ECLI:NL:RBMNE:2021:548

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
1611359219
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak en heling met vrijspraak voor inbraak door gebrek aan bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 5 februari 2021, is verdachte beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot inbraak en heling. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 10 mei 2019 in Utrecht geprobeerd is om in te breken bij een kapsalon, waarbij verdachte in de nabijheid van de plaats delict werd aangetroffen. De officier van justitie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van verdachte bij de poging tot inbraak ondersteunen. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat de camerabeelden niet voldoende bewijs leveren voor de herkenning van verdachte bij de inbraak, wat heeft geleid tot vrijspraak voor dit feit.

Daarnaast was verdachte ook beschuldigd van heling van een kluis en diverse gereedschappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte deze goederen in zijn kelderbox had, en dat er voldoende bewijs was dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft verdachte schuldig bevonden aan schuldheling van de kluis en de gereedschappen, maar sprak hem vrij van de inbraak.

De rechtbank heeft een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van verdachte. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door [A] namens [onderneming 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.113592.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] , [postcode] te [woonplaats] ,
uit andere hoofde gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2021. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen. De raadsman van verdachte, mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, is uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd om namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen mr. R.I. Takens namens verdachte, alsmede hetgeen de benadeelde partij, dhr. [A] namens [onderneming 1] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 10 mei 2019 te Utrecht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming heeft geprobeerd om geldbedragen en/of goederen toebehorende aan [onderneming 2] weg te nemen;
feit 2:
op 2 april 2019 te Utrecht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming een geldbedrag van € 9.100,-, toebehorend aan [onderneming 1] , heeft weggenomen;
feit 3:
in de periode van 4 augustus 2018 tot en met 10 mei 2019 te Utrecht een kluis heeft geheeld;
feit 4:
op 10 mei 2019 te Utrecht een autosleutel en verschillende gereedschappen heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van feit 1 voert de officier van justitie aan dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat hij de steeg is ingelopen om tot rust te komen door de inhoud van het dossier wordt weersproken. Het hek naar de steeg, gelegen aan de [straatnaam 2] was afgesloten en op de beelden is te zien dat een man kracht zet tegen dit toegangshek alvorens hij uit beeld verdwijnt. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 voert de officier van justitie aan dat ervan uit kan worden gegaan dat verdachte weet wat er in zijn kelderbox staat en het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat er veel mensen in zijn woning en/of kelderbox komen te algemeen van aard is. Verbalisanten hebben onder meer gereedschappen aangetroffen met stickers die leiden naar het bedrijf [onderneming 3] B.V.. Dit is voldoende om vast te stellen dat deze spullen van diefstal afkomstig zijn.
Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie de beelden niet dragend voor een herkenning, omdat hierop slechts een oog en een deel van de neus te zien zijn. Nu andere bewijsmiddelen ontbreken kan dit feit niet wettig en overtuigend worden bewezen en dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten. De raadsman stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat er geen bewijs is, laat staan forensisch bewijs, dat verdachte op de plaats delict is geweest en heeft geprobeerd in te breken. Verdachte heeft een verklaring gegeven waarom hij in de steeg was. Verdachte is bovendien aan de andere kant van de 100 meter lange steeg door de politie aangetroffen. Ten aanzien van feit 2 voert de raadsman aan er slechts één herkenning is en dat deze onvoldoende betrouwbaar is en er verder geen ander bewijs is dat verdachte aan de inbraak koppelt. Ten aanzien van feit 3 voert de raadsman aan dat onduidelijk is of de bij verdachte aangetroffen kluis