ECLI:NL:RBMNE:2021:5446

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
16.085408.19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Identiteitsfraude en belaging van meerdere slachtoffers door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig heeft gemaakt aan identiteitsfraude en belaging van vijf slachtoffers. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van de slachtoffers heeft gebruikt, met het oogmerk om hun identiteit te misbruiken. Dit gebeurde door het aanmaken van nepprofielen op sociale media en het doen van bestellingen op naam van de slachtoffers, wat leidde tot aanzienlijke psychische schade en inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld voor de feiten die hem ten laste zijn gelegd. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte vastgesteld. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.085408.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 april 2021 en 26 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. Lokollo, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen en de raadsman van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019 te Houten en/of Utrecht in vereniging opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens heeft gebruikt van
- [benadeelde 2] , en/of
- [benadeelde 1] , en/of
- [benadeelde 3] , en/of
- [benadeelde 4] , en/of
- [benadeelde 5] , en/of
- [benadeelde 6] , en/of
- [benadeelde 7] ,
met het oogmerk om de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
feit 2:
in de periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019 in Houten [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 8] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en/of [benadeelde 9] heeft belaagd.

3.VOORVRAGEN

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 2 nietig is, omdat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is omschreven.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gezien het uitvoerige pleidooi van de raadsman, de tenlastelegging zijn informatiefunctie heeft vervuld.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer. De belagingshandelingen zijn in de tenlastelegging voldoende duidelijk en feitelijk omschreven. Daaronder bevinden zich de verwijten dat verdachte berichten heeft gestuurd, accounts op Facebook en/of Instagram heeft aangemaakt en daarop berichten heeft gestuurd, en dat hij bestellingen heeft gedaan, waaronder een rouwboeket, met een gezamenlijke waarde van bijna € 10.000,00. De tenlastelegging voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en voor de verdediging is voldoende duidelijk wat verdachte onder feit 2 wordt verweten en waartegen hij zich moet verdedigen. Daarom is de dagvaarding in zijn geheel geldig.
3.2
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
3.2.1
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van feit 2, omdat van [benadeelde 1] , [benadeelde 11] en [benadeelde 5] een rechtsgeldige klacht ontbreekt.
3.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voor deze personen uit het dossier blijkt dat zij vervolging wensen. Daarbij moet doorslaggevend zijn of genoegzaam komt vast te staan dat het de uitdrukkelijke wens is van het slachtoffer dat het Openbaar Ministerie vervolging instelt. Uit het lange verloop van het onderzoek, de vele aangiften en verklaringen die zijn afgelegd en de inzet van een televisieprogramma door de benadeelden moet daarvoor volstaan.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het tweede lid van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht volgt dat belaging een klachtdelict is. De vorm waarin de klacht wordt ingediend is voorgeschreven bij artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel beschrijft de klacht als een aangifte van een strafbaar feit met verzoek tot vervolging. Over de precieze inhoud zwijgt de wet. In deze zaak blijkt niet dat door [benadeelde 1] , [benadeelde 11] en [benadeelde 5] een formele klacht is gedaan. Dat hoeft echter niet altijd tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te leiden. Op grond van vaste rechtspraak kan, indien een klacht ontbreekt, toch een klacht worden aangenomen als op grond van het onderzoek ter terechtzitting is vastgesteld dat de aangever ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat strafvervolging zou worden ingesteld.
De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is voor zover het [benadeelde 1] en [benadeelde 5] betreft. Zij hebben beiden meermalen aangifte gedaan, waarbij is aangegeven dat aangevers de schade willen verhalen op de verdachte en op de hoogte gehouden willen worden van de voortgang van het onderzoek. Daarnaast is door aangevers een vordering benadeelde partij ingediend en blijkt uit hun ter zitting voorgehouden slachtofferverklaringen dat er redelijkerwijs geen enkele twijfel over kan bestaan dat aangevers ten tijde van het doen van aangifte de bedoeling hadden dat een vervolging tegen verdachte zou worden ingesteld. Het Openbaar Ministerie is daarom ontvankelijk in de vervolging.
Voor wat betreft [benadeelde 11] geldt dat uit het dossier niet blijkt van een (tijdige) aangifte en/of formele klacht. Het Openbaar Ministerie is daarom niet-ontvankelijk in de vervolging voor dit deel van het ten laste gelegde.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het misbruik van gegevens van [benadeelde 3] , omdat de verdediging niet de gelegenheid heeft gekregen haar te horen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde, omdat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot [benadeelde 2] geldt dat het enkele misbruiken van zijn naam niet voldoende is om te komen tot identiteitsfraude.
