ECLI:NL:RBMNE:2021:5435

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
16-097943-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor meerdere gewapende overvallen en mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De verdachte is beschuldigd van twee gewapende overvallen, afpersing, diefstal met geweld en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 april 2021 samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een snackbar in Tilburg, waarbij hij een mes heeft getoond en de eigenaar heeft bedreigd. Op 11 maart 2021 heeft hij, eveneens samen met een ander, een gewapende overval gepleegd op een onderneming in Utrecht, waarbij hij de medewerkster heeft gedwongen geld af te geven. Daarnaast heeft de verdachte op 1 april 2021 een fiets gestolen van een slachtoffer in Utrecht, waarbij hij geweld heeft gebruikt. Op 4 augustus 2021 heeft hij twee slachtoffers mishandeld in Schouwen-Duiveland.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 233 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn zorgelijke thuissituatie en het feit dat hij nog niet eerder was veroordeeld. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder jeugdreclasseringstoezicht en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers benadrukt, evenals de noodzaak van begeleiding en behandeling voor de verdachte om herhaling van delictgedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-097943-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2007] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2021. [verdachte (voornaam)] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Omdat [verdachte (voornaam)] ten tijde van het ten laste gelegde feit minderjarig was, heeft de behandeling van de zaak achter gesloten deuren plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen [verdachte (voornaam)] en zijn raadsman mr. R.T.A.G. Keller naar voren hebben gebracht. Ook waren aanwezig de ouders van [verdachte (voornaam)] , [A ] , jeugdreclasseringswerker, en [B] raadsonderzoeker.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte (voornaam)] ervan dat hij:
1. op 9 april 2021 te Tilburg samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op de snackbar van [slachtoffer 1] ;
2. op 11 maart 2021 te Utrecht samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op de [onderneming 1] ;
3. op 1 april 2021 te Utrecht met geweld en/of bedreiging met geweld een fiets heeft gestolen van [slachtoffer 2]
en/of
op 1 april 2021 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft afgeperst;
4. op 4 augustus 2021 te [plaatsnaam 1] [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht onder feit 2 zowel de diefstal met geweld in vereniging als de afpersing in vereniging wettig en overtuigend te bewijzen. Een van de daders heeft namelijk zelf geld uit de lade gepakt terwijl mevrouw [slachtoffer 5] ook onder bedreiging geld moest afgeven. De officier van justitie stelt zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de diefstal met geweld. [verdachte (voornaam)] verklaart geen opzet te hebben gehad op de diefstal, maar hij verklaart ook dat hij gezegd heeft tegen het slachtoffer dat hij zijn kleding uit moest doen en hij neemt de fiets van het slachtoffer mee. Volgens de officier van justitie had [verdachte (voornaam)] daarom wel opzet op de diefstal. De officier van justitie verzoekt [verdachte (voornaam)] vrij te spreken van de afpersing, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd. De officier van justitie merkt ten aanzien van feit 4 op dat [verdachte (voornaam)] de agressor is geweest en dat de medeverdachte verklaart dat [verdachte (voornaam)] aan het bekvechten was. [verdachte (voornaam)] zegt zelf ook dat hij had kunnen wegrennen, waardoor onvoldoende ondersteuning is voor een noodweersituatie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feit 1 [1]
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] op de zitting van 5 oktober 2021 [2] ;
-
de aangifte van [slachtoffer 1] [3] .
Feit 2 [4]
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] op de zitting van 5 oktober 2021 [5] ;
-
de aangifte van [slachtoffer 5] met goederenbijlage [6] .
Feit 3
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] op de zitting van 5 oktober 2021 [7] ;
-
de aangifte van [slachtoffer 2] [8] .
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte (voornaam)] de fiets van het slachtoffer heeft gestolen en dat deze diefstal werd voorafgegaan door geweld door het slachtoffer bij de keel vast te pakken en hem te duwen. De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door geweld dan wel bedreiging met geweld werd gedwongen om zijn fiets af te geven.
