ECLI:NL:RBMNE:2021:5492

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
16-117528-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging, diefstal en poging zware mishandeling zorgmedewerker door gooien van gevulde blikken bier

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2021, is de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, diefstal en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 27 april 2021 en 1 mei 2021 in Amersfoort, waarbij de verdachte zorgmedewerkers heeft bedreigd en geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en bewijsmateriaal vastgesteld dat de verdachte op 1 mei 2021 [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de woorden "Wacht maar! Ik breek jouw poten en ik maak je af!" en op 27 april 2021 [slachtoffer 2] heeft bedreigd en met volle kracht blikken bier naar hem heeft gegooid, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 224 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychiatrische problematiek en het belang van een zorgkader. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde partij] B.V. en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/117528-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1986 te [geboorteplaats] (Angola),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1/letteraanduiding] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 augustus 2021 en 25 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.D. Visser, advocaat te Leiden, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij vier strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij
1. op 1 mei 2021 in Amersfoort, [slachtoffer 1] heeft bedreigd.
2. op 27 april 2021 in Amersfoort een tas, toebehorend aan [slachtoffer 2] , heeft gestolen.
3. op 27 april 2021 in Amersfoort heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door blikjes bier tegen zijn rug en/of zijn hoofd en in zijn richting te gooien (
primair), dan wel [slachtoffer 2] heeft mishandeld (
subsidiair).
4. op 27 april 2021 in Amersfoort [slachtoffer 2] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde voert de officier van justitie aan dat de verklaring van aangever [slachtoffer 1] wordt ondersteund door getuige [getuige 1] en de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] . Ten aanzien van het onder de feiten 2 tot en met 4 ten laste gelegde voert de officier van justitie aan dat het dossier duidelijke beelden en letselfoto’s bevat, en dat de verklaring van aangever wordt ondersteund door getuige [getuige 2] en – voor wat betreft feit 2 – de verklaring van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit primair vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten vanwege het ontbreken van opzet bij verdachte. Subsidiair bepleit de raadsman partiële vrijspraak ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde gedeelte ‘met enig misdrijf tegen het leven gericht’. Ten aanzien van het onder feit 3 primair ten laste gelegde voert de raadsman aan dat de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt nu verdachte de blikken bier niet op aangever zou hebben gericht. Bovendien levert het gooien van blikken bier tegen een persoon geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1 [2] – 1 mei 2021
Aangever [slachtoffer 1] heeft op 1 mei 2021 aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard:
1 mei 2021 was ik in mijn vrije tijd bij de kapper, gevestigd aan de [adres 2] te [plaatsnaam 1] . Plotseling zag ik [verdachte] buiten staan. [3] Ik hoorde hem vervolgens zeggen: "Wacht maar! Ik breek jouw poten en ik maak je af!". Inmiddels had ik 112 gebeld en kwam de politie ter plaatse. Kort hierna reed de politiebus met [verdachte] achterin de auto ons voorbij. Ik zag dat hij mijn kant op keek en met zijn linkerhand een snijdende beweging langs zijn keel maakte. [4]
Getuige [getuige 1] heeft op 1 mei 2021 onder meer het volgende verklaard [5] :
Op 1 mei 2021 was ik werkzaam bij de [winkel] gelegen aan de [adres 3] . Ik zag [verdachte] vervolgens in de richting van [slachtoffer 1] kijken en op schreeuwerige toon zeggen "ik ga je benen breken".
Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft in een proces-verbaal van 1 mei 2021 zijn bevindingen als volgt [6] :
Ik zat op de achterbank van ons dienstvoertuig. Naast mij, zat verdachte [verdachte] . Ik zag dat de verdachte met zijn gezicht in de richting van aangever bewoog. Ik zag vervolgens dat de verdachte met de wijsvinger van zijn linkerhand een snijbeweging langs zijn eigen keel maakte. Ik zag vervolgens dat de verdachte dit meteen nog eens deed alleen dan met zijn wijsvinger van zijn rechterhand.