dezelfde is als die is weggenomen bij [onderneming 4] . Daarbij kan niet worden aangetoond dat verdachte wetenschap heeft gehad van, of beschikkingsmacht heeft uitgeoefend over, de aangetroffen kluis. Ten aanzien van feit 4 voert de raadsman aan dat evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van, of beschikkingsmacht heeft uitgeoefend over, de genoemde goederen. Het is niet zo dat een eigenaar van een woning aansprakelijk is voor alles wat zich in die woning bevindt. Van een groot aantal aangetroffen gereedschappen kan bovendien niet worden aangetoond dat deze van misdrijf afkomstig zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank is het eens met het door de officier van justitie en de verdediging aangedragen standpunt.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
feit 1:
Op de bewakingsbeelden, gericht op de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 3] te [plaatsnaam] , ziet de politie dat een man in een lichtkleurige broek en een donkere jas met zijn lichaam naar voren duwende bewegingen maakt en een van zijn benen naar achteren doet alsof hij met dit been kracht zet, alvorens hij naar voren gaat en uit het beeld verdwijnt alsof hij ergens naar binnen gaat. [2] Op 10 mei 2019 omstreeks 04:20 uur hoort getuige [getuige 1] geluid uit het pand van de kapper komen en ziet hier een blauw lichtschijnsel in het raam van de keuken. Om 04:27 uur belt deze getuige 112. [3] Op eerdergenoemde beelden is te zien dat, vanaf het moment dat de genoemde persoon naar binnen gaat tot het moment dat de politie arriveert, er op de eerder beschreven locatie niemand meer naar buiten of binnen gaat. [4]
Omstreeks 04:30 uur komt de eerste eenheid van de politie ter plaatse. De politie beschrijft dat de kapsalon, waar zou zijn ingebroken, gelegen is aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 3] en dat tussen dit perceel en het perceel met nummer [nummeraanduiding 4] een brandgang loopt die is afgesloten met een hek en die toegang geeft tot een aantal percelen. De brandgang eindigt met een hoge deur die uitkomt op de [straatnaam 3] . Verbalisant [verbalisant 1] krijgt van melder [getuige 1] toegang tot de brandgang, loopt de brandgang in en betreedt een woning aan de [straatnaam 3] [nummeraanduiding 5/letteraanduiding 1] . [5]
Rond 04:50 uur hoort getuige [getuige 2] gestommel in haar woning, gelegen aan de [straatnaam 3] [nummeraanduiding 5/letteraanduiding 1] , en ziet vervolgens een onbekende man, gekleed in een zwarte jas en een lichtblauwe spijkerbroek in haar woning. Getuige [getuige 2] hoort vervolgens dat iemand vanuit de hal ‘Politie!’ roept en ziet op dat moment dat de man via haar dakraam naar buiten klimt. [6] Verbalisant [verbalisant 2] hoort getuige [getuige 2] roepen dat de man het raam uit klimt en hij ziet vervolgens een man in de dakgoot lopen die gekleed is een zwarte jas en een lichtblauwe spijkerbroek. [7] Verbalisant [verbalisant 3] klimt op het dak en houdt hier een man aan die gekleed is in een zwarte jas en een lichtblauwe spijkerbroek. De man verklaart desgevraagd [verdachte] te zijn. [8] Verbalisant [verbalisant 2] bevestigt dat de aangehouden verdachte dezelfde persoon is als die hij eerder op het dak zag lopen. [9]
Uit de aangifte van [onderneming 2] , gelegen aan de [straatnaam 2] [nummeraanduiding 3] - [nummeraanduiding 6] te [plaatsnaam] , volgt dat er kasten en laden achter in de zaak geopend waren, maar dat geen goederen of geld zijn weggenomen. Op de achterdeur zag de eigenaresse nieuwe schade. [10] Uit het forensisch onderzoek blijkt dat de twee openslaande deuren aan de achterzijde van het pand zijn opengebroken door met een breekvoorwerp in de sluitnaad van de twee deuren te wrikken. [11]
feit 3:
Op 10 mei 2019 wordt tijdens een doorzoeking in de kelderbox behorende bij de woning van verdachte, gelegen op de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1/letteraanduiding 2] [nummeraanduiding 7] te [plaatsnaam] [12] , een kluis van het merk Juwel aangetroffen. [13] Op de kluis zaten diverse werktuigsporen, vermoedelijk veroorzaakt door het gebruik van een haakse slijper en een multitool met zaagblad. [14] Uit een gleuf in de kluis staken twee gift vouchers. [15] Door [B] is namens [onderneming 4] aangifte gedaan van diefstal van een kluis tussen 4 en 5 augustus 2018. [16] In deze aangifte wordt aangegeven dat er vouchers van de winkel [onderneming 4] en contant geld in de kluis zouden zitten. [17] Wanneer verbalisant [verbalisant 4] de kluis opent treft zij enkele muntstukken en giftcards van de winkel [onderneming 4] aan. [18]
