ECLI:NL:RBMNE:2021:5466

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
16/177706-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor twee gewelddadige verkrachtingen met gevangenisstraf en maatregel tot gedragsbeïnvloeding

Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee gewelddadige verkrachtingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. De zaak betreft twee afzonderlijke feiten: de eerste verkrachting vond plaats op 5 juli 2020 in Weesp, waarbij de verdachte het slachtoffer met geweld heeft vastgebonden en gedwongen tot anale penetratie. De tweede verkrachting vond plaats op 2 augustus 2013 in Amsterdam, waarbij de verdachte zich voordeed als taxichauffeur en het slachtoffer naar een afgelegen plek heeft gebracht, waar hij haar heeft gedwongen tot orale en vaginale seks. Beide slachtoffers hebben aangifte gedaan en hun verklaringen zijn door de rechtbank als betrouwbaar en consistent beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat de verkrachtingen ernstige gevolgen hebben gehad voor de slachtoffers, die nog steeds psychische en fysieke schade ondervinden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/177706-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1978] te [geboorteplaats] (Suriname),
gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 december 2020, 3 maart 2021, 19 mei 2021, 21 juli 2021, 29 september 2021 en 27 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , beiden bijgestaan door mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 5 juli 2020 te Weesp [slachtoffer 1] heeft verkracht;
feit 2
op 2 augustus 2013 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (primair) vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Zij heeft subsidiair verzocht verdachte vrij te spreken van het tweede en zesde gedachtestreepje van het onder 1 tenlastegelegde en zich voor bewezenverklaring van het overige van het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
[slachtoffer 1]heeft op 8 juli 2020 aangifte gedaan. Zij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: Tegen [verdachte]
V: Wanneer is dat gebeurd?
A: 5 juli 2020.
V: Waar is het gebeurd?
A: Bij mij thuis in [woonplaats] . [2]
Ik werd door hem gevloerd en hij ging bovenop mij zitten. Ik kwam op mijn buik
terecht. Hij deed zijn linkerarm om mijn nek en maakte een soort van nekklem.
Ik hoorde hem hardop zeggen: "Waar zijn de handboeien?" Hij ging met mij, nog steeds in de nekklem, de kamer door om die handboeien te zoeken. Ik zei tegen hem: "Ik kan niet ademen, laat mij vrij!" [3] Hij pakte een touw en handboeien. In de woonkamer had hij mij al geboeid met zijn riem. Dit had hij gedaan om mijn polsen. Mijn handen zaten op mijn rug. Het snoeren van mijn handen met zijn riem lukte niet goed. Daarom hield hij mij tijdens dit transport ook vast met die nekklem. Hij boeide mij met de handboeien. We gingen toen de slaapkamer in waar hij mij op het bed duwde. Ik kwam op mijn buik terecht. Hij bond mijn handen vast met het touw. Hij trok mijn broek en onderbroek naar beneden tot op kniehoogte. Hij liep weg van mij en kwam terug met babyolie en één blauw gekleurde latexhandschoen. Hij pakte de babyolie en spoot de olie op mijn anus. Hij spreidde mijn billen en ging met zijn vingers in mijn anus. Toen dit lukte deed hij zijn hele hand in mijn anus. Dit voelde als een gebalde vuist. Ik gilde het uit van de pijn. Hij trok zijn hand uit mijn anus. Hij duwde mijn gezicht in het dekbed. Ik kreeg geen lucht. Ik riep naar hem: "Stop, Stop!" Ik stond op van het bed en zei hem "Alsjeblieft." [verdachte] was in de keuken en ik in de slaapkamer, toen ik het hem nariep. Ik stond in de gang en zag dat hij er aankwam met een mes. Ik stond in de gang met mijn broek op mijn knieën en mijn handen op mijn rug gebonden. Hij hield het mes tegen mijn nek aan gedrukt. Hij duwde mij weer op het bed. Ik kwam op mijn zij terecht en [verdachte] draaide mij op mijn buik. Hij deed weer zijn hand in mijn anus. Hij heeft toen twee keer met zijn hand een stotende beweging gemaakt in mijn anus. [4]
[arts], arts op de afdeling gastro-enterologische chirurgie in het Tergooi ziekenhuis, heeft op 6 juli 2020 een verslag opgesteld met betrekking tot de operatie die is verricht bij [slachtoffer 1] , voor zover relevant voor het bewijs:
Operatiedatum: 06-07-2020
Samenvatting OK verslag: hechten traumatische sfincterruptuur
Opdracht aan verpleegkundigen: uitleg dat functionele uitkomst naar verwachting slecht is (incontinentie) [5]
Bewijsoverweging feit 1
Door en namens verdachte is een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat aangeefster verdachte toestemming heeft gegeven haar vast te binden en met een aantal (twee) vingers in haar anus te gaan. Echter, aangeefster heeft een onverwachte beweging gemaakt op het moment dat verdachte dit deed, waardoor er per ongeluk vier vingers de anus van aangeefster binnengleden. Daarbij heeft aangeefster het bij haar geconstateerde letsel opgelopen. Dit heeft verdachte niet met opzet gedaan; er was sprake van een ongeluk. Ter terechtzitting van 27 oktober 2021 heeft verdachte daaraan toegevoegd dat sprake was van (vrijwillige) goedmaakseks.