Feit 4 [9]
Uit het proces-verbaal van verhoor van [verdachte (voornaam)] bij de politie blijkt het volgende:
Ik heb die Duitser met mijn schoen 1 of 2 keer geraakt. [..] Ik heb toen die Duitser geschopt en geslagen met mijn schoen. [10]
Uit de aangifte van [slachtoffer 3] blijkt het volgende:
Op 4 augustus 2021 was ik samen met 6 vrienden aan de [straatnaam] te [plaatsnaam 1] . [..] op enig moment kwamen er twee jonge mannen van ongeveer 15 jaar naar ons toe. Ik kreeg toen direct een duw van een van de jongens. Ik zag dat de jongen een Afrikaans uiterlijk had en een schoudertas droeg en dat hij zijn rechterhand steeds in zijn tas hield. [..] Dezelfde jongen gaf mij weer een harde duw. Hierdoor viel ik op de grond. Dit deed erg veel pijn. [11]
Uit het verhoor van getuige [slachtoffer 4] blijkt het volgende:
Ik zag dat een van de jongens, met een Afrikaans uiterlijk en een schoudertasje, [slachtoffer 3 (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) een duw gaf. [..] Vervolgens begon de jongen tegen mij. Direct volgend op de duw kreeg ik een harde trap in mijn linker zijde. [..] de jongen trapte weer tegen onze fietsen en hij deed zijn schoen uit en sloeg hiermee tegen mijn hoofd. Dit was op mijn linkerslaap. [..] het is gevoelig en er zit een kleine bult. [12]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] heeft mishandeld. [verdachte (voornaam)] bekent bij de politie dat hij ‘die Duitser’ heeft geschopt en geslagen met zijn schoen (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 4] ). [slachtoffer 4] verklaart dat [slachtoffer 3] door dezelfde jongen geduwd wordt als de jongen die hem geslagen heeft. Het signalement dat beide aangevers geven van de dader, is ook gelijkluidend. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte (voornaam)] zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] heeft mishandeld.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
1. op 9 april 2021 te [plaatsnaam 2] tezamen en in vereniging met een ander een kassalade (inhoudende ongeveer 300 Euro), die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, immers, zijn en/of hebben hij, verdachte, en zijn mededader
- de cafetaria van die [slachtoffer 1] met mondkap en/of capuchon binnengedrongen en
-die [slachtoffer 1] een mes getoond en
-die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Geld, geld, geld".
2. op 11 maart 2021 te [plaatsnaam 3] tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag (van ongeveer 269,19 euro), dat geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan de [onderneming 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers zijn/hebben hij, verdachte, en zijn mededader
- de [onderneming 1] met mondkap en capuchon binnengedrongen en
- die [slachtoffer 5] een mes getoond en dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] gehouden en
- die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd: "Dit is een overval", "Doe de kassalade open", "Schiet op" en "Geld, geld".
en
op 11 maart 2021 te [plaatsnaam 3] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 269,19 euro), dat geheel aan de [onderneming 1] of aan een derde toebehoorde, door
- de [onderneming 1] met mondkap en capuchon binnen te dringen en
- die [slachtoffer 5] een mes te tonen en dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] te houden en
- die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "Dit is een overval", "Doe de kassalade open", "Schiet op" en "Geld, geld".
3. op 1 april 2021 te [plaatsnaam 3] een fiets, die geheel aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2]
- bij de keel vastgepakt en vastgehouden en
- van de fiets geduwd en
- dreigend de woorden toegevoegd "Geef je fiets, doe je jas uit, geef mij je schoenen, geef je tas".
4. op meerdere tijdstippen op 4 augustus 2021 te [plaatsnaam 1] , gemeente
Schouwen-Duiveland, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] meerdere malen (met kracht) tegen het lichaam te duwen (waardoor die [slachtoffer 3] op de grond viel) en
- die [slachtoffer 4] eenmaal (met kracht) tegen de zij te trappen en eenmaal met een schoen tegen het hoofd te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
Feit 4: mishandeling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte (voornaam)] uitsluit. [verdachte (voornaam)] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het zeer zorgelijk dat [verdachte (voornaam)] in één maand twee gewapende overvallen en een straatroof heeft gepleegd en dat hij vervolgens tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis ook nog wordt opgepakt voor een mishandeling. Zij houdt in haar eis rekening met de leeftijd van [verdachte (voornaam)] , zijn zorgelijke thuissituatie en zijn blanco strafblad. Anderzijds neemt zij het belang van de maatschappij mee in haar eis en vindt zij dat tegen feiten zoals [verdachte (voornaam)] heeft gepleegd stevig moet worden opgetreden.