feit 4:
Tijdens de onder feit 3 beschreven doorzoeking in de kelderbox worden tevens de volgende goederen in beslag genomen [19] :
- een Makita DC18RC, zijnde een acculader; [20]
- een Makita HR2230, zijnde een boormachine; [21]
- een Makita JR3060T, zijnde een zaagmachine; [22]
- een Fein FMM350Q, zijnde een multitool; [23] en
- een Bosch GST135BCE, zijnde een zaagmachine. [24]
Bovengenoemde goederen zijn voorzien van een sticker van het bedrijf [onderneming 5] . Wanneer de verbalisant contact opneemt met dit bedrijf wordt er aangegeven dat de aangetroffen gereedschappen eigendom zijn van het bedrijf [onderneming 3] B.V. [25] Door [C] wordt vervolgens namens [onderneming 3] B.V. aangifte gedaan van diefstal van deze goederen. [26]
In de woonkamer, op een kast, in de woning van verdachte worden tot slot een autosleutel van het merk Nissan, kenteken [kenteken] aangetroffen. [27] Door [D] wordt op 13 mei 2019 aangifte gedaan van diefstal van de reservesleutel behorende bij de bedrijfsbus met kenteken [kenteken] . [28]
Bewijsoverwegingen
feit 1:
De rechtbank stelt vast dat verdachte midden in de nacht door de politie is aangehouden in de directe nabijheid van de kapperszaak, waar zeer kort daarvoor is geprobeerd in te breken. Verdachte heeft verklaard dat hij de betreffende steeg was ingelopen, omdat hij zag dat de poort naar de steeg open stond en hij een rustige plek zocht. In de steeg heeft hij cocaïne gebruikt en vervolgens is hij gevlucht toen de politie eraan kwam. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. De verklaring wordt bovendien weerlegd door de bewijsmiddelen. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt immers dat verdachte, gekleed in een zwarte jas en een lichtkleurige broek, kracht heeft moeten gebruiken om de poort naar de steeg te openen. Getuige [getuige 1] hoorde vervolgens geluiden uit de kapperszaak komen en heeft 112 gebeld. Zeer korte tijd later arriveerde de politie. Tussen het moment waarop verdachte de steeg betrad en hij werd aangehouden, gekleed in een zwarte jas en een lichtblauwe broek, is niemand anders de steeg in of uit gekomen.. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die heeft geprobeerd in te breken bij de [onderneming 2] .
feiten 3 en 4:
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat niet kan worden aangetoond dat verdachte wetenschap heeft gehad van, of beschikkingsmacht heeft uitgeoefend over, de onder feit 3 en 4 ten laste gelegde goederen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
De in de tenlastelegging genoemde goederen zijn allen aangetroffen op goed zichtbare plekken in de woning en in de kelderbox die verdachte alleen bewoonde respectievelijk in gebruik had. De kelderbox behoort bij de woning van verdachte, is afgesloten en niet vrij toegankelijk. Op grond van deze feiten en omstandigheden kan aangenomen worden dat verdachte over deze goederen feitelijke zeggenschap kon uitoefenen, tenzij verdachte verifieerbare feiten en/of omstandigheden aandraagt, die een andere conclusie rechtvaardigen. Verdachte heeft evenwel geen (aannemelijke) verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de spullen als ten laste gelegd onder feit 3 en 4 in zijn woning en kelderbox. De enkele algemene stelling van verdachte dat er veel mensen in zijn woning kwamen, acht de rechtbank onvoldoende feitelijk onderbouwd voor een ander oordeel.
Voor zo ver de raadsman heeft betoogd dat niet is vast te stellen dat de aangetroffen goederen van misdrijf afkomstig overweegt de rechtbank als volgt. Ten aanzien van de in de kelderbox aangetroffen kluis is voldoende komen vast te staan dat dit dezelfde kluis is als de kluis waarvan door [B] , namens [onderneming 4] , aangifte van diefstal is gedaan, nu in de kluis giftcards van de winkel [onderneming 4] zijn aangetroffen. Dat het in de aangifte genoemde geldbedrag niet in de kluis is aangetroffen maakt dit niet anders, gelet op de werktuigsporen op de kluis en de gleuf in de kluis waaruit vouchers staken. Uit deze bevindingen van de politie kan worden opgemaakt dat de inhoud van de kluis door de aangebrachte gleuf toegankelijk is gemaakt. Gelet op de werktuigsporen had verdachte ten minste moeten vermoeden dat de kluis van misdrijf afkomstig was. Uit de aangifte van [D] blijkt dat de sleutel behorende bij de Nissan met het kenteken [kenteken] is weggenomen. Aangezien verdachte beschikte over de sleutel, maar niet over de auto had hij moeten vermoeden dat die sleutel van misdrijf afkomstig was.
