ECLI:NL:RBMNE:2021:5480

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/771
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, de eigenaar van de woning aan [adres 1] in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente] vastgestelde waarde van € 285.000,- voor het belastingjaar 2020, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2019. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 259.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 augustus 2021, waarbij eiser niet zelf aanwezig was, maar wel zijn gemachtigde, mr. A. Bakker. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door M. Boerlage en een taxateur.

De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt, en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar dit had aangetoond met behulp van een taxatiematrix, waarin de waarde was bepaald door vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type. Eiser voerde aan dat zijn woning een matige ligging had in vergelijking met de referentiewoningen, maar de rechtbank oordeelde dat de woningen voldoende vergelijkbaar waren. De rechtbank volgde de argumenten van de heffingsambtenaar en concludeerde dat de vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier L.S. Lodder, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Bakker)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente] , verweerder
(gemachtigde: M. Boerlage).

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 285.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 11 januari 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
De zaak is behandeld op 11 augustus 2021 door middel van een Skype-verbinding. Eiser is niet verschenen, maar wel zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [taxateur] , taxateur.

Overwegingen

1.De woning is een in 1960 gebouwde tussenwoning met berging/schuur. De woning heeft een oppervlakte van ongeveer 122 m2 en ligt op een kavel van 140 m2.
2.De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3.Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 259.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix overgelegd.
4.Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd meewegen.
5.De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix, en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van de methode van vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer gebruiks- en perceeloppervlakte. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
6.Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7.Eiser voert aan dat zijn woning een matige ligging heeft in tegenstelling tot de referentiewoningen. De woning van eiser heeft een matige geluidskwaliteit, terwijl de andere referentiewoningen allemaal een redelijke geluidskwaliteit hebben. Eiser heeft gegevens van het RIVM overgelegd ter onderbouwing hiervan. De woning van eiser ligt tegenover een drukke flat en een ondergrondse afvalcontainer. Ook is er geluidsoverlast van de snelweg.
8.De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de ligging van de woning niet goed vergelijkbaar is met de referentiewoningen. Uit de taxatiematrix blijkt dat alle woningen zijn gelegen aan een doorgaande weg in dezelfde woonwijk. Over het verschil in geluidskwaliteit waarop eiser heeft gewezen, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat dit volgens de overgelegde gegevens gering is (5 decibel). Bij de referentiewoning aan de [adres 2] ligt een ondergrondse container tegenover de woning. De referentiewoning aan de [adres 3] ligt tegenover een school, zodat ook daar sprake kan zijn van geluidsoverlast. Alle woningen zijn in een woonwijk en aan een doorgaande weg gelegen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de woningen wat ligging betreft voldoende vergelijkbaar. De beroepsgrond slaagt niet.
9.Met betrekking tot de referentiewoning aan de [adres 2] voert eiser aan dat uit de overgelegde aanbiedingsteksten blijkt dat recent een en ander is vernieuwd. Daardoor is deze woning ten onrechte niet als bovengemiddeld aangemerkt. De taxateur van verweerder heeft de foto’s van de woning gezien en op basis daarvan toegelicht dat de woning netjes is, maar niet bovengemiddeld goed. Daarom is de staat van onderhoud als ‘voldoende’ gekwalificeerd. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat deze kwalificatie onjuist is.
10.Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de referentiewoning aan de [adres 4] in de vergelijking heeft opgenomen, omdat in de aanbiedingstekst staat dat de woning wordt verkocht met een
as is where isclausule, wat volgens eiser tot gevolg heeft dat er minder garanties worden gegeven. Ook heeft verweerder in de taxatiematrix ten onrechte de garage niet meegenomen, hetgeen leidt tot een lagere prijs per m2. De rechtbank stelt vast dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat bij de [adres 4] inderdaad per ongeluk de garage niet is meegenomen in de berekening. De waarde van de garage is € 20.000,-. De woningwaarde per m2 wordt gecorrigeerd naar € 1.779,-. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de garage in eerste instantie niet is meegenomen in de taxatiematrix niet maakt dat deze taxatiematrix niet meer bruikbaar is. Ook de stelling van eiser ter zitting dat er sprake is van een
as is where isclausule in de koopovereenkomst van de [adres 4] maakt niet dat deze referentiewoning niet bruikbaar is. Eiser heeft niet onderbouwd wat de inhoud van deze clausule is en ook niet dat deze clausule maakt dat deze invloed heeft op de waarde in het economische verkeer.
11.Eiser voert met betrekking tot de referentiewoning [adres 3] aan dat verweerder ten onrechte de overkapping van deze woning niet heeft meegenomen in de taxatiematrix, dat de woning te beschouwen is als bovendoelmatig nu de tweede verdieping wordt verhuurd als appartement en dat de voorzieningen beter zijn dan ‘matig’. Verweerder heeft over deze referentiewoning toegelicht dat het enkele feit dat de tweede verdieping van deze woning wordt verhuurd niet maakt dat de woning als bovendoelmatig zou moeten worden gekwalificeerd. De keuken op de tweede verdieping stelt volgens de taxateur niet veel voor, het is een losse kookplaat op een koelkast met een aanrechtblok. Ook is de badkamer op deze verdieping erg oud. Dat de tweede verdieping als los appartement gezien kan worden maakt dus niet direct dat de woning bovendoelmatig is. Zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven heeft de taxateur op basis van de foto’s geconcludeerd dat de keuken en de badkamer zijn aan te merken als minstens 30 jaar oud. De taxateur heeft verder aangegeven dat de overkapping een dakje tussen de schutting van de buren en de behekking betreft en dat dit weinig waarde heeft. Daarom is dit ook niet apart meegenomen in de taxatiematrix. De rechtbank kan deze toelichtingen van verweerder volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
12.De rechtbank overweegt dat het verweerder vrijstaat om de vergelijkingsobjecten te kiezen die hij het meest passend acht, mits ze voldoende vergelijkbaar zijn en de verschillen voldoende zijn verdisconteerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de geselecteerde referentiewoningen heeft kunnen gebruiken voor de waardevaststelling van de woning. Deze woningen zijn vergelijkbaar met de woning van eiser. Het betreffen allemaal tussenwoningen, met een soortgelijke locatie (Kanaleneiland-Noord) en ligging (aan doorgaande weg in woonwijk). Verder hebben ze allemaal een normale uitstraling, zijn ze uit hetzelfde bouwjaar en is de bouwkwaliteit en staat van onderhoud voldoende. Ook de gebruiks- en perceeloppervlakte zijn vergelijkbaar. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de taxatiematrix dat met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning, wat betreft onder de voorzieningen, in voldoende mate rekening is gehouden. Voor de referentiewoningen is ook een hogere prijs per m2 gehanteerd, ook na de hierover onder 11 genoemde correctie. Voor eisers woning is de laagste prijs van € 1.611,- per m2 gehanteerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de waarde van de woning in vergelijking met de verkoopprijzen van de referentiewoningen niet te hoog heeft vastgesteld.
13.Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat