ECLI:NL:RBMNE:2021:5495
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Intrekking bijstandsrecht en terugvordering bijstand na gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft eiser, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Dit besluit, genomen op 22 september 2020, hield in dat het recht op bijstand van eiser met ingang van 28 november 2018 werd ingetrokken en dat er een terugvordering van te veel ontvangen bijstand van € 25.172,30 plaatsvond. De reden voor deze intrekking was dat eiser niet had gemeld dat hij per 28 november 2018 een gezamenlijke huishouding voerde met mevrouw [A].
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarna verweerder het primaire besluit op 8 maart 2021 gedeeltelijk herroept, maar de intrekking van het bijstandsrecht in stand houdt. Eiser heeft vervolgens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, dat door de voorzieningenrechter op 21 juni 2021 werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gronden van beroep geen redelijke kans van slagen hadden, omdat verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding.
Tijdens de zitting op 28 september 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser heeft geen nieuwe gronden ingediend, maar verwees naar eerdere ingediende gronden. De rechtbank heeft zich aangesloten bij het oordeel van de voorzieningenrechter en heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 september 2021 en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.