Van de gereedschappen met een sticker van het bedrijf [onderneming 5] erop kan op grond van de bewijsmiddelen de misdadige afkomst worden vermoed. De gereedschappen bleken, gelet op de aangifte van [C] ook te zijn gestolen. Dit geldt niet voor de overige in de tenlastelegging genoemde gereedschappen. De rechtbank spreekt verdachte hiervan dan ook gedeeltelijk vrij.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de kluis, de autosleutel, de acculader, de boormachine, de zaagmachines en de multitool.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 10 mei 2019 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, toebehorende aan [onderneming 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, het slot van de deur heeft open gebroken en de ruimte en de kasten heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3:
op 10 mei 2019 te Utrecht een kluis voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 4:
op 10 mei 2019 te Utrecht, een sleutel behorende bij een Nissan met kenteken [kenteken] en diverse gereedschappen zoals een accu, een boormachine, zaagmachines en een multitool voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3 en 4:
telkens: schuldheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 47 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten, te weten een poging tot diefstal door middel van braak en twee maal schuldheling van een grote hoeveelheid goederen. Dit zijn hinderlijke feiten die bij meerdere ondernemingen tot flinke overlast en financiële schade hebben gezorgd. Inbraken zorgen voor een gevoel van onveiligheid bij de betrokken slachtoffers in het bijzonder en de maatschappij in het algemeen. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten, nu dit bijdraagt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte vóór het plegen van deze feiten meermalen is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. Verdachte lijkt weinig lering te trekken uit de aan hem opgelegde gevangenisstraffen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Uit de justitiële documentatie blijkt verder dat verdachte op 25 november 2020 en 15 januari 2021 is veroordeeld tot meerdere maanden gevangenisstraf. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is daarmee van toepassing.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van verdachte kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan genoemde omstandigheden en zal daarom een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank acht, alles in overweging nemende, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[A] , namens [onderneming 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.500,-, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op de ten aanzien van feit 2 gevorderde vrijspraak dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de ten aanzien van feit 2 bepleitte vrijspraak dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [A] , namens [onderneming 1] , niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 63, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het onder 1, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht op de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij ten aanzien van feit 2
  • verklaart de benadeelde partij [A] , namens [onderneming 1] , niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de kosten van partijen aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 10 mei 2019 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meerdere geldbedrag(en) en/of één of meerdere goed(eren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [onderneming 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft verdachte,
- het slot van de deur open gebroken en/of geforceerd en/of
- de ruimte en/of de kasten doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 2 april 2019 te Utrecht, een geldbedrag (in totaaal 9100 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [onderneming 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3. hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2018 tot en met 10 mei 2019 te Utrecht, een goed te weten een kluis heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
( art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
4. hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks 10 mei 2019 te Utrecht, een goed te
Weten een sleutel behorende bij een Nissan met kenteken [kenteken] en/of diverse gereedschappen zoals een accu en/of bouwlamp en/of boormachine en/of zaagmachine en/of multitool en /of hamer heeft verworven , voorhanden heeft gehad en/of overgedragen , terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed wist , althans redelijkerwijs had moeten vermoeden , dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 mei 2020, genummerd PL0900-2019137660, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 260. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , pagina 40-43.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 66.
4.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , pagina 44.
5.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten de [verbalisant 1] en [verbalisant 11] , pagina 16.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 62.
7.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 18.
8.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] & [verbalisant 6] , pagina 10.
9.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , pagina 19 .
10.Een proces-verbaal van aangifte van [E] , namens [onderneming 2] , pagina 60.
11.Een proces-verbaal forensisch onderzoek opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , pagina 51.
12.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , pagina 46.
13.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , pagina 47.
14.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 9] , pagina 55.
15.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 10] , pagina 58.
16.Een proces-verbaal van aangifte van [B] namens [onderneming 4] , pagina 74.
17.Een proces-verbaal van aangifte van [B] namens [onderneming 4] , pagina 75.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , pagina 183.
19.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 113.
20.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 118.
21.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 118.
22.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 116.
23.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 115.
24.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 117.
25.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , pagina 184.
26.Een proces-verbaal van aangifte van [C] , namens [onderneming 3] B.V., pagina 250.
27.Een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , pagina 48.
28.Een proces-verbaal van aangifte van [D] , namens [onderneming 6] B.V., pagina 185.