Bewijsoverweging
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte de confrontatie met aangever heeft opgezocht en daarbij dreigende woorden heeft geuit. De aangifte wordt voldoende ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 1] . Dat in beide verklaringen verschillende bewoordingen worden gebruikt doet daar niet aan af, nu hun verklaringen er beiden op neer komen dat verdachte kenbaar maakte dat hij de benen van aangever zal gaan breken. Ook staat op basis van de verklaring van aangever in combinatie met het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] vast dat verdachte na aanhouding, in de politiebus, een snijdende beweging langs zijn keel heeft gemaakt in de richting van aangever. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
Feiten 2, 3 en 4 [7] – 27 april 2021
Aangever [slachtoffer 2] heeft op 27 april 2021 aangifte gedaan en onder meer het volgende verklaard [8] :
Op de [adres 1] in [plaatsnaam 1] wonen meerdere cliënten. Op 27 april 2021 bevond ik mij in de gezamenlijke ruimte samen met een andere client genaamd [getuige 2] . [9] [verdachte] kwam binnen lopen. Ik stond met mijn rug naar [verdachte] toe. Vervolgens voelde ik iets tegen mijn rug aan. Ik draaide mij half om en zag dat hij met bierblikjes aan het gooien was. Hij gooide zo hard dat de blikjes doormidden explodeerden. De blikjes kwamen tegen mijn lichaam aan. […] Ik zag dat [verdachte] naar het keukenblok liep. Vervolgens pakte hij een mes uit de keukenla en liep op mij af. Ik hoorde van [getuige 2] dat [verdachte] mijn sporttas had gestolen uit de gezamenlijke ruimte. In deze tas lagen mijn persoonlijke spullen in, waaronder bankpas, sleutels, werktelefoon , avondklok papieren met mijn privé adres. [10]
Bij de aangifte is een bijlage gevoegd met daarop de bij [slachtoffer 2] weggenomen goederen [11] :
Object : rijbewijs
Object : kentekenbewijs
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 oktober 2021 het volgende verklaard (zakelijk weergegeven):
Toen [slachtoffer 2] wegging, heb ik zijn tas gepakt. Ik heb de tas in een container weggegooid. [12]
Bij de aangifte van [slachtoffer 2] is een aantal foto’s van het letsel van aangever gevoegd. [13]
Getuige [getuige 2] was op het moment van het voorval in dezelfde ruimte als aangever en verdachte en heeft hierover het volgende verklaard:
Op 27 april 2021 was ik in mijn woning aan de [adres 1] te [plaatsnaam 1] . Ik zag dat [verdachte] met kracht blikken bier begon te gooien naar [slachtoffer 2] . [14] Ik zag dat [verdachte] ongeveer 4 blikken bier naar [slachtoffer 2] gooide. Ik zag dat [verdachte] vervolgens de keukenla opendeed. Ik zag dat [verdachte] een schaar pakte. Ik zag dat [verdachte] de schaar omhoog hield met de punt richting [slachtoffer 2] en op hem afrende. Toen [slachtoffer 2] weg was zag ik dat [verdachte] terug kwam en de tas van [slachtoffer 2] pakte. Ik zag dat [verdachte] de spullen van [slachtoffer 2] die in de keuken lagen (waaronder zijn sleutelbos) in de tas gooide. Ik zag dat [verdachte] vervolgens op de fiets wegging. [15]
Camerabeelden van het voorval zijn door de politie bekeken, verbalisant [verbalisant 2] beschrijft zijn bevindingen in een proces-verbaal van 28 april 2021 als volgt [16] :
Na enkele secondes komt [verdachte](de rechtbank begrijpt: verdachte)
in beeld en gooit met volle kracht iets naar [slachtoffer 2] . Op de beelden is niet te zien wat dit precies is. Wel is te zien dat er spetters in beeld komen. [verdachte] komt dan weer terug de kamer in en gooit nog twee maal met volle kracht in de richting van [slachtoffer 2] . Ik zie dat een blikje door het beeld vliegt. [verdachte] gooit weer iets met volle kracht in de richting van [slachtoffer 2] . [verdachte] loopt weer naar de keuken en opent een la. Er is te zien dat [verdachte] iets uit de la pakt, en richting [slachtoffer 2] loopt. [slachtoffer 2] opent de deur en rent weg. [verdachte] rent achter hem aan.
Bewijsoverweging
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal, bedreiging en poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] , op 27 april 2021 heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Feit 2: diefstal
Verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van feit 2 bekend dat hij de tas met goederen van aangever heeft weggenomen. De raadsman van verdachte heeft in dat kader bepleit dat verdachte daarbij geen opzet (de rechtbank begrijpt: oogmerk) op de wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. De rechtbank verwerpt dit verweer. Door de tas zonder toestemming mee te nemen en later weg te gooien is verdachte als heer en meester over het goed gaan beschikken, hetgeen voldoende is om van een voltooide diefstal te kunnen spreken.