Ten aanzien van de nepprofielen op naam van [benadeelde 1] zag de opzet van verdachte niet op het verhullen of misbruiken van de identiteit.
De verklaring van [benadeelde 3] zou niet voor het bewijs moeten worden gebruikt, nu de verdediging niet de gelegenheid heeft gekregen haar te horen als getuige. Dat betekent dat onvoldoende wettig bewijs overblijft voor een veroordeling.
Met betrekking tot [benadeelde 4] zijn de screenshots in het dossier niet of onvoldoende identificerend, zodat een derde niet direct bij [benadeelde 4] uitkomt.
Ten aanzien van [benadeelde 5] geldt dat de phishing-e-mails geen identiteitsfraude opleveren. De overige gedragingen uit haar aangifte zien op belaging.
De adresgegevens die volgens de tenlastelegging van [benadeelde 6] zijn gedeeld, zijn geen identificerende persoonsgegevens.
Voor de beschuldiging met betrekking tot [benadeelde 7] bestaat geen wettig en overtuigend bewijs. Verdachte kent haar niet en door de politie is geen onderzoek gedaan naar het misbruik van het Facebook-account van [benadeelde 7] .
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft (partiële) vrijspraak bepleit van het onder feit 2 ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte ontkent bestellingen te hebben gedaan die zijn bezorgd bij aangevers en uit het bewijs blijkt niet wie deze bestellingen heeft gedaan. Met betrekking tot [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 2] en [benadeelde 9] is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer door verdachte. Ten aanzien van [benadeelde 1] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
De verklaring van verdachte
Ik ben wel bereid om te verklaren. Dit wil ik heel graag en dit zal een bekennende verklaring zijn. Het klopt dat ik [benadeelde 1] en een aantal andere personen heb lastig gevallen. Mijn handelen komt overeen met de tenlastelegging zoals ik die destijds heb gezien. [2]
Berichten van verdachte aan [benadeelde 1]
Mijn rol was best groot […] Een aantal accounts komen van mij [3]
Maar redelijk wat van die accounts heb ik gemaakt toen ik mij verveelde [4]
Als je een snap account bedoelt met zo een naam heb ik die ook een keer aangemaakt bro [5]
Maar ik heb toen ik mij verveelde ook een aantal van die accounts gemaakt [6]
Ik had niet zo lang door moeten gaan met fake accounts. [7]
De aangifte door [benadeelde 2]
Mijn broer [benadeelde 1] heeft al een poosje last van iemand die op zijn naam accounts aanmaakt. [benadeelde 1] werd uitgenodigd op het account met de naam [gebruikersnaam] , dit stond als gebruikersnaam. In de twee opvolgende dagen werden er verschillende accounts aangemaakt op mijn naam. [8] Deze accounts waren ook op Snapchat: [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] . Er zijn nog een aantal accounts op mijn naam gemaakt maar die hebben geen vervelende boodschap in de gebruikersnaam of volledige naam. [9]
De verklaringen van [benadeelde 1]
Ik ontving een bericht van [verdachte] . Hij vertelde dat hij contact had gehad met [naam] en hij een deel van een foto van mij had gekregen. Ik kreeg toen de foto doorgestuurd. Ik herkende op deze foto mijzelf. Op 25 mei 2018 zag ik dat er opnieuw een account was met mijn naam op Snapchat. Ik zag dat er toen door degene op dit account contact werd gezocht met meerdere volgers. Op 30 mei 2018 ontving ik via Snapschat verschillende verzoeken met rare account namen: " [accountnaam] , [accountnaam] en [accountnaam] ". Deze accounts heb ik niet gemaakt. Op 31 mei 2018 zijn vrienden van mij opnieuw toegevoegd via Snapchat via een account de naam zoals [accountnaam] . Via dit account werd gevraagd of iemand een naaktfoto wilde van [benadeelde 1] . [10] Op 23 juni 2018 zag ik dat er weer een nepaccount was aangemaakt met de naam [accountnaam] met een profielfoto van mij. Ik zag dat er hele rare en seksueel getinte opmerkingen stonden onder foto's van vrienden van mij. Deze opmerkingen heb ik absoluut niet geplaatst, maar iemand heeft dus misbruik van mijn naam gemaakt. [11]
