In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak op bezwaar van 9 maart 2021, waarin zijn bezwaren niet-ontvankelijk waren verklaard omdat deze te laat zouden zijn ingediend. Eiser stelde dat hij op 10 april 2020 een overzichtslijst met bezwaren had verzonden, maar verweerder erkende deze niet als een geldig bezwaarschrift.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat eiser tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat verweerder te laat op de bezwaren heeft beslist. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken opnieuw op de bezwaren te beslissen. Tevens is bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden en dat hij in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 799,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 161,- wegens het niet tijdig beslissen op de bezwaren.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De beslissing is genomen door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.M.J.H. Muijlaert.