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte (voornaam)] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 53 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 8 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
 jeugdreclasseringstoezicht, waaronder ITB Harde Kern voor de duur van maximaal 6 maanden,
 de plicht zich te melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
 de plicht om mee te werken aan ambulante behandeling bij [instelling 2] in de vorm van FAST of een soortgelijke behandeling en/of instelling;
 indien tijdens het toezicht blijkt dat een behandeling hiervoor geïndiceerd is, de plicht zich onder behandeling te stellen van een door de jeugdreclassering te bepalen zorgverlener, voor de behandeling van de psychotrauma- en/of stressorgerelateerde stoornis, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
 een contactverbod met de slachtoffers:
o [slachtoffer 1] , geboren op [1981] ;
o [slachtoffer 5] , geboren op [1992] ;
o [slachtoffer 2] , geboren op [2005] ;
o [slachtoffer 3] , geboren op [2004] ;
o [slachtoffer 4] , geboren op [2004] ;
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 een locatieverbod voor het [onderneming 1] te [plaatsnaam 5] en de cafetaria [onderneming 2] te [plaatsnaam 2] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
 een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [2006] en [medeverdachte 2] geboren op [1999] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
 conform zijn lesrooster onderwijs zal volgen;
Toezicht in de vorm van elektronische controle vindt de officier van justitie op dit moment niet nodig.
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat [verdachte (voornaam)] niet terug naar de jeugdgevangenis gestuurd moet worden, maar dat een forse waarschuwing wel passend is. De raadsman benoemt ook dat [verdachte (voornaam)] de noodzaak van de bijzondere voorwaarden inziet. Elektronische controle, zoals de heer [A ] (van [instelling 1] [.] ) op zitting ter sprake heeft gebracht, zou volgens de raadsman averechts werken. Bij te veel beperkingen wordt de kans op recidive immers groter. Tot slot merkt de raadsman op dat het programma waar [verdachte (voornaam)] aan gebonden is erg uitgebreid is en hij vraagt zich af of daarnaast een werkstraf van 100 uur realiseerbaar is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
[verdachte (voornaam)] heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan gewapende overvallen op de [onderneming 1] en op een cafetaria, waarbij zij messen in hun handen hadden en deze messen ook naar personen gericht hebben. [verdachte (voornaam)] en zijn mededader hebben hiermee enorm bedreigende situaties gecreëerd voor deze personen. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Dergelijke feiten hebben een enorme impact op de slachtoffers en zij kunnen daar nog lange tijd last van hebben. Dat blijkt ook wel uit de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] . Zij heeft nog altijd fysieke klachten die het gevolg zijn van de overval en ze voelt zich niet prettig op haar werkplek. Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. In de [onderneming 1] waren naast de medewerksters ook een aantal klanten aanwezig. Ook voor hun is dit een hele nare ervaring geweest. Doorgaans wordt voor dit soort feiten dan ook onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd.
De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat een pas 14-jarige jongen dit soort feiten pleegt.
Daarnaast heeft [verdachte (voornaam)] zich schuldig gemaakt aan het plegen van een straatroof door het slachtoffer bij zijn keel vast te pakken, hem van zijn fiets te duwen, te dwingen om zijn fiets af te geven, zijn jas en schoenen uit te doen en zijn tas af te geven. [verdachte (voornaam)] is uiteindelijk met de fiets van het slachtoffer weggefietst. [verdachte (voornaam)] heeft hierbij geen respect getoond voor andermans eigendom en bovenal een ernstige inbreuk gemaakt op de veiligheidsgevoelens van het slachtoffer.
Ten slotte heeft [verdachte (voornaam)] , terwijl hij in een schorsing liep, twee slachtoffers mishandeld. Door dit handelen heeft [verdachte (voornaam)] inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Ook dit soort strafbare feiten leiden tot gevoelens van onveiligheid en angst bij de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen.