Op 19 oktober 2018 zag mijn vader dat bij de buren een pakketje was afgegeven dat aan mij was gericht. Er worden buiten het feit dat ik lastig gevallen word op sociaal media inmiddels ook pakketten bij mij thuis bezorgd. Mijn vader zag direct dat het een rouwstuk betrof. Aan het rouwstuk zaten witte linten. Op de witte linten stond de tekst “het gaat je goed. Liefs, [benadeelde 4] , [naam] , [naam] , [naam] en [naam] . Rust zacht [benadeelde 1] ! dank je wel voor de tijd, die we samen hebben mogen beleven”. [12] Gisteravond was ik aan werk bij de [snackbar] in [plaats] . Mijn manager zei tegen mij dat er vier bestellingen waren gedaan op naam van [benadeelde 4] . Twee bestellingen van de [snackbar] waren bestellingen op het adres van [benadeelde 4] de andere twee bestellingen waren ter bezorging op mijn adres. [13]
De aangifte door [benadeelde 4]
In januari 2018 begonnen er social media-accounts voorbij te komen met naaktfoto’s van [benadeelde 1] . Vanaf dat moment kreeg ik telkens meer vriendschapsverzoeken binnen waarin ik genoemd werd en waarbij andere vrienden in een zwart daglicht werden gebracht. Toen is gebleken dat ene [verdachte] hierachter zou zitten. Dit heeft hij aan mij en aan [benadeelde 1] toegegeven. Hij heeft mij dit ook op 29 juni 2018 geappt. Hij gaf aan dat hij verschillende accounts had aangemaakt. [14] Op 19 oktober 2018 begon het weer. Ik kreeg een pakketje binnen geadresseerd aan [benadeelde 1] met ons adres erop. Tijdens het werk zag ik mijn adres weer tevoorschijn komen. Er was een bestelling gedaan. Er waren drie milkshakes, een hamburgermenu en een spareribmenu met patat besteld. Ongeveer voor vijftig euro aan eten was er besteld. Op 20 oktober 2018 kreeg ik weer een pakketje via de brievenbus binnen die weer geadresseerd was aan [benadeelde 1] met mijn adres. [15]
De aangifte door [benadeelde 5]
Ik ben via messenger van Facebook door verschillende persoonsnamen benaderd. De persoonsnamen die gebuikt worden zijn: [persoonsnaam] , [persoonsnaam] , [persoonsnaam] , [persoonsnaam] , [persoonsnaam] […]. Ik kan u vertellen dat er foto’s van mij en de kinderen zijn gedeeld door [naam] , dit is begonnen op 25 augustus 2018. Ik kan u vertellen dat er ook pakketjes op mijn naam zijn besteld. [16]
Verhoor [benadeelde 5] bij de RC op 8 okt 2021
Kunt u concreet vertellen wat er met uw foto of foto's is gebeurd?
Dat er accounts met mijn foto aangemaakt werden.
Kunt u zich nog herinneren welk medium dat was?
Vooral Facebook.
Ging het om meerdere accounts?
Kunt u zich nog herinneren of het ging om accounts met specifieke namen?
Mijn naam sowieso een keer, [naam] . ik weet niet meer alle namen uit mijn hoofd. [18]
De aangifte door [benadeelde 6]
Op 25 oktober heb ik het eerste bericht ontvangen via Facebook Messenger. Ik zag dat er in het bericht stond: “Heee Ik hoorde van [benadeelde 1] dat jij lastig gevallen wilt worden Klopt dat? Nu kan je nog kiezen Of ken je downie [benadeelde 1] niet?”. [19] Op 6 november 2018 is er pizza besteld bij restaurant [restaurant 1] aan de [adres] te [plaats] . Met als klantgegevens [verdachte] , [adres] , [woonplaats] . Hierop ontvingen wij op 7 november 2018 omstreeks 15.25 uur een bestelling van [restaurant 2] . Diezelfde dag ontving ik via Instagram, via het account [accountnaam] berichten. Opvallend aan dit gesprek vind ik dat hij zegt dat hij zag dat er een paar nepaccounts waren aangemaakt. Dit is gedaan via Snapchat, vreemd vind ik dat hij dit heeft gezien. Ik heb de accounts direct geblokkeerd en dat is het niet meer te zien. [20] ‘s Avonds ontving ik een bestelling op naam van [naam] . Vanmorgen, 8 november, ontving ik via Snapchat een verzoek met de accountnaam: [accountnaam] . Geen van deze bestellingen heb ik betaald of aangenomen. [21] De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om tot een bewezenverklaring van de identiteitsfraude ten aanzien van [benadeelde 7] (feit 1) en de belaging van [benadeelde 9] (feit 2) te komen. Nu sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zal de rechtbank verdachte van dit gedeelte van het ten laste gelegde vrijspreken.