Feit 3: poging zware mishandeling
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. De rechtbank ziet dit anders en oordeelt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat niet ter discussie staat dat verdachte de persoon is op de camerabeelden. Uit de beschrijving van de beelden in het dossier volgt dat verdachte met volle kracht blikken bier in de richting van en tegen aangever heeft gegooid. Uit de in het dossier opgenomen foto’s leidt de rechtbank af dat één van de blikken hoog op de rug van aangever, ter hoogte van zijn linkerschouder, terecht is gekomen. Aangever heeft hieraan letsel overgehouden. De afstand tussen de plaats waar het letsel zich bevindt en het hoofd is niet groot en duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat het niet meer dan toeval is geweest dat de blikken aangever niet tegen het hoofd hebben geraakt.
Op de beelden zijn ook spetters waargenomen, waaruit de rechtbank opmaakt dat de blikken bier waar verdachte mee gooide, gevuld waren. Door in een kleine ruimte van zo’n korte afstand, met grote kracht, gevulde blikken bier in de richting van het hoofd van aangever te gooien, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel op zou lopen.
Feit 4: bedreiging
Aangever heeft verklaard dat verdachte na het gooien van de blikken bier met een mes op hem is afgekomen waarna aangever is gevlucht. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte met een schaar achter aangever is aangerend. De rechtbank laat in het midden welk voorwerp verdachte in handen heeft gehad en stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte, in elk geval, met een scherp voorwerp achter aangever is aangerend. De rechtbank gaat op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van dit handelen ervan uit dat verdachte aangever vrees heeft willen aanjagen en daarmee dus opzet had op de bedreiging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op 1 mei 2021 te [plaatsnaam 1] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toe te voegen "Wacht maar! Ik breek jouw poten en ik maak je af! , althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en door met zijn hand een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel te halen en daarbij die [slachtoffer 1] aan te kijken;
2. op 27 april 2021 te [plaatsnaam 1] een tas (met daarin een telefoon, een betaalkaart, een rijbewijs, een kentekenbewijs en sleutels) die aan een ander toebehoorde te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
3. op 27 april 2021 te [plaatsnaam 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
meerdere volle bierblikjes met kracht tegen de rug van die [slachtoffer 2] en in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. op 27 april 2021 te [plaatsnaam 1] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door met een scherp voorwerp, waarvan de punt op die [slachtoffer 2] was gericht op die [slachtoffer 2] af te rennen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feiten 1 en 4
telkens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
telkens bedreiging met zware mishandeling;
Feit 2
diefstal;
Feit 3
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie ziet het belang van een zorgkader voor verdachte. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf moeten volgens de officier van justitie dan ook de voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om de straf te beperken tot een gevangenisstraf die qua duur gelijk is aan het door verdachte reeds ondergane voorarrest. Hij verwijst daarvoor naar de oriëntatiepunten van het LOVS die rechters gebruiken bij de straftoemeting. De raadsman merkt daarbij op dat verdachte al geruime tijd niet met justitie in aanraking is geweest. Daarnaast verzoekt de raadsman bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten, allen gericht tegen zorgpersoneel. Op 27 april 2021 heeft verdachte geweld gepleegd en een bedreiging geuit tegen aangever [slachtoffer 2] , die op dat moment als zorgmedewerker aan het werk was. Deze geweldsuitbarsting heeft aangever – naast pijn en letsel – veel angst aangejaagd, mede gelet op het feit dat de bedreiging heeft bestaan uit het op aangever afrennen met een scherp voorwerp. Daarnaast heeft verdachte de tas van aangever met daarin persoonlijke bezittingen gestolen. Door zo te handelen heeft verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans eigendom. Daarbij neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat aangever bij de politie niet heeft willen vertellen wat hij precies met deze spullen heeft gedaan. Omdat tussen de gestolen spullen ook sleutels en documenten met privégegevens (zoals het adres) van aangever zaten, heeft aangever [slachtoffer 2] de sloten van zijn woning moeten vervangen. Dit brengt niet alleen veel werk, maar ook een gevoel van onveiligheid met zich mee. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op deze manier met de veiligheid en bezittingen van deze medewerker is omgegaan.
Een paar dagen later, op 1 mei 2021, heeft verdachte de confrontatie met aangever [slachtoffer 1] , eveneens werkzaam in de zorg, gezocht en hem daarbij met woord en gebaar bedreigd. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij aangever heeft benaderd in zijn privétijd, dit moet voor aangever een gevoel van onveiligheid hebben aangewakkerd. Bedreiging is een ernstig feit en de verdachte heeft met dit gedrag duidelijk grenzen overschreden. Met zijn handelen heeft de verdachte de zorgmedewerkers angst bezorgd, wat ook een belemmering kan vormen in de verdere uitvoering van hun werk en daarmee ook de maatschappij als geheel raakt.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte voor het laatst in 2013 is veroordeeld voor een strafbaar feit. Het strafblad van verdachte wordt niet in strafverzwarende- of strafmatigende zin meegenomen bij het bepalen van de straf.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van [instelling 1] , [.] , van 21 oktober 2021, opgesteld door mw. [B] , werkzaam als reclasseringswerker.
