ECLI:NL:RBMNE:2021:5462

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
16.038744.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door niet verlenen van voorrang

Op 26 augustus 2020 vond er een verkeersongeval plaats te Woerden, waarbij de verdachte, rijdend in een Volkswagen Caddy, geen voorrang verleende aan een van rechts komende Daihatsu Move. Dit resulteerde in een aanrijding waarbij de bestuurster van de Daihatsu zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat de verkeersfout niet zodanig ernstig was dat er sprake was van schuld volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW). Echter, het subsidiair tenlastegelegde, gevaarzettend rijgedrag, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen gevaar op de weg heeft veroorzaakt, wat leidde tot de aanrijding. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.500,- en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld voor een dergelijk feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.038744.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan het adres [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 augustus 2021 en van 27 oktober 2021. De rechtbank heeft op laatstgenoemde datum de zaak inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Lobregt en van hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 26 augustus 2020 te Woerden een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair: op 26 augustus 2020 te Woerden door zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft bij het naderen van het kruispunt onvoldoende zijn snelheid geminderd en hij heeft niet op tijd geremd. Verdachte heeft ook onvoldoende goed gekeken naar het andere verkeer op de weg en hij heeft daardoor niet de auto van rechts gezien, waarin het slachtoffer met haar echtgenoot en haar dochter zat. Verdachte heeft bij het oprijden van het kruispunt geen voorrang verleend aan het voertuig van het slachtoffer, waardoor zich een aanrijding heeft voorgedaan. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat niet is gebleken dat de verdachte tijdens het ongeval met zijn telefoon bezig was, maar wel dat hij vlak daarvoor rijdend zijn telefoon heeft gebruikt en in de houder heeft gedaan. Uit het vorenstaande blijkt dat verdachte onvoorzichtig en onoplettend is geweest, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden en het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft tijdens de inhoudelijke behandeling verklaard dat hij verantwoordelijk is voor het ongeval, omdat hij op het kruispunt geen voorrang heeft verleend aan de voor hem van rechts komende auto met daarin het slachtoffer. Verdachte weet niet hoe het kan dat hij de auto van het slachtoffer niet heeft gezien. Tijdens de rit heeft verdachte de telefoon niet vastgehouden of gebruikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen [1] het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op woensdag 26 augustus 2020, omstreeks 19.50 uur, heeft er een aanrijding plaatsgevonden op het kruispunt tussen de Middellandbaan, de Blekerijlaan en de Wipmolenlaan te Woerden. Voertuig 1 bereed de rijbaan van de Blekerijlaan komende uit de richting van de Zaagmolenlaan gaande in de richting van de Wipmolenlaan. Voertuig 2 bereed de rijbaan van de Middellandbaan (voorrangsweg) komende uit de richting van de Wulverhorstbaan gaande in de richting van de Europabaan. De bestuurder van voertuig 1 verleende geen voorrang aan de bestuurder van voertuig 2 en raakte met de rechter voorkant, de linker voorkant van voertuig 2. [2]
Voertuig 1: Volkswagen, type : Caddy, kenteken : [kenteken]
Voertuig 2: Daihatsu, type : Move, kenteken : [kenteken] [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij, rijdend in een Volkswagen Caddy op het kruispunt tussen de Middellandbaan, de Blekerijlaan en de Wipmolenlaan te Woerden, tegen de Daihatsu Move van het slachtoffer is gebotst. [4]
Vrijspraak artikel 6 WVW
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW (HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252). Daarnaast kan uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Van schuld in de zin van dit wetsartikel is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte al rijdend zijn mobiele telefoon heeft bediend of vastgehouden. Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat hij om 19:43:41 uur nog een handeling op zijn telefoon heeft verricht en dat de stappenteller van de telefoon is geactiveerd om 19:44:30. Verdachte heeft verklaard dat hij na het ongeval uit zijn auto is gestapt en naar de auto van het slachtoffer is gelopen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij de handelingen op zijn telefoon heeft verricht voordat hij wegreed van de parkeerplaats van het St. Antonius Ziekenhuis in Woerden. De rechtbank acht dit op voorhand niet onaannemelijk, gelet op de korte afstand tussen de parkeerplaats van het ziekenhuis en de kruising waarop het ongeval heeft plaatsgevonden. Nu de politie geen onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid om deze afstand af te leggen in het tijdsbestek van maximaal 49 seconden, volgt de rechtbank de conclusie dat verdachte zijn telefoon al rijdend moet hebben gebruikt, niet. Nu niet vaststaat dat verdachte rijdend handelingen met zijn telefoon heeft verricht, kan dit niet bijdragen aan de mate van schuld aan het ontstaan van het ongeval.
Uit onderzoek is gebleken dat verdachte 32 kilometer per uur reed op het moment van de aanrijding. De rechtbank stelt vast dat de maximumsnelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was en het een overzichtelijk kruispunt betrof. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld door zijn snelheid niet (verder) te verminderen bij het oprijden van het kruispunt.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat verdachte bij het oversteken van het kruispunt de auto van het slachtoffer niet heeft gezien, onvoldoende is om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat hij onvoldoende zijn aandacht bij de weg zou hebben gehouden of zich er niet van zou hebben vergewist dat het kruispunt vrij was van enig verkeer.