Ook zal de rechtbank verdachte om technische redenen vrijspreken van identiteitsfraude en belaging ten aanzien van [benadeelde 3] , omdat de verdediging geen gelegenheid heeft gehad [benadeelde 3] te ondervragen.
Bewezenverklaring
Op grond van bovengenoemde aangiftes in combinatie met de bekennende verklaring van verdachte is er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over dat verdachte de hem tenlastegelegde handelingen voor het overige heeft verricht. Verdachte heeft na kennisname van de tenlastelegging en in de periode dat hij van rechtsbijstand verzekerd was ten overstaan van de raadkamer van de rechtbank zonder voorbehoud verklaard dat hij een bekennende verklaring zou afleggen in lijn met de tenlastelegging die bij hem bekend was. De rechtbank houdt verdachte thans aan die verklaring.
Ten aanzien van feit 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte door middel van het aanmaken van diverse accounts op social media, het plaatsen van berichten met gebruikmaking van die accounts en het laten afleveren van diverse bestellingen op naam en/of adres van aangevers opzettelijk de persoonsgegevens van aangevers heeft gebruikt met het oogmerk hun identiteit te misbruiken. Het gebruiken van de namen, adresgegevens en foto’s van aangevers, niet zijnde de persoonsgegevens van verdachte, kan niet anders dan opzettelijk hebben plaatsgevonden. In dit opzettelijk handelen is het oogmerk om de identiteit van aangevers te misbruiken begrepen. Uit dit gebruik heeft bovendien nadeel voor aangevers kunnen ontstaan, waaronder de bij de invoer van artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht genoemde reputatieschade.
Voor wat betreft het gebruik van foto’s die door verdachte gebruikt zijn en geplaatst op een door verdachte op naam van een ander gemaakt account, geldt dat verdachte de hem niet toebehorende foto’s op die wijze aan derden heeft verstrekt. Immers een dergelijk account is door derden te benaderen, in te zien en heeft de mogelijkheid daarop te reageren.
De verklaring van verdachte dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij het doen van bestellingen op naam en/of adres van aangevers, maar dat dit door iemand anders zou zijn gedaan, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Dat een ander hiervoor verantwoordelijk zou zijn, is voor de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk geworden en het staat haaks op zijn eerdere verklaring ten overstaan van de raadkamer.
Ten aanzien van feit 2
Voor de vraag of voornoemde handelingen belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht opleveren, dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte door op deze wijze te handelen stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangevers.
Uit het dossier volgt dat het handelen van verdachte grote invloed heeft gehad op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van de aangevers. Daarnaast volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte gedurende ruim een jaar op diverse wijzen veelvuldig contact heeft gezocht met de aangevers, ook al was dat ten aanzien van enkele aangevers beperkter in duur. Ook het op naam laten bezorgen van goederen of eten ziet de rechtbank als een vorm van niet gewenst contact. Het letterlijk laten aanbellen aan iemands woonadres is naar zijn aard een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. In je eigen woonhuis hoor je vrij te zijn van ongewenste contacten. De intensiteit en de aard van het handelen van verdachte was echter van dien aard dat de rechtbank ook in die gevallen waar sprake is van een kortere duur van oordeel is dat dat handelen als stelselmatig is aan te merken. Daarbij speelt mede een rol dat het handelen onderdeel uitmaakte van een patroon van handelen van verdachte, op een vergelijkbare wijze richting alle aangevers. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn handelen stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op tijdstippen in de periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019 te Houten meermalen telkens opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander heeft gebruikt met het oogmerk om de identiteit van die ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, hierin bestaande dat hij de naam en/of adresgegevens en/of telefoonnummer en/of e-mailadres en/of digitale accounts voor sociale media en/of foto’s van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 6] heeft gebruikt, door voornoemde persoonsgegevens op te nemen in
- wat betreft [benadeelde 2] is zijn naam meermalen op Snapchat gebruikt en
- wat betreft [benadeelde 1] zijn zijn naam en foto's en andere gegevens gebruikt voor diverse
accounts op de social media en
- wat betreft [benadeelde 4] zijn zijn adresgegevens en naam en foto gebruikt voor het bestellen van eten en het afleveren van goederen en het aanmaken van een account op sociale media en
- wat betreft [benadeelde 5] zijn haar foto’s verstrekt aan derden en