Vanwege de ontkennende proceshouding van verdachte heeft de reclassering geen uitspraak kunnen doen over het recidiverisico. Desalniettemin spreekt de reclassering van een zorgelijke situatie. Zo ontbreekt het verdachte aan voldoende stabiliteit in de vorm van onder meer een woning, dagbesteding en een ondersteunend sociaal netwerk. Daarnaast is – onder meer vanwege zijn belast verleden – sprake van psychiatrische problematiek bij verdachte. Er is geen directe huisvesting beschikbaar voor verdachte waardoor gevreesd wordt dat verdachte vanuit detentie op straat komt te staan. Dit gebrek aan stabiliteit vergroot de kans dat wordt teruggegrepen naar middelengebruik. De reclassering vindt een zorgkader voor verdachte daarom van groot belang, zo kan gewerkt worden aan de problematiek die op diverse leefgebieden speelt. De reclassering vindt het positief dat verdachte reeds onder behandeling staat bij [instelling 2] voor zijn traumatisch verleden en PTSS klachten en acht het van belang dat deze behandeling wordt voortgezet.
De reclassering adviseert de rechtbank aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de in het dictum vermelde bijzondere voorwaarden.
8.3.3.
Conclusie
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, waarbij de rechtbank in strafverzwarende zin meeweegt dat deze tegen professionele zorgverleners zijn gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Tegelijkertijd houdt de rechtbank er rekening mee dat dit handelen van verdachte lijkt te zijn ingegeven door een zeker onvermogen om op een andere manier om te gaan met zijn frustraties. Verdachte kampt met problemen op verschillende leefgebieden en heeft hierbij dringend hulp nodig. Om deze reden ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk op te leggen om zo verdachte ertoe te bewegen aan de slag te gaan met onder meer zijn psychiatrische- en middelenproblematiek. Een voorwaardelijk strafdeel geeft de mogelijkheid om bijzondere voorwaarden, gericht op hulpverlening bij onder meer zijn verslavingsproblematiek, op te leggen. De rechtbank acht, gelet op ernst van de feiten en de geruime tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, een voorwaardelijk strafgedeelte van kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd voldoende.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 224 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De rechtbank zal de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren.
De door verdachte gepleegde strafbare feiten lijken voort te komen uit een onderliggend conflict dat verdachte heeft met de instelling waar aangevers werkzaam zijn. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven dat dit conflict wat hem betreft opgelost is. In combinatie met de aard van de door verdachte gepleegde feiten en het recidiverisico dat aanwezig is zolang verdachte niet behandeld wordt, leidt dat ertoe dat de rechtbank er ernstig rekening mee houdt dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het feit dat de opgelegde straf hoger is dan het reeds ondergane voorarrest, bepaalt de rechtbank dat het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [benadeelde partij] B.V.
[benadeelde partij] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.606,95. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het onder de feiten 2, 3 en 4 bewezen verklaarde. De materiële schade bestaat onder meer uit kosten voor vervanging van sloten, telefoonkosten en doorbetaalde loonkosten.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.826,58. Dit bedrag bestaat uit € 826,58 aan materiële schade, onder meer voor de vervanging van sloten, een nieuwe betaalpas en verloren identiteitspapieren. Daarnaast wordt € 2.000,- aan immateriële schade gevorderd, ten gevolge van het onder de feiten 2, 3 en 4 bewezen verklaarde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [benadeelde partij] B.V.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van [benadeelde partij] B.V. gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 289,71, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het opgevoerde doorbetaalde arbeidsloon is volgens de officier van justitie onvoldoende onderbouwd en de opslagkosten van de [naam onderneming] houden volgens hem geen rechtstreeks verband met het ten laste gelegde. [benadeelde partij] B.V. dient voor dit gedeelte niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van € 1.576,58, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie acht de materiële kosten in het geheel voor toewijzing vatbaar en de immateriële schade tot een bedrag van € 750,-.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [benadeelde partij] B.V.
