ECLI:NL:RBMNE:2021:5497

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/3031
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering urgentieverklaring voor woonruimte op basis van betalingsachterstand en zelfveroorzaakte situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor woonruimte voor haarzelf en haar twee minderjarige kinderen, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de vereisten van de Huisvestingsverordening Almere, omdat zij zelf verantwoordelijk was voor de betalingsachterstand die had geleid tot haar woonprobleem. Eiseres had in 2013 een woning betrokken op basis van een indicatie van de Wet Langdurige Zorg, maar na het beëindigen van deze indicatie ontstond er een betalingsachterstand. Ondanks pogingen om een betalingsregeling te treffen, bleef de achterstand oplopen. De rechtbank concludeerde dat eiseres de situatie zelf had veroorzaakt en dat verweerder terecht geen aanleiding had gezien om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de weigering van de urgentieverklaring rechtmatig was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de woningzoekende in het voldoen aan financiële verplichtingen en de noodzaak om tijdig hulp te zoeken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3031

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.S. Biervliet en K. Bahora).

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 14 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting was op 28 september 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. A.G. Ton. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres is in 2013 aan de [adres 1] te [woonplaats] gaan wonen op basis van een indicatie op grond van de Wet Langdurige Zorg en met begeleiding van Sustvarius. Voor het gebruik van de woning was zij een eigen bijdrage verschuldigd aan Sustvarius. In februari 2016 is de WLZ-indicatie en begeleiding van Sustvarius geëindigd op initiatief van eiseres. Eiseres is aan de [adres 1] blijven wonen en er is een betalingsachterstand ontstaan in de bijdrage voor het gebruik van de woning. De achterstand is in de jaren daarna verder opgelopen, ook nadat eiseres op 10 april 2018 door de kantonrechter onder bewind was gesteld. In verband met de achterstand is de bewindvoerder van eiseres gedagvaard om op 2 november 2020 bij de kortgedingrechter te verschijnen. Tijdens de zitting bij de kortgedingrechter is een regeling getroffen dat eiseres de achterstand betaalt en de woning uiterlijk 1 maart 2021 ontruimt. Met ingang van 1 april 2021 staat zij met haar kinderen ingeschreven op het [adres 2] in [woonplaats] .
2. Op 30 december 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een woonruimte voor haarzelf en haar twee minderjarige kinderen.
Bestreden besluit
3. Verweerder heeft het advies van de externe urgentiecommissie gevolgd en geweigerd de urgentieverklaring aan eiseres te geven, omdat eiseres volgens verweerder niet voldoet aan de vereisten van artikel 11, vierde lid, aanhef en onder g, van de Huisvestingsverordening Almere. Daarin is bepaald dat, om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring, een woningzoekende de situatie niet zelf heeft veroorzaakt of deze niet had kunnen voorkomen. Verweerder heeft geen aanleiding gezien de hardheidsclausule toe te passen, omdat volgens verweerder geen sprake is van een bijzondere situatie.
Situatie niet zelf veroorzaakt of niet zelf kunnen voorkomen
4. Eiseres voert aan dat zij de situatie als woningzoekende niet zelf heeft veroorzaakt en deze ook niet had kunnen voorkomen. Eiseres en de bewindvoerder hebben geprobeerd een betalingsregeling te treffen met Sustvarius, maar dit is niet gelukt. De achterstand is ontstaan omdat de voormalige partner van eiseres, met wie zij in de woning woonde, op een gegeven moment zijn deel van de woonlasten niet meer betaalde. Een oplossing was niet mogelijk, omdat eiseres niet voldoende inkomsten had om het volledige bedrag te betalen. Onder deze omstandigheden kan eiseres niet worden verweten dat zij de situatie zelf heeft veroorzaakt of had kunnen voorkomen. Daarnaast heeft eiseres zich onder bewind laten stellen. Daarmee was sprake van een hulpverleningstraject. Van eiseres kan niet worden verlangd dat zij zich ook nog wendt tot andere hulpinstanties, uitsluitend om tot een mogelijke betalingsregeling met Sustvarius te komen. De hulp van de bewindvoerder zou daarvoor voldoende moeten zijn, aldus eiseres.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres het woonprobleem zelf heeft veroorzaakt of had kunnen voorkomen, omdat het voor haar risico komt dat zij een betalingsachterstand heeft laten ontstaan waardoor zij de woning heeft moeten ontruimen. Zij was degene die de overeenkomst had gesloten en zij was verantwoordelijk voor de nakoming ervan. Ook nadat zij de hulpverlening had stopgezet, was eiseres verantwoordelijk voor de behoorlijke afwikkeling van de overeenkomst. Dat haar (toenmalige) partner een met eiseres afgesproken bijdrage niet zou hebben betaald, maakt dat niet anders. Verder heeft verweerder terecht erop gewezen dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van een aanbod van het Leger des Heils voor begeleid wonen, terwijl zij met dit aanbod het woonprobleem had kunnen voorkomen. Dat dit aanbod niet passend was voor haar minderjarige kinderen, zoals namens eiseres ter zitting naar voren is gebracht, is niet gestaafd.
Hardheidsclausule
6. Eiseres betoogt ook dat verweerder ten onrechte geen aanleiding heeft gezien de hardheidsclausule toe te passen en in dit kader de medische en sociale situatie en de belangen van de kinderen onvoldoende heeft meegewogen. Zij voert aan dat zij per 1 maart 2021 dakloos dreigde te raken met haar twee minderjarige kinderen, dit leidde tot spanningen en een zodanig schrijnende situatie oplevert dat verweerder op grond daarvan de hardheidsclausule had moeten toepassen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat geen aanleiding bestaat om de hardheidsclausule (artikel 27 van de Huisvestingsverordening) toe te passen, omdat volgens de Basisregistratie personen eiseres en haar twee minderjarige kinderen wonen aan het [adres 2] te [woonplaats] . Ter zitting is namens eiseres bevestigd dat zij daar sinds 1 april 2021 tot op heden met haar kinderen woont en dat dit een zelfstandige woonruimte is. Op het moment van het bestreden besluit, beschikte eiseres dus over zelfstandige woonruimte. Dat zij deze woonruimte binnenkort zou moeten verlaten, zoals ter zitting is aangevoerd, is niet gestaafd.
Verder heeft verweerder in het bestreden besluit terecht erop gewezen dat er geen stukken zijn waaruit blijkt van medische problemen. Ter zitting is dit namens eiseres bevestigd. Ook is verweerder in het bestreden besluit uitdrukkelijk ingegaan op de belangen van de kinderen. Verweerder heeft overwogen dat eiseres en haar minderjarige kinderen onderdak hebben en zich op het standpunt gesteld dat het afwijzen van de gevraagde urgentieverklaring niet in strijd is met de rechten van de kinderen. Eiseres heeft in beroep niet aannemelijk gemaakt dat dit standpunt onjuist is of dat de huidige huisvesting de belangen van de kinderen zou schaden. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
8. De conclusie van de rechtbank is dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk, omdat verweerder haar een urgentieverklaring mocht weigeren. Er is daarom ook geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van B.A. Rietema, griffier. De beslissing zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier (niet in de gelegenheid om te tekenen) rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.