- wat betreft [benadeelde 6] zijn adresgegevens en zijn accounts verstrekt en gebruikt;
2
in de periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019 te Houten wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] , met het oogmerk die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 4] en [benadeelde 5] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- onder andere veelvuldig berichten te sturen naar en/of over de bovengenoemde personen via Facebook en/of whatsapp en/of accounts op Facebook en/of Instagram aan te maken op naam van bovengenoemde personen en via deze accounts (voor personen belastende/bedreigende) berichten te sturen naar derden en
- bestellingen te doen op naam van bovengenoemde personen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
feit 2:
belaging, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van vijftien (15) maanden, met aftrek van het voorarrest;
- een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] voor de duur van twee (2) jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte heeft geen justitiële documentatie. Daarnaast zijn de privacy en goede naam van (de ouders van) verdachte door het optreden van SBS en de tv-uitzending ‘Gestalkt’ ernstig geschaad. Door toedoen van het Openbaar Ministerie is verdachte blootgesteld geweest aan een omvangrijke aandacht van de media. Deze media-aandacht heeft een onevenredige inbreuk gemaakt op het door artikel 8 EVRM beschermde recht op eerbiediging van het privéleven. Dit levert een zelfstandig vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv op. Ook is de onschuldpresumptie geschonden, omdat het voor het Openbaar Ministerie, vanwege het tendentieuze karakter van het SBS-programma ‘Gestalkt’, voorzienbaar was dat de inzet van opsporingsberichtgeving zal kunnen leiden tot een vaste overtuiging van de schuld van de verdachte bij het algemene publiek. Het voorgaande dient te leiden tot strafvermindering. Ook verzoekt de verdediging rekening te houden met de conclusie uit de PO-rapportage dat wordt geadviseerd de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Daarnaast had de zaak veel eerder op zitting kunnen en moeten komen. Sinds de aanhouding van verdachte is 2,5 jaar verstreken. Dat dient te leiden tot strafvermindering. De verdediging verzoekt, in geval de rechtbank komt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, deze op te leggen gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar op berekenende wijze schuldig gemaakt aan belaging en identiteitsfraude van vijf slachtoffers. Hij is op een zeer sluwe manier te werk gegaan en heeft met alle middelen geprobeerd sporen die naar hem wezen onzichtbaar te maken, waardoor het laakbare gedrag lang door heeft kunnen gaan. Hiermee heeft verdachte op een ernstige en indringende manier inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Zij voelden zich niet langer veilig in hun eigen huis en moesten voortdurend bedacht zijn op een nieuw bericht, een nieuw fake account of de bezorging van een niet geplaatste bestelling. Daar komt bij dat bij een deel van de slachtoffers sprake was van een jonge en daarmee kwetsbare leeftijd. Het openbaar maken van kleedkamerfoto’s heeft grote gevolgen gehad voor de betrokkenen. Zij durfden niet altijd meer naar school, verloren het plezier in hun teamsport en ontwikkelden concentratiestoornissen. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de grote (psychische) gevolgen van zijn handelen. Het is algemeen bekend dat belaging zeer nadelige psychische gevolgen kan hebben voor de slachtoffers, hetgeen zich ook in onderhavige zaak heeft geopenbaard. Uit de ter zitting voorgehouden slachtofferverklaringen blijkt dat de slachtoffers nog steeds angstgevoelens ondervinden en de gevolgen van het handelen van verdachte nog dagelijks met zich dragen. Het doet pijn en kost moeite om over het gebeuren te spreken of daarop terug te moeten kijken, zoals tijdens het onderzoek op de terechtzitting bij het voorlezen van slachtofferverklaringen voor iedereen duidelijk zichtbaar is geweest. Eén van de slachtoffers is door het handelen van verdachte zelfs depressieve klachten ontwikkeld. Verdachte heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich ter zitting te verantwoorden voor zijn gedrag. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 17 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek, opgesteld door T. den Boer, psychiater, en R. Bout, GZ-psycholoog. Hieruit blijkt dat tijdens de ten laste gelegde feiten sprake was van een autismespectrumstoornis en een depressieve episode. Geadviseerd wordt verdachte de feiten verminderd toe te rekenen.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies van 15 oktober 2021, opgesteld door E. Ebbinkhuijsen. Daaruit blijkt dat de reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering vindt verdere behandeling in een forensisch kader niet nodig.
Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting door de autismecoach van verdachte naar voren is gebracht en waaruit volgt dat verdachte langzaam maar zeker weer stappen vooruit maakt en zijn depressieve periode waarin de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden, achter zich weet te laten.
De straf
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer met betrekking tot het vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, nu dit verweer niet voldoet aan de eisen die aan de inrichting van dergelijke verweren wordt gesteld. De verdediging heeft het standpunt onvoldoende onderbouwd en heeft onder meer onvoldoende inzicht gegeven in de ernst van het verzuim dat veroorzaakt is door het SBS-programma en welk concreet nadeel hieruit zou zijn ontstaan.
Ook gaat de rechtbank niet mee in het standpunt dat strafvermindering moet volgen, omdat de zitting 2,5 jaar na de aanhouding van de verdachte plaatsvond. De eerste zitting vond plaats in april 2021 en daarmee binnen de termijn van twee jaar. Dat de zitting werd aangehouden tot de zitting van 26 oktober 2021, was het gevolg van het toegewezen verzoek van de verdediging tot het horen van acht getuigen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de gepleegde feiten.
Gelet op de ernst van de feiten is slechts een gevangenisstraf passend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarbij een flinke stok achter de deur nodig heeft om hem ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan belaging of identiteitsfraude. De rechtbank zal daarom een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. In afwijking van het reclasseringsrapport zal de rechtbank een contactverbod met de slachtoffers als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf verbinden. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog de maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen. De achterliggende periode heeft aangetoond dat de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden afdoende zijn. De rechtbank heeft geen reden om te veronderstellen dat dit anders zou zijn voor het nu op te leggen voorwaardelijk strafdeel.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van drie jaren, een passende straf.
De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis niet opheffen. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank strikt genomen voldaan aan zijn schorsingsvoorwaarde door te verschijnen op iedere oproeping aan hem door of namens de rechter-commissaris
en/of de officier van justitie of enige andere justitiële instantie en de rechtbank ziet dat het de laatste twee jaar goed gaat met verdachte. De verweten gedragingen zijn bovendien gestopt. Er is passende behandeling en begeleiding voor handen waaraan verdachte zich niet heeft onttrokken. Er zijn geen redenen die maken dat verdachte weer met onmiddellijke ingang vast moet komen te zitten.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
Benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.1082,40. Dit bedrag bestaat uit € 1.082,00 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in het geheel voor toewijzing in aanmerking komt, vanwege het leed dat hem is aangedaan en de overlast die hij heeft ondervonden en zal ondervinden. De officier van justitie heeft verzocht daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat de gijzeling bij het uitblijven van betaling 41 dagen bedraagt.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu sprake is van strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De raadsman van de benadeelde partij heeft pas om 2:15 uur in de nacht voor de zitting een vordering ingediend, terwijl verdachte al 2,5 jaar geleden is aangehouden. De raadsman heeft niet de gelegenheid gehad de vordering met verdachte te bespreken. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Het is juist dat de vordering op een zeer laat tijdstip is ingediend. Dat kan aanleiding zijn deze buiten beschouwing te laten. Echter, de vordering is in dit geval eenvoudig van aard en de verdediging had op de komst van een vordering kunnen anticiperen. De verdediging moet hierop kunnen reageren, zo nodig na een kort moment voor overleg met verdachte. De rechtbank zal de vordering inhoudelijk beoordelen.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
[benadeelde 1] heeft in totaal € 1.082,40 gevorderd. Dit betreft onder meer vergoeding van het eigen risico € 385,00 dat betaald is in het kader van de behandeling door een psycholoog. Deze schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is komen vast te staan dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen. Het overige heeft betrekking op bestede tijd, reizen en parkeren, eigen risico psycholoog, jaar lang nauwelijks benutten van voetbal en gemiste werkuren. Die schade laat zich niet eenvoudig becijferen, zodat de rechtbank gebruik zal maken van de mogelijkheid deze schade te schatten. De rechtbank schat de geleden schade hiervan op een bedrag van
€ 500,00. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft voor een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling. De benadeelde partij is voor wat betreft het overige niet-ontvankelijk in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Totaal
De rechtbank zal de vordering dus tot een bedrag van € 2.885,00 toewijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.885,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 38 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
9.2
Benadeelde partij [benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.385,00. Dit bedrag bestaat uit € 385,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat de gijzeling bij het uitblijven van betaling 47 dagen bedraagt.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen of gematigd, omdat de verklaring van de GZ-psycholoog niet concreet is en de behandeling te maken heeft met de naaktfoto’s van [benadeelde 4] , terwijl dat verdachte niet ten laste is gelegd.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
[benadeelde 4] heeft € 385,00 gevorderd ter zake van het eigen risico met betrekking tot de behandeling door een psycholoog. Deze schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is komen vast te staan dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 2.000,00 aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 2.000,00 als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Op de zitting is toegelicht en zichtbaar geweest op welke wijze hij in de persoon is aangetast. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling.