De rechtbank is van oordeel dat dit alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden. Dat wordt als volgt toegelicht. Aangeefster heeft meerdere verklaringen afgelegd waarin zij concreet, gedetailleerd en consistent heeft verklaard over wat er op 5 juli 2020 tussen haar en verdachte is voorgevallen. Dit betreft onder andere de ruzies die verdachte en zij eerder die dag hadden, hoe dat is geëscaleerd en is uitgemond in de gewelddadige verkrachting als onder 1 ten laste gelegd. Ook over de wijze waarop verdachte haar heeft verkracht heeft zij specifiek en consistent verklaard. Zo heeft zij verklaard dat verdachte haar vastpakte, naar de grond werkte, vastbond met een riem – wat niet goed lukte – en haar vervolgens ook met touw vastbond en haar handboeien omdeed. Ook heeft zij telkens aangegeven dat verdachte haar vroeg wie hem drogeerde en pijn deed, waarna hij zijn vingers en vervolgens zijn hele hand in haar anus deed.
Aangeefsters verklaringen zijn op belangrijke punten ook verifieerbaar. Zo wordt haar verklaring ondersteund door de verklaring van haar zus, getuige [getuige 1] , die zij direct na het voorval meerdere keren heeft geprobeerd te bellen en na een aantal pogingen aan de telefoon kreeg. Aangeefster heeft haar zus toen huilend gevraagd of haar vader naar haar toe kon komen en zij heeft verteld dat verdachte met zijn hand in haar anus was geweest. [6] Ook bevat het dossier camerabeelden van de snackbar waar aangeefster na het voorval heen is gevlucht. [7] Op deze beelden is te zien dat zij op haar blote voeten en met versnelde pas aan komt lopen en dat om haar linker pols een zwart touw en een broeksriem vastzitten. Te zien is dat aangeefster wordt achtervolgd door verdachte, die met versnelde pas naar haar toeloopt en haar bij haar hand vastgrijpt. Vervolgens pakt verdachte aangeefster met beide handen bij haar keel vast en ontstaat er een worsteling waarbij verdachte aangeefsters telefoon probeert af te pakken. Terwijl verdachte haar in een nekklem vasthoudt en meevoert, slepen de riem en het touw over de grond. De rechtbank overweegt dat het voorgaande getuigt van het gewelddadige gedrag van verdachte jegens aangeefster en dat deze beelden aangeefsters stelling, dat sprake was van onvrijwilligheid, ondersteunen. Een en ander past niet binnen het door verdachte geschetste scenario dat even daarvoor een ongeluk is gebeurd tijdens vrijwillige goedmaakseks. Daarnaast worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door het medisch onderzoek, waarbij onder andere is vastgesteld dat haar kringspier is gescheurd en dit operatief moest worden hersteld. Dit letsel duidt op penetratie met aanzienlijke kracht.
Voorts weegt de rechtbank mee dat, tegenover aangeefsters verklaringen en het genoemde steunbewijs, de wisselende verklaringen van verdachte staan. Nadat verdachte zich in zijn eerste verhoor bij de politie op 8 juli 2020 op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft hij op 16 juli 2020 verklaard dat wat op 5 juli 2020 is gebeurd, aangeefster eerder bij hem had gedaan. Verdachte heeft toen ook verklaard dat hij door aangeefster zou zijn gedrogeerd en – tegen zijn wil– anaal zou zijn gepenetreerd. Dit wekt de indruk dat verdachte tegen aangeefsters wil in seksuele handelingen bij haar heeft verricht. Pas op 13 augustus 2020 heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster op 5 juli 2020
mochtvastbinden en anaal mocht penetreren met zijn vingers en dat hij per ongeluk met vier vingers naar binnen is gegleden. Ter zitting heeft hij hier nog aan toegevoegd dat het goedmaakseks zou zijn geweest.
Het voorgaande, in samenhang bezien, maakt dat de rechtbank de verklaringen van aangeefster betrouwbaar acht en zal bezigen tot het bewijs en het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk acht.
Alles overwegende acht de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster op 5 juli 2020 heeft verkracht. De rechtbank zal feit 1 dan ook bewezen verklaren (zoals hieronder onder rubriek 5 is weergegeven).
