten waarvoor zij schadevergoeding vroegen, werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/004467-21, 16/064858-20, 16/105559-21 en 16/201782-18 (vord. tul) (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, alsmede hetgeen mrs. I.L. Madu, advocaat te Rotterdam, en N.R. Coffi, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partijen [aangever 1] en [aangever 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/004467-21:
feit 1
primair
op 17 december 2020 in Hilversum met een of meer anderen heeft geprobeerd [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door een of meerdere keren met een mes in zijn arm te steken;
subsidiairtenlastegelegd als medeplegen van mishandeling;
feit 2
primair
op 17 december 2020 in Hilversum met een of meer anderen heeft geprobeerd [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door een of meerdere keren met een mes in zijn arm te steken
subsidiairtenlastegelegd als mishandeling;
ten aanzien van parketnummer 16/064858-20:
op 8 maart 2020 in Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto, toebehorende aan de Nationale Politie, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
ten aanzien van parketnummer 16/105559-21:
primair
op 17 april 2021 in Amersfoort zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door haar (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd te schoppen/trappen, tegen het bovenlichaam te schoppen/trappen, tegen het gezicht te stompen/slaan en/of tegen het bovenlichaam te stompen/slaan;
subsidiairtenlastegelegd als poging tot zware mishandeling;
meer subsidiairtenlastegelegd als mishandeling.
De rechtbank nummert de hierboven weergegeven en onder verschillende parketnummers ten laste gelegde feiten door als de feiten 1 tot en met 4.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het medeplegen. Zij heeft aangevoerd dat een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces, dient te worden verworpen, nu dit verweer van verdachte ongeloofwaardig is. De officier van justitie acht ook de onder 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde. Subsidiair heeft hij gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast heeft de raadsman zich voor wat betreft feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 4 heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het meer subsidiaire bewezen kan worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 17 december 2020 in Hilversum [aangever 1] en [aangever 2] een of meerdere keren met een mes in hun arm heeft gestoken. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aan hen steekwonden heeft toegebracht.
Uit het dossier en het verhandelde op de zitting is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat zich op 17 december 2020 langs de snelweg in Hilversum een conflict heeft voorgedaan, waarbij er met een mes is gestoken en beide aangevers letsel hebben opgelopen. Verdachte heeft ter zitting ontkend beide aangevers met een mes te hebben gestoken. Verdachte had naar zijn zeggen geen mes bij zich en heeft verklaard dat het juist aangever [aangever 2] was die hem met een mes bedreigde en hem in zijn pink/hand heeft gestoken.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van de aangevers lijnrecht tegenover de verklaring van verdachte staan, en dat beide aangevers wisselende verklaringen hebben afgelegd. Deze verschillen in de verklaringen van aangevers en verdachte en de wisselende verklaringen van aangevers roepen vragen op. Zo hebben beide aangevers direct na het incident tegen de politie verklaard dat zij samen in de auto zaten en hebben zij toen niet over de aanwezigheid van verdachte in de auto verklaard. Ook hebben zij tijdens de eerste aangifte verklaard dat zij met een mes zijn gestoken door de mannen die uit de Mercedes (die hun eigen auto achtervolgde) waren gestapt. In hun volgende verklaringen hebben zij wezenlijk anders verklaard. Zij hebben toen verklaard dat verdachte al vanaf Utrecht met hen samen in de auto zat en dat verdachte hen, terwijl hij nog in de auto zat, heeft gestoken. Voor dit toch essentiële verschil in hun verklaringen over de gang van zaken hebben zij geen verklaring gegeven. De rechtbank stelt ook vast dat aangever [aangever 1] in zijn nadere verklaringen bij de politie vervolgens heeft verklaard dat verdachte hem in zijn arm en hand heeft gestoken, maar dat hij door iemand anders in zijn been is gestoken. Bij de rechter-commissaris op 27 september 2021 heeft hij zijn verklaring weer gewijzigd en heeft hij verklaard dat verdachte na het steken was uitgestapt, voor de auto naar de bestuurderskant is gelopen en hem in zijn been heeft gestoken.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van beide aangevers ook overigens vragen oproepen, met name over de achtergronden van het conflict. De rechtbank stelt ten slotte vast dat er bij de confrontatie op de snelweg – zo blijkt uit de verklaringen van aangevers – meer personen aanwezig zijn geweest dan beide aangevers en verdachte.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het procesdossier weliswaar voldoende wettig bewijs bevat, maar dat op grond daarvan, gelet op de geconstateerde tegenstrijdigheden en inconsistenties, niet tot de overtuiging kan worden gekomen dat het verdachte is geweest die aangevers met een mes heeft gestoken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Vrijspraak voor het onder 4 primair ten laste gelegde feit
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster [slachtoffer] heeft toegebracht. De rechtbank stelt, gelet op de geneeskundige verklaring, vast dat de verwondingen van aangeefster in juridische zin niet als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden aangemerkt. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
Bewijsmiddelen [1] voor het onder 3 ten laste gelegde feit
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2021;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte met fotobijlage door [verbalisant] namens de Politie van 8 maart 2020, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland.