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering van [benadeelde partij] B.V. niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak, subsidiair vanwege het feit dat de vordering een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om een gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het ontbreken van een rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde. Tot slot heeft de verdediging verzocht om – bij toewijzing – de vordering te matigen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak, subsidiair vanwege het feit dat de vordering een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om een gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het ontbreken van een rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde. Tot slot heeft de verdediging verzocht om – bij toewijzing – de vordering te matigen. Daarbij merkt de verdediging op dat de opgevoerde immateriële schade disproportioneel is en daarom ongegrond dient te worden verklaard, dan wel aanzienlijk dient te worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [benadeelde partij] B.V.
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde partij] B.V. als gevolg van het hiervoor onder de feiten 2, 3 en 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht de opgevoerde kosten voor vervanging van de sloten geheel voor toewijzing vatbaar, mede gelet op hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 10 oktober 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2576) heeft geoordeeld over het rechtstreeks verband bij dit type schade. Het bedrag dat wordt gevorderd voor de gestolen telefoon zal worden toegewezen tot een door de rechtbank geschat bedrag van € 50,-, nu de benadeelde partij de nieuwwaarde heeft gevorderd zonder daarbij rekening te houden met afschrijvingen. De rechtbank waardeert de gehele schade op € 182,73 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank verklaart [benadeelde partij] B.V. voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij] B.V. aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 182,73, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] B.V. in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder de feiten 2, 3 en 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schade is voldoende onderbouwd en komt in het geheel voor vergoeding in aanmerking. Voor wat betreft de immateriële schade wijst de rechtbank een bedrag van € 750,- toe, mede gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend.. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.576,58 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.576,58, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 285, 302, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
224 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat een
gedeelte van 30 dagen van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarden geldt dat veroordeelde;
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
o zich meldt op de afgesproken dagen en tijden na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering van [instelling 2] op het adres [adres 5] , [postcode 2] [plaatsnaam 1] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
o veroordeelde laat zich behandelen door de forensische polikliniek van [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. De reclassering kan een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
o veroordeelde verblijft bij [instelling 3] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
o veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1969 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1979, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt
o veroordeelde heeft een locatieverbod voor de locaties van [benadeelde partij] in [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] , in ieder geval de locatie [adres 1/letteraanduiding] en [adres 4] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
o veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
o veroordeelde heeft zinvolle dagbesteding in de vorm van werk of vrijwilligerswerk.
- draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de hiervoor vermelde voorwaarden; en
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Benadeelde partij [benadeelde partij] B.V.
- wijst de vordering van [benadeelde partij] B.V. toe tot een bedrag van € 182,73;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde partij] B.V. van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [benadeelde partij] B.V. voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] B.V. aan de Staat
€ 182,73 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.576,58;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 1.576,58 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 april 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door N.M. Spelt, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en J. de Bruin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Chanier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2021.
Mr. J. de Bruin is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 1 mei 2021 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Wacht maar! Ik breek
jouw poten en ik maak je af! En ik ga [slachtoffer 2] vermoorden!" en/of "Ik ga je benen
breken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of door één of meermaals met zijn vinger/hand een snijdende beweging langs
zijn, verdachtes, keel te halen en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] aan te kijken;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
(voorheen bekend onder parketnummer 16/114717-21)
2. hij op of omstreeks 27 april 2021 te Amersfoort, althans in arrondissement
Midden-Nederland, een tas (met daarin een telefoon, een betaalkaart, een rijbewijs,
een kentekenbewijs en/of sleutels), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
3. hij op of omstreeks 27 april 2021 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
meerdere, althans een, (volle) bierblikje(s) (met kracht) tegen de rug en/of het hoofd
van die [slachtoffer 2] en/of in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 april 2021 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meerdere, althans een,
bierblikje(s) (met kracht) tegen de rug en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] te
gooien;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4. hij op of omstreeks 27 april 2021 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes en/of een schaar, in
elk geval een scherp voorwerp, waarvan de punt op die [slachtoffer 2] was gericht op
die [slachtoffer 2] af te rennen;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 2 mei 2021, genummerd PL0900-2021134730, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 36.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 4.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 5.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 7-8.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 1 mei 2021, opgemaakt door [verbalisant 1] , p. 9.
7.De processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 29 april 2021, genummerd PL0900-2021132055, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 63.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] inclusief goederenbijlage, p. 4-8.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 4.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 5 .
11.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 7.
12.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
13.Bijlage bij het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] van 27 april 2021, opgemaakt door [A] , foto 2 en 3, p. 17-18.
14.Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 25.
15.Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 26.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 28 april 2021, opgemaakt door [verbalisant 2] , p. 28.