Bewijsmiddelen feit 2 [8]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 2 augustus 2013 omstreeks 05:55 uur, stond ik op de Nieuwezijds Voorburgwal. Ik zag dat er twee meiden op mij af kwamen lopen. Ik hoorde dat een van de meiden mij in de Engelse taal vroeg waar een politiebureau was. Ik zag dat de make-up van de meiden rond de ogen was doorlopen met tranen. Ik vroeg de meiden wat er was gebeurd. De meiden verklaarden mij dat een vriendin van ze was verkracht. Ik vroeg de meiden waar de vriendin op dit moment was. De meiden verklaarden mij dat de vriendin momenteel in het hostel was. Ik verzocht de meiden mij richting het hostel te brengen. Aldaar stond in tranen een meid op ons te wachten. Ze gaf op te zijn genaamd: [slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ). [slachtoffer 2] verklaarde mij in de Engelse taal: ik ben zojuist verkracht door een man. Ik kwam uit Paradiso en wilde een taxi nemen richting de hostel. Ik ontmoette de man op straat voor de Paradiso en de man zei mij dat hij een taxi voor mij had. Ik stapte bij de man in een auto. De rit duurde zeker wel een half uur. Ik zag een bord dat we Amsterdam uit waren gereden. Ik vroeg de man waar hij mij heen bracht, want dit was niet de weg naar de hostel. De man bracht mij naar een groot meer met veel hoge bomen. Het was er donker en hij trok mij uit de auto. Hij dwong mij om hem te pijpen. Ik wilde dit niet, maar ik moest van hem. Ik was bang dat als ik niet zou doen wat hij vroeg hij mij misschien wat ging doen. Ik heb hem gepijpt. Daarna was het niet genoeg en duwde hij mij over de auto en verkrachtte hij mij. Hij heeft mij zonder condoom gepenetreerd. [9]
[slachtoffer 2]heeft op 2 augustus 2013 aangifte gedaan. Zij heeft het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik ben 19 jaar. [10] Ik denk dat ik om 01.00 uur binnen was in Paradiso. Ik heb in Paradiso gedronken. Ik weet niet meer hoeveel maar wel dat het veel te veel was. Ik weet niet meer hoe laat ik uit Paradiso ging. Ik ben in de auto gestapt en heb gezegd Bob's Hostel. Ik weet dat ik heel lang gereden heb en dat ik op een plaats kwam bij een groot meer en allemaal kerstbomen. De chauffeur zei dat ik tijd met hem door ging brengen en dat als ik naar Bob's Hostel zou willen ik dingen zou moeten doen. Ik was bang omdat ik niet wist waar ik was en terug wilde naar Amsterdam. Ik was overstuur en wilde weg. Hij zei dat ik hem moest pijpen. Ik zei ‘nee’, maar hij zei dat hij me thuis ging brengen en dat ik tijd met hem doorbracht. Ik heb hem gepijpt. Toen draaide de man me om en zette me tegen de motorkap en heeft me vaginaal geneukt. Ik moest huilen. De condities waren als ik het niet zou doen ik niet terug naar Amsterdam zou komen. Ik denk dat als ik het niet gedaan had ik dood in de rivier had gelegen nu. Het was vreselijk. Ik heb hem steeds gezegd dat ik naar Bob's Hostel wilde en hij zei steeds "ja baby...ik breng je er wel...ik breng je". Ik huilde de hele tijd. [11]
Verbalisant [verbalisant 2]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 02/08/2013 omstreeks 06:00 uur heb ik gesproken met twee vriendinnen van het slachtoffer. De twee vriendinnen gaven op te zijn genaamd: [getuige 2] en [getuige 3] . Ik hoorde dat [getuige 2] en [getuige 3] het volgende verklaarden: “Wij waren vanavond in Paradiso. Omstreeks 01:00 uur waren wij [slachtoffer 2] kwijtgeraakt in Paradiso. Wij zijn op een gegeven moment naar Bob’s Youth hostel gegaan en in slaap gevallen. Omstreeks 05:30 uur werden wij wakker omdat er op de deur gebonsd werd. Wij deden de deur open en zagen [slachtoffer 2] voor de deur van onze kamer. Wij zagen dat [slachtoffer 2] aan het huilen was. Wij hoorden dat zij in paniek was. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] aan ons vertelde dat zij verkracht was. Dit bleef [slachtoffer 2] herhalen. [slachtoffer 2] vertelde dat de man haar bij haar haar had gegrepen en haar had gedwongen om hem te pijpen. Wij hoorden dat hij haar vervolgens had verkracht. De man die dit gedaan zou hebben zou een taxichauffeur zijn. [12]
[productspecialist 1] en [productspecialist 2], productspecialisten bij Verilabs, hebben op 28 februari 2014 een rapport opgesteld met betrekking tot het forensisch DNA-onderzoek dat is verricht aan het biologisch materiaal dat is afgenomen bij (en aan de kleding van) [slachtoffer 2] , voor zover relevant voor het bewijs:
Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek [13]
AAGK1864NL slip
De slip is onderzocht op de aanwezigheid van spermavloeistof. Op de binnenzijde van de slip, ter hoogte van het kruis is een aanwijzing op de aanwezigheid van spermavloeistof verkregen. De slip is hier vervolgens bemonsterd AAGK1864NL#BC01. Het celmateriaal in de bemonstering AAGK1864NL#BC01 is onderworpen aan een differentiële lysis met als doel om spermacellen te scheiden van overige cellen in de bemonstering. De fractie overige cellen AAGK1864NL#BC01ml en de fractie spermacellen AAGK1864NL#BC01sl zijn vervolgens onderworpen aan een autosomaal DNA-onderzoek. [14]
Resultaten en conclusies
AAGK1864NL slip
AAGK1864NL#BC01ml bemonstering slip overige celfractie
Van het celmateriaal is een DNA-mengprofiel verkregen van twee personen, waaronder minimaal één man. Van dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een vrouw. Dit afgeleide DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer 2] . Het celmateriaal bevat dus DNA dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer 2] . De berekende frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Hoewel niet alle DNA-kenmerken van de onbekende man ook voorkomen in het DNA-mengprofiel, kan deze persoon niet worden uitgesloten als één van de donoren van het DNA in deze bemonstering.