Bewijsmiddelen [3] voor het onder 4 ten laste gelegde feit
1. [getuige 1] heeft in
het proces-verbaal van verhoor van getuige [4] van 17 april 2021 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 17 april 2021 bevond ik mij in Amersfoort. Ik hoorde een klap en draaide mij weer om in de richting van het meisje en de jongen achter de deur. Ik zag dat het meisje op de grond lag achter de deur. Ik zag dat de jongen met het ontblote bovenlijf bleef intrappen op het meisje dat op de grond lag. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij deed de jongen dit met zijn rechterbeen. Ik zag dat de jongen het meisje ongeveer vier of vijf keer met kracht schopte op het bovenlichaam.
2. [getuige 2] heeft in
het proces-verbaal van verhoor van getuige [5] van 17 april 2021 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben bewoner van een flat gevestigd in Amersfoort. Op 17 april 2021 zag ik dat de jongen met ontbloot bovenlichaam het meisje aan haar schouder trok en een klein stukje meesleepte. Vervolgens zag ik dat de jongen met ontbloot bovenlichaam met zijn vuisten herhaaldelijk op dit meisje begon in te slaan. Ik kan niet anders zeggen dat dit heel hard was. Ik zag dat het meisje op zowel haar bovenlichaam als op haar hoofd werd geslagen. Vervolgens zag ik dat de jongen met ontbloot bovenlichaam een enorme harde voetbaltrap tegen de ribben van dit meisje aan gaf.
3. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 29 oktober 2021 verklaard:
Aangeefster [slachtoffer] was destijds mijn verloofde. Ik heb aangeefster met mijn handen geduwd en daarna geslagen. Ik heb haar één keer tegen haar gezicht getrapt. Het is mogelijk dat ik haar meer dan één keer heb geslagen.