Totaal
De rechtbank zal de vordering dus tot een bedrag van € 2.385,00 toewijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.385,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 33 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
9.3
Benadeelde partij [benadeelde 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.468,08. Dit bedrag bestaat uit € 1.968,08 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat de gijzeling bij het uitblijven van betaling 30 dagen bedraagt.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde gederfde inkomsten kosten zijn van de werkgever van [benadeelde 5] , terwijl de kosten via haar op verdachte worden verhaald. Daarom verzoekt de verdediging dit onderdeel af te wijzen.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
[benadeelde 5] heeft € 1.968,08 aan materiële schade gevorderd. De deurbel met camera, eigen risico zorgverzekering, kosten behandeling psychosomatisch therapeut, gederfde inkomsten en reiskosten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is komen vast te staan dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank wijst hiervoor een bedrag ter hoogte van € 1.784,44 toe. Met juistheid is gesteld dat wachtdagen na een ziekmelding maken dat de werknemer schade lijdt. Er is derhalve geen sprake van de situatie dat de werkgever een vergoeding verlangt voor doorbetaald loon waar geen arbeidsprestatie tegenover staat.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de tenlastegelegde feiten en de kosten van het bitje. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 1.500,00 aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank acht, gelet op de omstandigheden van het geval, een bedrag van € 500,00 billijk en waardeert de schade op dat bedrag. De rechtbank zal de vordering dan ook tot een bedrag van € 500,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Totaal
De rechtbank zal de vordering dus tot een bedrag van € 2.284,44 toewijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.284,44, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 32 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
9.4
Benadeelde partij [benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 350,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
9.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
9.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren.
9.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van de identiteitsfraude en belaging van [benadeelde 3] zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
9.5
Benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
9.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in het geheel voor toewijzing in aanmerking komt, vanwege het leed dat hem is aangedaan en de overlast die hij heeft ondervonden en zal ondervinden. De officier van justitie heeft verzocht daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat de gijzeling bij het uitblijven van betaling 10 dagen bedraagt.
9.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu sprake is van strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De raadsman van de benadeelde partij heeft pas om 2:15 uur in de nacht voor de zitting een vordering ingediend, terwijl verdachte al 2,5 jaar geleden is aangehouden. De raadsman heeft niet de gelegenheid gehad de vordering met verdachte te bespreken. Subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 500,00 aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank acht deze vordering in zijn geheel toewijsbaar, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
9.6
Benadeelde partij [benadeelde 11]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.532,22. Dit bedrag bestaat uit € 32,22 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde.
9.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat de gijzeling bij het uitblijven van betaling 30 dagen bedraagt.
9.6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de casus die wordt opgevoerd ook over bedreiging met zware mishandeling ging, terwijl dat in onderhavige zaak niet aan de orde is geweest. Daarom zou de vordering moeten worden gematigd.
9.6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is voor wat betreft de belaging van [benadeelde 11] . De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 231b en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding ten aanzien van het ten laste gelegde geldig;
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde, voor zover de tenlastelegging ziet op de belaging van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 9] ;
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde, voor zover de tenlastelegging ziet op de belaging van [benadeelde 11] ;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
vier (4) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie (3) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op
geen enkele wijze – direct of indirect – contactzal opnemen, zoeken of hebben met
- [benadeelde 1] , geboren op [1999] ,
- [benadeelde 2] , geboren op [2003] ,
- [benadeelde 4] , geboren op [1999] ,
- [benadeelde 5] , geboren op [1969] , en/of
- [benadeelde 6] , geboren op [2000] ,
zolang de proeftijd duurt. De politie zal toezicht houden op de naleving van dit contactverbod;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 2.885,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 2.385,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 2.385,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 33 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
  • wijst de vordering van [benadeelde 5] toe tot een bedrag van € 2.284,44;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 500,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 11]
  • verklaart [benadeelde 11] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. J.O. Zuurmond en S.R. van Breukelen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2021.