AAGK1864NL#BCOlsl bemonstering slip spermacel fractie
Van het celmateriaal is een volledig DNA-profiel verkregen van een onbekende man. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard. [15]
H.J. van Paassen, medewerker bij het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), heeft op 16 april 2020 een rapport opgesteld met betrekking tot het DNA-onderzoek dat is verricht aan een referentiemonster een veroordeelde, voor zover relevant voor het bewijs:
Het DNA-profiel WAAH1618NL van de veroordeelde [verdachte] is op 15 april 2020 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA- profielcluster 48572. Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAGK1864NL#01, uit DNA-profielcluster 48572, afkomstig kan zijn van de veroordeelde [verdachte] (zie kader 'Aandachtspunt bij een DNA-databankmatch'). [16]
Omschrijving onderzoeksmateriaal: een bemonstering
DNA-identiteitszegel: AAGK1864NL#01
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard [17]
Bewijsoverweging feit 2
Door en namens verdachte is het standpunt ingenomen dat verdachte en aangeefster in de nacht van 2 augustus 2013 vrijwillige seks hebben gehad. Er was sprake van een
one night stand. Zij hadden afgesproken dat aangeefster bij verdachte thuis de nacht zou doorbrengen, maar tijdens de autorit daar naartoe begon aangeefster verdachte al te pijpen. Verdachte heeft zijn auto daarom stilgezet op een parkeerplaats, waar zij zonder gebruik van condoom orale en vaginale seks hebben gehad. De afspraak was dat verdachte niet in aangeefster zou klaarkomen, maar dat is in het heetst van de strijd wel gebeurd. Verdachte vermoedt dat aangeefster daar boos om was. Daarnaast bleek op enig moment dat verdachte diezelfde nacht nog bij een andere vrouw langs kon, waardoor aangeefster niet bij hem kon blijven slapen. Ook daar was aangeefster volgens verdachte niet blij mee. Gelet op het voorgaande zijn de verklaringen van aangeefster ongeloofwaardig en onbetrouwbaar, waardoor deze niet moeten worden gevolgd.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de volgende feiten en omstandigheden:
- verdachte was destijds 35 jaar;
- aangeefster was destijds 19 jaar;
- verdachte en aangeefster waren onbekenden van elkaar;
- aangeefster is in de nacht van 1 augustus 2013 op 2 augustus 2013 in Amsterdam bij verdachte in de auto gestapt;
- tussen verdachte en aangeefster heeft die nacht orale en vaginale seks plaatsgevonden;
- aangeefsters reisvriendinnen [getuige 2] en [getuige 3] worden in de vroege ochtend van 2 augustus 2013 in paniek gewekt door aangeefster, die hen huilend vertelt dat zij was verkracht;
- bij aangeefster is een zedenkit afgenomen, waarbij sperma van verdachte in haar vagina en in haar slip is aangetroffen;
Gezien de aangifte en de feiten en omstandigheden die de rechtbank uit de bewijsmiddelen afleidt, acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat het slachtoffer uit vrije wil seksueel contact met hem heeft gehad, niet aannemelijk. Het slachtoffer heeft vrijwel direct na het incident hevig geëmotioneerd tegen verschillende betrokkenen consistent en gedetailleerd over het incident verklaard. De verklaring die aangeefster bij de politie heeft afgelegd, komt overeen met de verklaring die zijn ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd. De verklaringen van aangeefster vinden steun in de getuigenverklaringen van haar reisvriendinnen [getuige 2] en [getuige 3] , die direct na het incident door aangeefster werden gewekt. Zij hebben verklaard dat aangeefster in paniek was en huilend vertelde dat zij was verkracht. Ook zij hebben hierover ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard. De verklaring van verdachte, dat er sprake was van vrijwillige seks wordt aldus door de bewijsmiddelen weerlegd.