Bewijsoverweging voor het onder 4 ten laste gelegde feit
Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte tegen het hoofd, gezicht en bovenlichaam/ribben van aangeefster [slachtoffer] heeft getrapt en geslagen. Door de getuigen is verklaard dat zeker de trappen tegen het bovenlichaam met kracht werden gegeven. Het is een feit van algemene bekendheid dat in het bijzonder het hoofd een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Als tegen het hoofd/gezicht wordt getrapt en tegen het bovenlichaam geschopt en geslagen, is daarmee de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel gegeven. Ook het met kracht trappen tegen de ribben geeft een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel (bijvoorbeeld een gebroken rib). Deze geweldshandelingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans volgt. De rechtbank acht de onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling daarom bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 3
op 8 maart 2020 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan de Nationale Politie, heeft beschadigd;
feit 4 subsidiair
op 17 april 2021 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, haar:
- tegen het hoofd heeft getrapt, en
- met kracht tegen het bovenlichaam heeft getrapt, en
- met kracht tegen het gezicht heeft gestompt/geslagen, en
- met kracht op het bovenlichaam heeft gestompt/geslagen;

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 4 subsidiair
poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de periode die verdachte tot aan de uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en het overige deel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsadvies van 21 oktober 2021.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, namelijk dat hij ruim drie-en-een-half maand in voorarrest heeft gezeten en het op dit moment goed gaat met verdachte. De raadsman heeft verzocht om de door de reclassering geadviseerde ambulante behandeling niet op te leggen, mede omdat deze voorwaarde een zware belasting voor verdachte betreft. De raadsman verzoekt de rechtbank gelet op het vorenstaande een taakstraf op te leggen. Nu verdachte voor een ander feit in voorlopige hechtenis heeft gezeten, verzoekt de raadsman de rechtbank om de taakstraf zonder aftrek van het voorarrest op te leggen, zodat indien verdachte voor de feiten 1 en 2 wordt vrijgesproken, hij hiervoor schadevergoeding kan aanvragen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en een vernieling. Verdachte heeft zijn partner [slachtoffer] om een geringe aanleiding ernstig mishandeld. Hij heeft haar geslagen en getrapt, onder meer tegen haar hoofd. Dit terwijl zij op de grond lag en niet in staat was zichzelf te verdedigen. Zij heeft daardoor pijn gehad en letsel opgelopen. Uit de verklaringen van getuigen blijkt verdachte volledig door het lint is gegaan. Door op zo’n agressieve en ongeremde wijze te handelen, heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. De rechtbank acht het verontrustend dat verdachte tot zo een uitbarsting van geweld is gekomen tegen zijn partner van wie hij zegt te houden en waarmee hij op dat moment verloofd was. Daarnaast heeft verdachte een politieauto beschadigd. Ook hierbij geldt dat verdachte kennelijk niet in staat is zich te beheersen als hij zich onheus bejegend voelt. De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte ook inbreuk maakt op het gezag van de politie in het algemeen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 22 september 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder, op 31 januari 2019, is veroordeeld voor een mishandeling.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 15 oktober 2021, opgesteld door J.M. Oudejans, psycholoog (hierna: de psycholoog). Uit de rapportage blijkt dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Volgens de psycholoog was verdachte ook ten tijde van het tenlastegelegde niet lijdende aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De psycholoog adviseert daarom het tenlastegelegde volledig aan verdachte toe te rekenen.
Volgens de psycholoog is met de afwezigheid van een psychische stoornis gegeven dat er vanuit gedragskundig perspectief geen betekenisvolle uitspraken kunnen worden gedaan over de kans op recidive, behalve de uitspraak dat er geen gronden zijn voor de conclusie dat er sprake is van een verhoogd risico op recidive. Er zijn dan ook geen gronden om een advies voor begeleiding en/of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 21 oktober 2021. De reclassering adviseert om bij een bewezenverklaring aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Conclusie
De rechtbank is met de psycholoog van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend, nu verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten voor zware mishandeling door middel van trappen tegen het hoofd gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank overweegt dat in de onderhavige zaak sprake is geweest van een poging, maar houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat het feit is begaan tegen zijn levensgezel en dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit. De rechtbank overweegt dat voor de bewezen verklaarde vernieling geen landelijke oriëntatiepunten door het LOVS zijn opgesteld. Daarom heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf voor dit bewezen verklaarde feit met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank ziet in het licht van de speciale preventie, de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage en zijn recidive echter reden om de gevangenisstraf deels in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het doel van de voorwaardelijke gevangenisstraf is om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Om dit te bereiken vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte de behandeling krijgt die hij nodig heeft.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. De rechtbank zal gelet op het voorgaande, naast de geldende algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd in haar rapportage van 21 oktober 2021 en zoals hieronder vermeld.
De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat verdachte voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is vrijgesproken.
