Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
hierna: [medeverdachte]) schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag op slachtoffer [slachtoffer] . Gelet op het procesdossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
de rechtbank begrijpt: [medeverdachte]) en door een andere man. Hij heeft verklaard dat toen hij op de stenen lag de blonde man hem heeft geschopt. [4] Toen hij op de grond lag waren beide mannen bezig met hem te schoppen over zijn hele lichaam. Hij beschermde zijn gezicht.
- [slachtoffer] is door de ambulance binnengebracht;
- hij is buiten bewustzijn geweest, er is een tube ingebracht;
- huidbeschadiging boven de rechter wenkbrauw van 4 cm;
- zwelling rondom rechter oogkas;
- zwelling en onderhuidse bloeduitstorting ter plaatse van het neusbeen;
- verwonding huid over het neusbeen, lapvormig, wijkend 4 cm;
- open fractuur van het neusbeen.
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BENADEELDE PARTIJ
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
12 maanden;
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 5.000,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.