Alles overwegende acht de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster op 2 augustus 2013 heeft verkracht. De rechtbank zal feit 1 dan ook bewezen verklaren (zoals hieronder onder kopje 5 is weergegeven).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 5 juli 2020 te Weesp door geweld, te weten
- het naar de grond brengen van [slachtoffer 1] en
- het aanleggen van een nekklem bij [slachtoffer 1] en
- het boeien van de handen van [slachtoffer 1] met een riem en handboeien en een touw en
- het op bed duwen van [slachtoffer 1] en
- het duwen van het gezicht van [slachtoffer 1] in een dekbed waardoor die [slachtoffer 1] geen adem kon halen en
- het zetten van een mes tegen de nek van [slachtoffer 1] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het meermalen duwen van zijn, verdachtes, vingers en gebalde vuist in de anus van [slachtoffer 1] ;
feit 2
op 2 augustus 2013 in de gemeente Amsterdam en/of elders in Nederland door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met andere feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn penis in de mond en vagina van die [slachtoffer 2] gebracht, en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden en die bedreiging met andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- zich tegenover die [slachtoffer 2] , die verkeerde onder invloed van alcohol, heeft voorgedaan als taxichauffeur en
- die [slachtoffer 2] heeft laten instappen in een door hem, verdachte, bestuurde auto en
- aan die [slachtoffer 2] heeft voorgewend dat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] naar haar verblijfadres zou vervoeren en
- die [slachtoffer 2] naar een stille en donkere en afgelegen plek heeft vervoerd en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat die [slachtoffer 2] tijd met hem, verdachte, ging doorbrengen en als die [slachtoffer 2] terug zou willen naar haar verblijfadres, zij dingen moest doen en
- die [slachtoffer 2] bij haar haar heeft gegrepen en
- die [slachtoffer 2] uit de auto heeft getrokken en
- de broek van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij hem, verdachte, moest pijpen en
- die [slachtoffer 2] tegen de motorkap van de auto heeft gezet,
en aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en 2
telkens, verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest;
- een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: GBV-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat hoogstens voor feit 1 een gedeeltelijke bewezenverklaring kan volgen. De strafverzwarende omstandigheden, waaronder het hanteren van het mes en het aanleggen van een nekklem kunnen niet worden bewezen. Bovendien heeft dat feit in de relationele sfeer plaatsgevonden en staan verdachte en mevrouw [slachtoffer 1] op dit moment nog in goed contact met elkaar. Het is in het allergrootste belang van hun dochter dat verdachte een goede relatie met haar kan opbouwen. Mevrouw [slachtoffer 1] heeft daarnaast verklaard dat zij het incident ziet als mishandeling en niet als verkrachting. Dit alles moet ertoe leiden dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd die gelijk is aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Er wordt geen redelijk strafdoel meer gediend als hij voor langere tijd vast zal zitten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee verkrachtingen. Allereerst heeft hij zich op 2 augustus 2013, ruim 8 jaar geleden, voor Paradiso in Amsterdam als taxichauffeur voorgedaan en heeft hij op die manier het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer 2] – een Australische toeriste die destijds 19 jaar oud en onder invloed van alcohol was – op slinkse wijze naar een afgelegen plek vervoerd. Daar heeft hij haar uit de auto getrokken en gedwongen hem te pijpen. Hij heeft daarbij meermalen aangegeven dat mevrouw [slachtoffer 2] moest doen wat hij zei en dat hij haar daarna pas terug naar haar hostel zou brengen. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer tegen de motorkap van de auto aangezet en zonder condoom vaginaal gepenetreerd. Hoewel aangeefster direct na deze verkrachting aangifte heeft gedaan bij de politie, is in deze zaak pas een verdachte in beeld gekomen toen in 2020 het DNA-materiaal van verdachte in de DNA-databank werd opgenomen, waarna een match met het in de slip van slachtoffer [slachtoffer 2] aangetroffen DNA-materiaal volgde. Het is blijkens het dossier zeer emotioneel voor haar geweest om na al die jaren te horen dat de man die haar in 2013 heeft verkracht eindelijk was aangehouden.
Ook in 2020 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkrachting. Na een ruzie met mevrouw [slachtoffer 1] , zijn (toenmalige) vriendin en de moeder van zijn dochter, heeft hij haar vastgebonden en is hij – eerst met meerdere vingers, daarna met zijn hele hand – op brute wijze de anus van mevrouw [slachtoffer 1] binnengedrongen. Daarbij heeft verdachte mevrouw [slachtoffer 1] in een nekklem gehouden, met haar gezicht in het dekbed geduwd en met een mes bedreigd. Dit alles is blijkens haar slachtofferverklaring zeer vernederend geweest. Mevrouw [slachtoffer 1] ondervindt nog steeds lichamelijke klachten en het is de vraag of zij ooit volledig zal herstellen.
