ECLI:NL:RBMNE:2021:547

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
1629159619
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met camerabeelden als bewijs

Op 5 februari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot woninginbraak. De zaak kwam voort uit een incident op 5 december 2019 in Amersfoort, waar de verdachte samen met een ander geprobeerd had goederen weg te nemen uit een woning. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. A.D. Kloosterman. De officier van justitie, mr. R.E. Craenen, heeft de vordering ingediend en de rechtbank heeft de standpunten van beide partijen gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten voldoende betrouwbaar was. De beelden toonden twee personen die zich verdacht gedroegen bij de woning, en de verbalisanten herkenden de verdachte op basis van zijn fysieke kenmerken. De rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder de camerabeelden en de getuigenverklaringen, voldoende waren om de poging tot inbraak wettig en overtuigend te bewijzen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verkregen door middel van braak. De verdachte heeft een gevangenisstraf van 105 dagen opgelegd gekregen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de eerdere veroordelingen van de verdachte en het recidiverisico. De uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/291596-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 maart 2020 en 22 januari 2021. Verdachte was niet bij de zittingen aanwezig. Zijn advocaat, mr. A.D. Kloosterman, heeft verklaard dat hij uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd is om namens hem het woord te voeren, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam, namens verdachte naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 december 2019 in Amersfoort samen met een ander geprobeerd heeft goederen weg te nemen uit een woning, gelegen aan het [straatnaam] [nummeraanduiding 1] , door een raam van die woning open te breken en via dat raam de woning binnen te gaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en heeft zich daarbij gebaseerd op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde en heeft aangevoerd dat de herkenningen van verdachte door verbalisanten in het dossier niet als bewijs kunnen dienen. De herkenningen zijn gebaseerd op onscherpe zwart-witbeelden, waarbij bovendien weinig tot geen specifiek onderscheidende persoonskenmerken zijn genoemd. Wanneer de rechtbank de herkenningen wel als bewijs gebruikt, dan kan op grond daarvan slechts worden geconcludeerd dat verdachte één van de personen is die zijn te zien op de camerabeelden van de voorzijde van de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding 1] . Daarmee staat geenszins vast dat verdachte die woning (aan de achterzijde) heeft betreden. Ook uit het forensisch onderzoek blijkt niet dat verdachte deze woning is binnengetreden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De heer [A] deed op 5 december 2019 aangifte van een poging tot woninginbraak op het adres [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [woonplaats] , waar zijn schoonouders wonen. [2] [B] is één van de bewoners van de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding 1] . [3]
Verbalisant [verbalisant 1] is op 5 december 2019, na een melding, naar de woning gekomen. Hij zag dat er aan de achterzijde van de woning, op de eerste verdieping, een raam opengebroken was. Hij zag dat het raamhefboom op het raam verbogen was
en dat er braaksporen van een koevoet op het kozijn zaten. De slaapkamer aan de achterzijde was doorzocht. [4]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden bekeken die gemaakt zijn door een camera die hangt aan de voorgevel van de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding 2] . Op deze beelden is een deel van het [straatnaam] en de oprit van de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding 1] zichtbaar en er zijn ook achtergrondgeluiden hoorbaar. [5] Op de camerabeelden die op 5 december 2019 tussen 21:00 uur en 21:20 uur zijn gemaakt zijn meerdere malen twee personen te zien. Zij lopen om 21.01 uur de gezamenlijke oprit van de woningen aan het [straatnaam] [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 1] op. [6] Na twaalf seconden verdwijnen beide personen uit beeld. Zij bevinden zich op dat moment bij de poortdeuren van percelen [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 1] . [7] Nadat beide personen negen seconden uit beeld zijn is een luide klap of knal te horen alsof er iets wordt vernield of opengebroken. [8] Enkele ogenblikken later verschijnen de personen opnieuw in beeld en lopen zij uit de richting van het [straatnaam] [nummeraanduiding 1] de straat uit. [9] Om 21:15 uur verschijnen de personen opnieuw in beeld. Zij lopen de gezamenlijke oprit van de woningen van perceelnummers [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 1] op richting de achterzijde van de woningen. [10] Na twaalf seconden verdwijnen beide personen uit beeld. Beide personen bevinden zich dan bij de poortdeuren van percelen [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 1] . [11] Om 21:20 uur lopen beide personen in een (ietwat) versnelde pas uit de richting van de achterzijde van het [straatnaam] [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 1] . [12]
De camerabeelden zijn bekeken door verbalisant [verbalisant 3] . Hij herkende één van de twee personen als verdachte. Hij herkende verdachte direct aan zijn langwerpige gezicht, zijn grote spitse neus, opgeschoren kapsel en zijn postuur. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verdachte tijdens zijn diensten regelmatig gesproken en gezien tijdens controles, en heeft hem ook regelmatig gezien in het horecagebied op vrijdag- of zaterdagnacht. [13] Ook verbalisant [verbalisant 4] heeft verdachte op de beelden herkend. Hij herkende verdachte aan zijn gezicht, zijn opgeschoren haar, zijn wenkbrauwen en de blik in zijn ogen. Verbalisant [verbalisant 4] zag verdachte regelmatig tijdens zijn werkdiensten. [14]
Bewijsoverweging
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 5 december 2019 tussen 21:01 - het moment waarop op de camerabeelden een harde knal is te horen - en 21:20 - het moment waarop het alarm is afgegaan - is gepoogd geld of goederen weg te nemen uit de woning aan het [straatnaam] [nummeraanduiding 1] in [woonplaats] . De rechtbank gaat ervan uit dat de twee personen die zijn te zien op de camerabeelden zich aan deze poging schuldig hebben gemaakt. Uit de beelden blijkt dat zij de enigen zijn die zich in het hiervoor genoemde tijdsbestek hebben opgehouden aan de voor- en zijkant van de woning. Zij zijn tot tweemaal toe de oprit bij de woning opgelopen en zijn beide keren uit beeld verdwenen aan de zijde waar zich de poort bevindt die toegang geeft tot de achtertuin van de woning. Na de eerste verdwijning is bovendien op de camerabeelden een harde knal te horen.
