ECLI:NL:RBMNE:2021:5450

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/1500
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiefinanciering en recht op prestatiebeurs voor universitaire pabo-opleiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een studente, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het recht op studiefinanciering. Eiseres had een aanvullende studiebeurs aangevraagd voor de periode van januari tot en met augustus 2021, maar de minister had deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiseres recht had op vier jaar prestatiebeurs in plaats van vijf jaar, omdat zij twee verschillende opleidingen volgde. Eiseres was van mening dat zij recht had op vijf jaar studiefinanciering, omdat zij de Universitaire Pabo-opleiding volgde, die zij als een vijfjarige opleiding beschouwde.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de wetgeving, met name de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, bepaalt dat een student in het hoger onderwijs recht heeft op een prestatiebeurs voor een periode die is gebaseerd op de studielast van de opleiding. Eiseres had van 1 september 2017 tot 1 september 2021 recht op studiefinanciering, en haar recht op prestatiebeurs eindigde op de laatstgenoemde datum. De rechtbank concludeerde dat de opleidingen die eiseres volgde, niet als één geheel konden worden beschouwd, en dat de minister terecht had gesteld dat eiseres recht had op vier jaar studiefinanciering.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1500

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. Th. Holtrop).

Procesverloop

In het besluit van 13 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2021 een aanvullende studiebeurs toegekend voor de periode van januari tot en met augustus 2021.
In het besluit van 15 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen het bestreden besluit nader toe te lichten. Verweerder heeft dit gedaan bij brief van 27 juli 2021. Eiseres heeft hier op gereageerd bij brief van 16 augustus 2021.
Op 29 oktober 2021 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Partijen hebben de rechtbank niet gevraagd om opnieuw op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

Eiseres heeft aangevoerd dat zij ook van september tot en met december 2021 recht heeft op een aanvullende studiebeurs. Zij meent daar recht op te hebben, omdat zij de Universitaire Pabo-opleiding volgt. Dit is een vijfjarige opleiding met een studiebelasting van 420 punten. Eiseres vindt dat ze daarom recht heeft op 5 jaar studiefinanciering. Zij is op 1 september 2017 met een studie begonnen en heeft dus recht op studiefinanciering tot 1 september 2022.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres voor een opleiding in het hoger onderwijs vier jaren recht heeft op studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs. Eiseres is op 1 september 2017 begonnen met een studie en met ingang van die datum is aan haar studiefinanciering toegekend. Haar recht op studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs eindigt dan ook op 1 september 2021.
In artikel 5.2 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) staat (op 1 september 2017) wanneer een student recht heeft op studiefinanciering. Een student in het hoger onderwijs heeft recht op een prestatiebeurs gedurende de periode waarop de studielast van een bacheloropleiding op grond van artikel 7.4b, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), is gebaseerd of gedurende één jaar voor een masteropleiding genoemd in artikel 7.4b, tweede tot en met zevende lid, van de WHW. Een student in het wetenschappelijk onderwijs heeft recht op een prestatiebeurs gedurende de periode waarop de studielast van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op grond van artikel 7.4a, eerste tot en met zevende lid, van de WHW is gebaseerd.
De studielast voor een studiejaar bedraagt zestig studiepunten.
Artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW bepaalt dat de studielast van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs (wo-bachelor) 180 punten bedraagt. In afwijking hiervan kan de studielast van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs ten hoogste 240 studiepunten bedragen, indien Onze minister voor die opleiding daartoe een besluit heeft genomen dat gebaseerd is op het accreditatierapport van die opleiding. In het besluit, bedoeld in de tweede volzin, wordt de studielast van de opleiding bepaald.
Het tweede lid bepaalt dat behoudens het bepaalde in het derde tot en met zevende lid de studielast van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs 60 studiepunten bedraagt.
Artikel 7.4b van de WHW bepaalt dat de studielast van een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs (hbo-bachelor) 240 studiepunten bedraagt.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres van 1 augustus 2017 tot 31 augustus 2018 stond ingeschreven voor de wo-bacheloropleiding Biomedische Wetenschappen. Met ingang van 1 augustus 2018 staat zij ingeschreven voor de hbo-bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs en voor de wo-bacheloropleiding Pedagogische wetenschappen. Dit zijn twee verschillende opleidingen. De hbo-bacheloropleiding is een opleiding van 240 studiepunten en de wo-bacheloropleiding is een opleiding van 180 punten. Voor de wo-bacheloropleiding is door de minister geen besluit genomen om de studielast op 240 studiepunten te bepalen. Hieruit volgt dat eiseres recht heeft op een prestatiebeurs gedurende vier jaar.
Dat eiseres de door haar gevolgde studies als één geheel ervaart en dat het op de website van de Vrije Universiteit zelfs zo wordt gepresenteerd, kan dit niet veranderen. De ter zitting gemaakte vergelijking met de studie geneeskunde gaat ook niet op, omdat in de wet voor deze studie een hogere studielast is vastgesteld.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.