Een verkrachting maakt ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven langdurig psychische schade ondervinden. Verdachte heeft door zijn ernstig grensoverschrijdend gedrag de slachtoffers angst aangejaagd en hen gevoelens van onveiligheid bezorgd. De officier van justitie omschreef de verkrachting van mevrouw [slachtoffer 1] als sadistisch, vernederend en traumatiserend. De verkrachting van mevrouw [slachtoffer 2] omschreef hij als slinks, egoïstisch en traumatiserend. De rechtbank acht ook die omschrijving passend en is van oordeel dat sprake is geweest van twee zeer ernstige verkrachtingen. Dat de verkrachtingen erg traumatiserend zijn geweest voor de slachtoffers blijkt ook uit de slachtofferverklaringen van mevrouw [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 1] en de vorderingen tot schadevergoeding die zij hebben ingediend. Mevrouw [slachtoffer 2] heeft ook nu nog, jaren later, last van angsten en paniekaanvallen en ook mevrouw [slachtoffer 1] heeft hulp gezocht voor de verwerking van wat er op 5 juli 2020 tussen haar en verdachte is voorgevallen. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor de feiten. Ten aanzien van beide feiten heeft verdachte zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen. Daarna heeft verdachte ten aanzien van het eerste feit de suggestie gewekt dat wat mevrouw [slachtoffer 1] was overkomen, hem eerder en meermalen door haar werd aangedaan. Later heeft hij willen doen geloven dat er geen opzet in het spel was en dat het een ongeluk was. Ten aanzien van het tweede feit heeft verdachte aangegeven boos te zijn van de beschuldiging en aangifte te willen doen tegen mevrouw [slachtoffer 2] van de valse beschuldiging aan zijn adres. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit het Nederlands Justitieel Documentatieregister van 6 mei 2021, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit de Pro Justitia rapportage van 9 september 2020, opgesteld door E. Maassen, psychiater in opleiding en T.A. Wouters, psychiater en supervisor en de Pro Justitia rapportage van M.F. Raven, gezondheidszorgpsycholoog, blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan de persoonlijkheidsonderzoeken. Zij hebben daarom geadviseerd verdachte te laten opnemen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), omdat op die manier mogelijk wel voldoende informatie kan worden verkregen om het persoonlijkheidsonderzoek af te ronden.
Uit de rapportage van het PBC van 10 maart 2021, opgemaakt door A. Witvliet, gezondheidszorgpsycholoog en A.W.M.M. Stevens, psychiater, blijkt dat verdachte ook in het PBC zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. Hij heeft geen toestemming gegeven om informatie uit te wisselen met de medische dienst van het PBC of om informatie op te vragen bij derden. Ook het milieuonderzoek is uiterst beperkt gebleven doordat er geen referenten gesproken konden worden en er nauwelijks justitiële informatie voorhanden was voor de onderzoekers. Doordat het onderzoek heel beperkt is gebleven hebben de onderzoekers geen diagnostische conclusies kunnen trekken. Een psychische stoornis kan niet vastgesteld worden. Derhalve kunnen onderzoekers niet onderbouwen dan wel uitsluiten of verdachtes gedragskeuzes ten tijde van het tenlastegelegde door pathologie werden beïnvloed en zo ja, in welke mate. Wegens de proceshouding van verdachte is het bovendien niet mogelijk gebleken delictscenario’s te maken en is daarmee geen zicht verkregen op de omstandigheden, gevoelens en gedachten van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Daaruit volgt dat onderzoekers een advies over de mate waarin deze feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, niet kunnen onderbouwen. Er kan geen klinische uitspraak worden gedaan over een individueel psychopathologisch bepaald recidiverisico. Ook zijn onderzoekers niet in staat tot het formuleren van een behandeladvies. Er kunnen derhalve ook geen onderbouwde uitspraken worden gedaan met betrekking tot de noodzaak van een behandeling in een juridisch kader.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een brief van 1 juli 2021 van M. Henrotte, reclasseringsmedewerker, waarin zij aangeeft dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het doen opstellen van een reclasseringsadvies. In opdracht van het Openbaar Ministerie heeft zij vervolgens de mogelijkheden tot het opleggen van een GBV-maatregel onderzocht. Uit het reclasseringsadvies van 6 augustus 202, opgemaakt door mevrouw M. Henrotte, blijkt dat de reclassering mogelijkheden ziet een GBV-maatregel op te leggen en de rechtbank adviseert dit te doen.