Voorlopige hechtenisGelet op de straf die de rechtbank zal opleggen, zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJEN [aangever 1] EN [aangever 2]

[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 31.147,39. Dit bedrag bestaat uit € 23.447,39 materiële schade en € 7.700,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 28.075,-. Dit bedrag bestaat uit € 25.075,- materiële schade en € 3.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[aangever 1]
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering met betrekking tot de materiële schade tot een bedrag van € 800,- (medische kosten van € 770,- en ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding van € 30,-) dient te worden toegewezen. Met betrekking tot de immateriële schade heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 5.000,- dient te worden toegewezen. Beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu de overige kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
[aangever 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde immateriële schadevergoeding. Met betrekking tot de materiële schade heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 2.600,- dient te worden toegewezen. Beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu de benadeelde partij ook schade vordert ten gevolge van feiten die niet zijn tenlastegelegd en nu de overige kosten onvoldoende zijn onderbouwd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[aangever 1] en [aangever 2]
De raadsman heeft primair verzocht de vorderingen af te wijzen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij bepleit dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen dienen te worden verklaard, omdat een beoordeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren. Indien de rechtbank van oordeel is dat de vorderingen dienen te worden toegewezen, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet alle schadeposten rechtstreekse schade betreffen. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht beide vorderingen te matigen vanwege culpa in causa.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[aangever 1] en [aangever 2]
De rechtbank zal beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen nu verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als de in het ongelijk gestelde partijen zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij uitspraak van de politierechter van 31 januari 2019 van deze rechtbank (parketnummers: 16/201782-18, 16/163580-18 (gev. ttz) en 16/197179-18 (gev. ttz)) is aan verdachte een taakstraf opgelegd van 100 uren, met aftrek, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijke straf toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, nu hij vrijspraak heeft bepleit voor de feiten 1 en 2 (de ernstigste delicten). Subsidiair heeft hij verzocht de proeftijd te verlengen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de voornoemde vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, te weten feit 3. De rechtbank zal daarom de tenuitvoerlegging van deze taakstraf gelasten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 302, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een
  • als
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
o zich binnen 5 (vijf) dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis (telefonisch) meldt bij de reclassering van het Leger des Heils, Zeehaenkade 30 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o zich laat behandelen door De Waag, Amersfoort of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [aangever 1]
  • verklaart [aangever 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [aangever 2]
  • verklaart [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummers 16/201782-18, 16/163580-18 (gev. ttz) en 16/197179-18 (gev. ttz)
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 31 januari 2019 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en mr. M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 16/004467-21:
1.
hij op of omstreeks 17 december 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere keren met een mes althans met een scherp voorwerp in de arm althans het (boven)lichaam van die [aangever 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [aangever 1] heeft mishandeld door een of meerdere keren met een mes althans met een scherp voorwerp in de arm althans het (boven)lichaam van die [aangever 1] te steken;
2
hij op of omstreeks 17 december 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere keren met een mes althans met een scherp voorwerp in de arm althans het (boven)lichaam van die [aangever 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2020 te Hilversum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [aangever 2] heeft mishandeld door een of meerdere keren met een mes althans met een scherp voorwerp in de arm althans het (boven)lichaam van die [aangever 2] te steken;
ten aanzien van parketnummer 16/064858-20:
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een politieauto (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Nationale Politie toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
ten aanzien van parketnummer 16/105559-21:
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amersfoort aan zijn levensgezel, [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gekneusde kaak, en/of een gekneusde neus, heeft toegebracht door die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen/op het hoofd te schoppen/trappen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het bovenlichaam te schoppen/trappen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het gezicht te stompen/slaan, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het bovenlichaam te slaan/stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen/op het hoofd heeft geschopt/getrapt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het bovenlichaam heeft geschopt/getrapt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het gezicht heeft gestompt/geslagen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het bovenlichaam heeft gestompt/geslagen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amersfoort zijn levensgezel, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen/op het hoofd te schoppen/trappen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het bovenlichaam te schoppen/trappen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het gezicht te stompen/slaan, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het bovenlichaam te slaan/stompen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 april 2020, genummerd PL0900-2020070947, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 022. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 013-015.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 april 2021, genummerd PL0900-2021118631, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 01 tot en met 62. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Pagina’s 43 en 44.
5.Pagina’s 45 en 46.