Het verwijt dat verdachte in deze zaak kan worden gemaakt is, dat hij geen voorrang heeft verleend aan de auto waarin het slachtoffer reed. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verkeersfout van verdachte niet zodanig ernstig dat daaruit geconcludeerd kan worden dat er sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW. Van bijkomende verkeersfouten of andere feiten of omstandigheden die met zich brengen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank zal gezien het vorenstaande verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring artikel 5 WVW
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag als bedoeld in artikel 5 WVW. Verdachte heeft bij het oversteken van het kruispunt geen voorrang verleend aan de voor hem van rechts komende auto van het slachtoffer. Verdachte heeft hiermee gevaar op de weg veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW, welk gevaar zich vervolgens ook heeft verwezenlijkt in een botsing tussen de auto van verdachte en de auto van het slachtoffer. De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair: op 26 augustus 2020 te Woerden, als bestuurder van een voertuig (Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, Blekerijlaan en Middellandbaan, geen voorrang heeft verleend aan een op voornoemde Middellandbaan rijdend voertuig (Daihatsu met kenteken [kenteken] ) en vervolgens tegen voornoemde voertuig is gebotst, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
- overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het door haar primair bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 90 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 45 dagen vervangende hechtenis, en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden onvoorwaardelijk.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangevoerd dat het zijn fout is geweest en dat de gevolgen die het ongeluk voor het slachtoffer hebben gehad hem nog steeds bezighouden. Kort na het ongeluk heeft hij wekelijks bij de politie geïnformeerd naar de gezondheidstoestand van het slachtoffer. Hij heeft in het kader van mediation een gesprek gehad met het slachtoffer en haar echtgenoot. Zijn rijbewijs heeft hij niet nodig voor zijn werk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Op 26 augustus 2020 heeft verdachte bij het oversteken van een kruispunt geen voorrang verleend aan de voor hem van rechts komende auto, waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden. Als gevolg van de aanrijding heeft de bestuurster van de auto ernstig lichamelijk letsel opgelopen, bestaande uit, onder andere, ernstig hersenletsel, meerdere gebroken nekwervels en twee gebroken ribben.
Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer blijkt dat zij twee maanden in coma heeft gelegen en dat zij na haar ontwaken niet meer kon praten, eten of lopen. Zij heeft dit alles opnieuw moeten aanleren. Daarnaast hebben haar ogen, geheugen, spraak en motoriek blijvende schade opgelopen. Het slachtoffer schrijft dat zij haar oude leven kwijt is en dat zij, maar ook haar gezin, nog dagelijks beperkingen ondervindt als gevolg van het ongeval.
Persoon van verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 14 juli 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een feit als het onderhavige.
De straf
De rechtbank zal aan verdachte een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het primair tenlastegelegde. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een gesprek met het slachtoffer niet uit de weg is gegaan en zich bewust is van de verstrekkende gevolgen van zijn verkeersfout.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een verkeersovertreding en met de straffen die normaliter voor dit soort feiten worden opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete van € 1.500,-- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c van het Wetboek van Strafrecht,
en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor het subsidiair bewezen verklaarde tot betaling van een geldboete van € 1.500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen;
- ontzegt verdachte ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Slager, voorzitter, en mrs. I.J.B. Corbeij en
A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 26 augustus 2020 te Woerden, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, Blekerijlaan en/of Middellandbaan en/of Wipmolenlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- al dan niet terwijl hij, verdachte, tijdens het rijden zijn mobiele telefoon heeft gebruikt/bediend en/of hij, verdachte, zijn mobiele telefoon in een houder heeft gedaan/gestopt/gezet en/of hij, verdachte, niet voortdurend en/of niet voldoende zijn aandacht bij de weg en/of het verkeer heeft gehouden en/of
- bij het oprijden van het kruispunt tussen de Blekerijlaan, Middellandbaan en de Wipmolenlaan zijn snelheid niet/onvoldoende heeft geminderd en/of
- bij het oversteken van voornoemd kruispunt zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende blijven vergewissen dat voornoemd kruispunt vrij was van enig (kruisend) verkeer en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een op voornoemde Middellandbaan rijdend voertuig (Daihatsu met kenteken [kenteken] ) en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde voertuig (Daihatsu Move met kenteken [kenteken] ) is gebotst/aangereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten (ernstig) hersenletsel en/of een of meer gebroken nekwervels, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 26 augustus 2020 te Woerden, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, Blekerijlaan en/of Middellandbaan en/of Wipmolenlaan,
- al dan niet terwijl hij, verdachte, tijdens het rijden zijn mobiele telefoon heeft gebruikt/bediend en/of hij, verdachte, zijn mobiele telefoon in een houder heeft gedaan/gestopt/gezet en/of hij, verdachte, niet voortdurend en/of niet voldoende zijn aandacht bij de weg en/of het verkeer heeft gehouden en/of
- bij het oprijden van het kruispunt tussen de Blekerijlaan, Middellandbaan en de Wipmolenlaan zijn snelheid niet/onvoldoende heeft geminderd en/of
- bij het oversteken van voornoemd kruispunt zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende blijven vergewissen dat voornoemd kruispunt vrij was van enig (kruisend) verkeer en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een op voornoemde Middellandbaan rijdend voertuig (Daihatsu met kenteken [kenteken] ) en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde voertuig (Daihatsu Move met kenteken [kenteken] ) is gebotst/aangereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 februari 2021, genummerd PL0900-2020278508, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 98. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, p. 70.
3.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, p. 70.
4.Verklaring van verdachte op de zitting van 27 oktober 2021.