De op te leggen straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van de feiten en in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. De rechtbank stelt vast dat de in de organisatie van de Rechtspraak door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vastgestelde oriëntatiepunten voor verkrachting een gevangenisstraf van 24 maanden als uitgangspunt vermelden. Mede gelet op recent opgelegde straffen in soortgelijke zaken, is de rechtbank van oordeel dat het oriëntatiepunt moet worden beschouwd als een absolute ondergrens en dat het niet volstaat voor onderhavige feiten. De rechtbank houdt bij de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf rekening met de volgende strafverzwarende feiten en omstandigheden:
- het fysiek letsel dat verdachte aan mevrouw [slachtoffer 1] heeft toegebracht en de restklachten die zij daarvan tot op heden ondervindt;
- de bijzonder negatieve gevolgen die de verkrachting van mevrouw [slachtoffer 2] voor haar met zich mee hebben gebracht, in die zin dat zij daarvan jaren later nog de psychische gevolgen ondervindt en daarvoor zelfs medicatie moest gaan slikken;
- de gewelddadigheid waarmee verdachte mevrouw [slachtoffer 1] heeft verkracht;
- de bijzondere bedreigende en vernederende setting waarvan zowel bij de verkrachting van mevrouw [slachtoffer 1] als bij de verkrachting van mevrouw [slachtoffer 2] sprake was, te weten de vrijheidsbeneming door het vastbinden en boeien van haar handen, bedreigingen met een mes en anale penetratie bij mevrouw [slachtoffer 1] en het wegvoeren van mevrouw [slachtoffer 2] – een jonge toeriste die niet bekend was in Nederland – naar een afgelegen plek en dreigen dat verdachte haar alleen zou terugbrengen naar haar hostel als zij zou doen wat hij zei.
De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat verdachte ter terechtzitting van 27 september 2021 – ook achteraf – geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Met de hierna te noemen straf beoogt de rechtbank vergelding en generale preventie als strafrechtelijke reactie op de door de verdachte gepleegde feiten. Alles overwegende acht de rechtbank – conform de eis van de officier van justitie – de oplegging van een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden en zal deze aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
Uit de voornoemde rapportages die zijn opgemaakt ten aanzien van de persoon van verdachte is gebleken dat hij keer op keer niet heeft willen meewerken aan de verschillende persoonlijkheidsonderzoeken. Daardoor hebben de deskundigen geen uitspraak kunnen doen over de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten en kon geen behandeladvies worden gegeven of een plan van aanpak worden opgesteld. De reclassering acht het van belang dit nader te onderzoeken in het kader van langdurig toezicht. Een periode van voorwaardelijke invrijheidsstelling (hierna: v.i.) is te kort om onderzoek te doen naar verdachtes psychosociaal functioneren en om te kunnen werken aan gedragsverandering. Daarbij is de kans aanwezig – gezien zijn niet-meewerkende houding tijdens de verschillende onderzoeken – dat hij er voor kiest om zijn v.i. periode volledig uit te zitten. In dat geval is het zeer gewenst om een kader achter de hand te hebben waarbinnen toch onderzocht kan worden of voorwaarden op dat moment nodig zijn. Indien verdachte niet meewerkt aan de eventueel opgelegde voorwaarden, kan er vervangende hechtenis plaatsvinden. Wellicht dat dit leidt tot externe motivatie om mee te werken aan nader onderzoek naar zijn psychisch functioneren en het meewerken aan eventuele interventies gericht op gedragsverandering en het verminderen van het recidive risico.
De rechtbank volgt het advies van de reclassering en is van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na de voorwaardelijke invrijheidsstelling, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in kaart te brengen en naar een aanvaardbaar niveau te brengen, dan wel daar te houden. De rechtbank stelt verder vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan.
De rechtbank zal daarom aan verdachte tevens een GVM opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de GVM pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.385,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- aan materiële schade en € 20.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 13.838,92. Dit bedrag bestaat uit € 882,92 aan materiële schade en € 12.956,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de gevorderde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het immateriële deel van de vordering sterk te matigen.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade, voor zover die betrekking heeft op het eigen risico ter hoogte van in totaal € 385,-, komt, als voldoende onderbouwd, voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering op dat punt toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 tot aan de dag van volledige betaling.
De immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen en dus aanspraak kan maken op vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij heeft haar vordering onderbouwd door te verwijzen naar vergelijkbare zaken. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat tussen partijen sprake lijkt te zijn van een ingewikkelde relatie, waarbij in het verleden over en weer zaken lijken te zijn voorgevallen. Daar komt bij dat is gebleken dat mevrouw [slachtoffer 1] bij verdachte op bezoek is geweest in de penitentiaire inrichting, in het kader van bezoek zonder toezicht. Volgens verdachte om te spreken over gezinsuitbreiding, volgens mevrouw [slachtoffer 1] om te ervaren hoe zij zich in de nabijheid van verdachte zou voelen. Wat daar ook van zij, deze omstandigheden zijn van invloed op de beoordeling van de immateriële schadevergoeding, daar waar deze wordt gevorderd in verband met geestelijk letsel. Voor dit moment acht de rechtbank de toewijzing van een bedrag van
€ 10.000,- billijk. Voor het meerdere zou de rechtbank nader geïnformeerd moeten worden over de bovengenoemde feiten en omstandigheden, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal het immateriële deel van de vordering tot een bedrag van € 10.000,- toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 tot aan de dag van volledige betaling
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 10.385,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[slachtoffer 2]
De materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade, voor zover die betrekking heeft op het eigen risico medicaties ter hoogte van in totaal € 432,92 en de therapiekosten ter hoogte van in totaal € 450,-, komt als voldoende onderbouwd voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering op dat punt toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 augustus 2013 tot aan de dag van volledige betaling.
De immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezenverklaarde in haar persoon is aangetast en daardoor immateriële schade heeft geleden. Gelet op wat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schadevergoeding wordt toegewezen, de onderbouwing van de vordering en het feit dat verdachte geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde schade, waardeert de rechtbank deze schade op € 12.956,-. De rechtbank zal het immateriële deel van de vordering tot dat bedrag toewijzen en verdachte veroordelen tot betaling van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 augustus 2013 tot aan de dag van volledige betaling.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 13.838,92 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 augustus 2013 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38z, 57, 60a, 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel
-legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 10.385,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] wat betreft de overige gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 10.385,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 86 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] geheel toe tot een bedrag van € 13.838,92;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2013 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 13.838,92 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2013 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 104 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van Donk-Carbo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 5 juli 2020 te Weesp door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het naar de grond brengen van [slachtoffer 1] en/of
- het aanleggen van een nekklem bij [slachtoffer 1] en/of
- het boeien van de handen van [slachtoffer 1] met een riem en/of handboeien en/of een touw en/of
- het op bed duwen van [slachtoffer 1] en/of
- het duwen van het gezicht van [slachtoffer 1] in een dekbed waardoor die [slachtoffer 1] geen adem kon halen en/of
- het zetten van een (keuken)mes tegen de nek van [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het een of meermalen brengen/duwen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of gebalde vuist in de anus van [slachtoffer 1] ;
feit 2
hij op of omstreeks 2 augustus 2013 in de gemeente Amsterdam en/of elders in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn penis in de mond en/of vagina van die [slachtoffer 2]
gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- zich tegenover die [slachtoffer 2] (die al dan niet verkeerde onder invloed van alcohol) heeft voorgedaan als legale taxichauffeur en/of
- die [slachtoffer 2] heeft laten instappen in een door hem, verdachte, bestuurde auto
en/of
- aan die [slachtoffer 2] heeft voorgewend dat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] rechtstreeks
naar haar verblijfadres zou vervoeren en/of
- die [slachtoffer 2] naar een stille en/of donkere en/of afgelegen plek heeft vervoerd
en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat die [slachtoffer 2] tijd met hem, verdachte, ging
doorbrengen en als die [slachtoffer 2] terug zou willen naar haar verblijfadres, zij dingen moest doen en/of
- die [slachtoffer 2] bij haar haar heeft gegrepen en/of
- die [slachtoffer 2] uit de auto heeft getrokken en/of
- de bodysuit en/of korte broek van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij hem, verdachte, moest pijpen en/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen de motorkap van de auto heeft gezet, en (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 9 juli 2020, genummerd PL0900- 2020214777 (onderzoek 03BAND) opgemaakt door politie Midden-Nederland, dienst regionale recherche, team zeden, pagina 1 tot en met pagina 189 (in PDF). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 46.
3.Pagina 51.
4.Pagina 52.
5.Pagina 93.
6.Proces-verbaal van bevindingen verhoor disclosure getuige d.d. 15 juli 2020, pagina 94-102.
7.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden snackbar d.d. 9 juli 2020, pagina 74-75 met bijlagen op pagina 76-83.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 21 juli 2020, genummerd PL0900- 2012188817 (onderzoek 13RAHDEN) opgemaakt door politie eenheid Amsterdam, dienst regionale recherche, team zeden, pagina 1 tot en met pagina 85. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Pagina 9.
10.Pagina 14.
11.Pagina 15.
12.Pagina 11.
13.Een geschrift, te weten een forensisch DNA-rapport van Verilabs van 28 februari 2014, pagina 63.
14.Een geschrift, te weten een forensisch DNA-rapport van Verilabs van 28 februari 2014, pagina 64.
15.Een geschrift, te weten een forensisch DNA-rapport van Verilabs van 28 februari 2014, pagina 66.
16.Een geschrift, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek van 16 april 2020, pagina 73.
17.Een geschrift, te weten een NFI-rapport DNA-onderzoek van 16 april 2020, pagina 75.