ECLI:NL:RBMNE:2021:5448

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
C/16/528254
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2021 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam van minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 29 september 2021 verzocht om een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing, waarbij de kinderrechter heeft besloten om de mondelinge behandeling op 4 oktober 2021 te houden. Tijdens deze zitting waren de ouders van de minderjarige, de heer [C] namens de Raad, en de minderjarige zelf aanwezig. De vader was het eens met de ondertoezichtstelling, maar niet met de uithuisplaatsing, terwijl de moeder de verzoeken van de GI steunde.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en dat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld voor een termijn van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een 24-uurs accommodatie jeugdhulpaanbieder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige weer terug moet naar de groep bij [naam instelling] om de benodigde hulpverlening en behandeling te ontvangen.

De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 november 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens : C/16/528254 / JE RK 21-1873
datum uitspraak: 4 oktober 2021

beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Zuidoost -Nederland,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen de Raad,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[A] , hierna te noemen de vader,

wonende in [woonplaats 1] ,

[B] , hierna te noemen de moeder,

wonende in [woonplaats 2] ,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,

gevestigd in Amsterdam- [.] ,
gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI.

Het procesverloop

De rechtbank Oost-Brabant heeft zich bij beschikking van 29 september 2021 onbevoegd verklaard en de zaak doorverwezen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
De Raad heeft op 29 september 2021 mondeling een voorlopige ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing verzocht. Daarnaast is gevraagd aanstonds op deze verzoeken te beslissen zoals bepaald in artikel 800 lid 3 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, dus zonder de belanghebbenden te horen. De kinderrechter heeft bepaald dat de beschikkingen niet aanstonds zullen worden gegeven en dat de mondelinge behandeling op 4 oktober 2021 zal plaatsvinden.
De kinderrechter heeft op 30 september 2021, de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant met het verzoekschrift met bijlagen ontvangen.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 4 oktober 2021. Hierbij waren aanwezig:
  • de minderjarige [voornaam van minderjarige] , die apart is gehoord;
  • de ouders;
  • de heer [C] namens de Raad.
Namens de GI is niemand verschenen.
De vader heeft op de zitting een schriftelijke verklaring met bijlagen overgelegd.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam van minderjarige] verblijft sinds kort bij de vader. De vader heeft haar op 22 september 2021 op zijn adres in het BRP ingeschreven. Daarvoor verbleef zij sinds 2019 bij [naam instelling] . Voorafgaande aan het verblijf bij [naam instelling] woonde [voornaam van minderjarige] sinds de echtscheiding bij de moeder en was er contact met de vader.

Het verzoek

De Raad verzoekt:
  • [voornaam van minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden;
  • een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] te verlenen in een 24-uurs accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de belanghebbenden

De vader is het eens met de voorlopige ondertoezichtstelling, maar niet met de verzochte uithuisplaatsing. [voornaam van minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat kampt met ernstige psychologische aandoeningen, zoals het plukken van handen, snijden van armen, hyperventilatie, angsten, flauwvallen en boosheid. Volgens de vader heeft [voornaam van minderjarige] hier alleen last van bij [naam instelling] en niet als zij bij de vader is. Bij hem thuis is zij juist vrolijk en rustig. De vader maakt zich verder zorgen om het feit dat [voornaam van minderjarige] in de afgelopen twee jaar bij [naam instelling] geen enkele kans op onderwijs of dagbesteding heeft gehad, terwijl zij dit wel graag wil. Ook vindt de vader het zorgelijk dat er bij [naam instelling] geen beleid is rondom seksueel misbruik.
De moeder is het eens met de verzoeken van de GI. [voornaam van minderjarige] is een kwetsbaar en beïnvloedbaar meisje dat niet goed tegen drukte en grote groepen kan. De moeder begrijpt dat [voornaam van minderjarige] het hierdoor soms lastig had bij [naam instelling] , maar ziet ook dat zij hier veel van leert. Hoe langer [voornaam van minderjarige] bij de vader verblijft, hoe meer zij zich zal isoleren en een vermijdingsangst zal opbouwen. Volgens de moeder is het daarom voor [voornaam van minderjarige] beter als zij weer terug gaat naar [naam instelling] .
[voornaam van minderjarige] heeft verklaard dat zij niet terug wil naar [naam instelling] en dat zij het liefste bij haar vader of moeder wil wonen. Bij [naam instelling] was [voornaam van minderjarige] vaak boos en verdrietig. Nu zij bij haar vader woont is dat anders.

De beoordeling

Voorlopige ondertoezichtstelling
De kinderrechter stelt vast dat tegen het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling geen verweer is gevoerd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [voornaam van minderjarige] weg te nemen. [voornaam van minderjarige] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1: 257 BW).
Machtiging tot uithuisplaatsing
De kinderrechter zal een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] verlenen in een 24-uurs accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, dat is tot 4 januari 2022. Dat betekent dat de GI [voornaam van minderjarige] kan terugbrengen naar [naam instelling] . Hierna legt de kinderrechter uit waarom.
De kinderrechter is van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. [voornaam van minderjarige] is een kwetsbaar en beïnvloedbaar meisje dat snel overprikkeld raakt. Zij heeft veel ondersteuning nodig bij haar persoonlijke verzorging en het hebben van sociale contacten. De ouders kunnen haar dit onvoldoende bieden. Sinds 2019 woonde [voornaam van minderjarige] op een groep bij [naam instelling] , maar op 20 september 2021 heeft de vader haar zonder overleg met de moeder en de betrokken hulpverlening opgehaald en niet meer teruggebracht. Bij [naam instelling] volgde [voornaam van minderjarige] een behandeling en kreeg zij hulpverlening, wat nu stilstaat doordat zij bij de vader verblijft. Dat neemt niet weg dat het voor [voornaam van minderjarige] soms nog best moeilijk is. Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat [voornaam van minderjarige] sinds het begin van haar plaatsing bij [naam instelling] veel geleerd heeft en dat er nog veel te leren valt. De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk in het belang van [voornaam van minderjarige] dat zij weer teruggaat naar de groep, zodat zij weer een behandeling kan volgen en hulpverlening kan krijgen. Volgens de GI is ook het plan dat [voornaam van minderjarige] bij [naam instelling] dagbesteding of onderwijs zal gaan volgen. De kinderrechter vindt dit ook belangrijk. De komende periode zal de Raad onderzoek gaan doen naar wat [voornaam van minderjarige] nodig heeft om zich verder te ontwikkelen. De door de vader genoemde zorgen worden meegenomen in dit Raadsonderzoek.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam van minderjarige] voorlopig onder toezicht van de GI, met ingang van 4 oktober 2021 tot 4 januari 2022;
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een 24-uurs accommodatie jeugdhulpaanbieder, met ingang van 4 oktober 2021 tot 4 januari 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Broersma, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2021.
Hoger beroep tegen de beslissing tot uithuisplaatsing kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op: 1 november 2021