Op grond van de herkenningen door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] concludeert de rechtbank dat verdachte één van de twee inbrekers is. De rechtbank is van oordeel dat de herkenningen van de verbalisanten voldoende betrouwbaar zijn. Zij heeft de beelden voorafgaand aan de zitting zelf bekeken en geconstateerd dat deze van dusdanige kwaliteit zijn dat daarop een herkenning kan worden gebaseerd. Op de beelden is de persoon, die is herkend als verdachte, namelijk verschillende keren goed te zien, waarbij ook de onderscheidende kenmerken van het gezicht te zien zijn, zoals de vorm van het gezicht, de mond, de neus en de ogen. Ook zijn de lichaamsbouw en de haardracht van deze persoon duidelijk waarneembaar. Daarnaast zijn de herkenningen op de bewegende camerabeelden gebaseerd, en hebben de verbalisanten de personen dus in beweging en vanuit verschillende gezichtspunten waargenomen. Tot slot hebben de verbalisanten verklaard dat zij verdachte kennen en hem regelmatig hebben gezien en gesproken, wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de herkenningen. Van feiten of omstandigheden die de herkenningen mogelijk onbetrouwbaar zouden maken is de rechtbank niet gebleken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 5 december 2019 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een of meerdere goed(eren) naar hun gading, toebehorend aan [B] en/of haar familie(lid), weg te nemen uit een woning gelegen aan het [straatnaam] [nummeraanduiding 1] en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming, een raam op de eerste verdieping van vernoemde woning heeft opengebroken en vervolgens voornoemd raam heeft geopend en vervolgens voornoemde woning via voornoemd raam heeft betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 105 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. Daarmee heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Inbraken leiden niet alleen tot gevoelens van onveiligheid bij slachtoffers, maar ook in de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie (strafblad) betreffende verdachte d.d. 9 december 2020 blijkt dat verdachte vanaf 2012 meerdere keren is veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee. Uit het strafblad blijkt ook dat hij na het begaan van het bewezen verklaarde feit is veroordeeld voor twee woninginbraken. Gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank zal bij de strafoplegging in deze zaak rekening houden met de straf die op 16 november 2020 aan verdachte is opgelegd.
De heer [C] , reclasseringswerker, heeft in een rapport van 22 mei 2020 over verdachte geschreven dat er sprake is van een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten en van criminele contacten. In het verleden heeft verdachte langere tijd een behandeling gevolgd bij [naam instelling] en meerdere malen onder toezicht gestaan bij de jeugdreclassering, maar dit heeft niet heeft geleid tot vermindering van het recidiverisico. Het algemene recidiverisico wordt als hoog ingeschat, en het risico op gewelddadige recidive wordt als gemiddeld ingeschat. De reclassering kan geen uitspraak doen in hoeverre mogelijke risicofactoren hebben bijgedragen aan het tot stand komen van onderhavige verdenking en het is niet mogelijk om een gedegen plan van aanpak te formuleren ten behoeve van recidivevermindering. Ook [naam instelling] heeft aangegeven dat de kans klein is dat zij verdachte opnieuw in behandeling gaan nemen, indien betrokkene schuldig wordt bevonden aan het tenlastegelegde. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden om door middel van interventies het risico op recidive te verminderen en gedragsverandering te bewerkstelligen. De reclassering adviseert verdachte, bij een veroordeling, een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De straf
Gelet op de ernst van het feit, de eerdere veroordelingen van verdachte en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 105 dagen met aftrek van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 105 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (105 dagen), bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.M. Heppe, voorzitter, mrs. H.F. Koenis en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 december 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, een of meerdere goed(eren) naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [B] en/of haar familie(lid), weg te nemen (in/uit een woning gelegen aan het [straatnaam] [nummeraanduiding 1] ) en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een raam op de eerste verdieping van vernoemde woning opengebroken
en/of (vervolgens) voornoemd raam geopend en/of (vervolgens) voornoemde woning via voornoemd raam betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 8 december 2019, 16 december 2019 en 1 februari 2020, genummerd PL0900-2019367606, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 222. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 15.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 183.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 67.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 67.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 68.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 68.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 71 - 72.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 86.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 88.