mr. S.R. van Breukelen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019, te Houten en/of te Utrecht, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander heeft gebruikt met het oogmerk om de identiteit van die ander te verhelen en/of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, hierin bestaande dat hij en/of zijn mededader(s) de naam en/of adresgegevens en/of telefoonnummer en/of e-mailadres en/of digitale accounts voor sociale media en/of foto’s van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] heeft/hebben gebruikt, door voornoemde persoonsgegevens op te nemen in
- wat betreft [benadeelde 2] is zijn naam meermalen, althans eenmaal op Snapchat gebruikt (zaak 1) en/of
- wat betreft [benadeelde 1] is zijn naam en/of foto's en/of andere gegevens gebruikt voor diverse
accounts op de social media (zaak 2 en zaak 4) en/of
- wat betreft [benadeelde 3] is haar foto en naam gedeeld door een account met de naam [benadeelde 1] , (zaak 3) en/of
- wat betreft [benadeelde 4] zijn zijn adresgegevens en /of naam en/of foto gebruikt voor het bestellen van eten en/of het afleveren van goederen en/of het aanmaken van een account op sociale media zoals datingsites (zaak 6) en/of
- wat betreft [benadeelde 5] zijn haar e-mail adres en/of foto’s verstrekt aan derde(n) (zaak 7) en/of
- wat betreft [benadeelde 6] zijn adresgegevens en/of zijn accounts verstrekt en gebruikt ( zaak 8), en/of
- wat betreft [benadeelde 7] is haar naam gebruikt voor een facebookaccount dat lid was geworden van een facebookgroep;
(Artikel art 231b Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 9 april 2019, te Houten, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 9] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 9] en (een) ander(en), in elk geval deze genoemde personen en/of ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door
- onder andere veelvuldig berichten te sturen naar en/of over de bovengenoemde perso(o)n(en)
- via Facebook en/of whatsapp en/of account(s) op Facebook en/of Instagram aan te maken op naam van bovengenoemde perso(o)n(en) en via dit/deze account(s) (voor perso(o)n(en) belastende/bedreigende) berichten te sturen naar derden en/of
- bestellingen /reserveringen te doen op naam van bovengenoemde perso(o)n(en), te weten onder andere diverse goederen waaronder ook een rouwboeket met gezamenlijke waarde van bijna € 10.000,-;
(Artikel art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018188826, PL0900-2018191387, PL0900-2018304957, PL0900-2018307572 en PL0900-2018321009 (onderzoek 09STEAM18), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1280. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal raadkamer verhoor verdachte van 23 mei 2019 (in het dossier opgenomen onder ‘PV verhoor verdachte RDK 23 mei 2019’), pagina 2.
3.Bijlage bij het proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] op 4 juli 2018, pagina 62.
4.Bijlage bij het proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] op 4 juli 2018, pagina 61.
5.Bijlage bij het proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] op 4 juli 2018, pagina 59.
6.Bijlage bij het proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] op 4 juli 2018, pagina 57.
7.Bijlage bij het proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] op 4 juli 2018, pagina 65.
8.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 2] op 2 juli 2018, pagina 28.
9.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 2] op 2 juli 2018, pagina 29.
10.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] op 4 juli 2018, pagina 44.
11.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] op 4 juli 2018, pagina 45.
12.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] op 20 oktober 2018, pagina 176.
13.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 1] op 20 oktober 2018, pagina 177.
14.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 4] op 22 oktober 208, pagina 201.
15.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 4] op 22 oktober 208, pagina 202.
16.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 5] op 24 oktober 2018, pagina 214.
17.Een proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde 5] van 8 oktober 2021, pagina 2 (in het dossier opgenomen onder ‘PV verhoor getuige [benadeelde 5] d.d. 08-10-2021’)
18.Een proces-verbaal verhoor van getuige [benadeelde 5] van 8 oktober 2021, pagina 3 (in het dossier opgenomen onder ‘PV verhoor getuige [benadeelde 5] d.d. 08-10-2021’)
19.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 6] op 7 november 2018, pagina 216.
20.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 6] op 7 november 2018, pagina 217.
21.Een proces-verbaal aangifte door [benadeelde 6] op 7 november 2018, pagina 218.