De persoon van [verdachte (voornaam)]
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte (voornaam)] van 3 september 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychologisch onderzoek pro justitia, opgesteld op 21 juli 2021 door drs. R.C. Norp, GZ-psycholoog. Uit de rapportage volgt dat bij [verdachte (voornaam)] sprake is van een andere gespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis, een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Passend bij de ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis heeft [verdachte (voornaam)] moeite om negatieve gevoelens een plek te geven en is zijn zelfbeeld kwetsbaar, waardoor hij moeite heeft om te gaan met problemen en gebeurtenissen. Dit maakt hem vatbaar voor negatieve beïnvloeding van anderen. Ook is hij hierdoor onvoldoende in staat om met negatieve emoties om te gaan. Op die momenten is hij onvoldoende in staat om een weloverwogen keuze te maken en de ontoelaatbaarheid van zijn handelen in te schatten, terwijl zijn cognitieve vermogens anders doen vermoeden en hij achteraf wel gevoelens van schuld en schaamte ervaart. Voorstelbaar is dat hij gevoelens van somberheid, boosheid en het gevoel op zichzelf aangewezen te zijn heeft omgezet in negatieve spanning en afleiding, en in toenemende mate middelengebruik (blowen), waar sprake van was ten tijde van het tweede tenlastegelegde feit. Vanuit zijn gedragsstoornis is [verdachte (voornaam)] met name op zichzelf gericht en is hij sneller geneigd om de grenzen van zichzelf en anderen te overschrijden. Passend hierbij, en zorgelijk, is dat [verdachte (voornaam)] , ondanks de schuldgevoelens waar hij over spreekt, achteraf beperkt inzicht toont en zijn handelen enigszins goedpraat. Ondanks het langdurige tijdsbestek van de eerste drie tenlastegelegde feiten waarin [verdachte (voornaam)] anders had kunnen besluiten, heeft [verdachte (voornaam)] vanwege zijn problematiek onvoldoende gedragsalternatieven voorhanden gehad wat geleid heeft tot betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten. Alles overziend wordt geadviseerd om de tenlastegelegde feiten, indien bewezen, hem in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van de verschillende adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming. Mevrouw [B] , raadsonderzoeker, was aanwezig op de zitting. Zij acht het belangrijk dat de schorsingsvoorwaarden, waaronder een meldplicht, ook bij vonnis worden opgelegd en vindt dat een intensieve begeleidingsvorm nodig is om herhaling van delictgedrag te voorkomen.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor minderjarigen. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat aan [verdachte (voornaam)] een jeugddetentie dient te worden opgelegd. De rechtbank is vanwege de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden en de jonge leeftijd van [verdachte (voornaam)] van 14 jaar ten tijde van de feiten echter ook van oordeel dat een pedagogisch programma in de op te leggen straf door middel van bijzondere voorwaarden zwaarder weegt dan het ondergaan van jeugddetentie en hij daarom nu niet opnieuw naar de jeugdgevangenis hoeft.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een jeugddetentie voor de duur van 233 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorarrest heeft doorgebracht (te weten 53 dagen), met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals gevorderd door de officier van justitie.
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte (voornaam)] opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan als hem niet de juiste hulp en ondersteuning wordt geboden. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die [verdachte (voornaam)] zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen mes (G671465) dient te worden onttrokken aan het verkeer. Met dit voorwerp kunnen feiten als bewezenverklaard worden begaan en dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.758,03. Dit bedrag bestaat uit € 1.258,03 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.107,47. Dit bedrag bestaat uit € 3.107,47 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit. Van dit bedrag is € 1.129,00 reeds vergoed.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering [slachtoffer 5]
De officier van justitie vordert de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met verhoging van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering [slachtoffer 2]
De officier van justitie vordert ten aanzien van de materiële schade toewijzing van de resterende schade van de fiets, te weten € 129,00. De officier van justitie stelt zich ten aanzien van de schadepost die ziet op de vervanging van de sloten, op het standpunt dat onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is van rechtstreekse schade. Met betrekking tot de sleutelbos stelt de officier van justitie dat onvoldoende is onderbouwd dat de schade daadwerkelijk € 50,00 bedraagt. De officier van justitie verzoekt deze schadeposten niet-ontvankelijk te verklaren. Verder vordert zij de immateriële schadevergoeding te matigen tot € 500,00. Hoewel dit deel van de vordering beperkt is onderbouwd, is het aannemelijk dat dergelijke delicten psychisch leed veroorzaken. De officier van justitie vordert de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 629,00, met verhoging van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Vordering [slachtoffer 5]
De raadsman verzoekt de benadeelde partij in het deel van de vordering dat ziet op de kosten van manuele therapie en de reiskosten van en naar deze therapie niet-ontvankelijk te verklaren. Uit bijlage 6 van de vordering blijkt volgens de raadsman dat het slachtoffer is afgemeld bij de psycholoog omdat zij uitbehandeld is. De raadsman stelt dat de lichamelijke klachten waarvoor aangeefster mogelijk naar de manueel therapeut gaat in onvoldoende rechtstreeks verband staan met de overval en verzoekt de benadeelde partij voor wat betreft deze schadepost niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman verzoekt tot slot de immateriële schadevergoeding te matigen.
Vordering [slachtoffer 2]
De raadsman verzoekt de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde materiële schade in het geheel niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman stelt dat de aankoopfactuur van de fiets van 2018 is en dat het gebruikelijk is een percentage afschrijving toe te passen. De verzekering heeft € 500,00 vergoed en deze vergoeding overstijgt volgens de raadsman de aanschaf minus de afschrijving. Verder meent de raadsman dat de schadepost met betrekking tot de sleutelbos onvoldoende is onderbouwd en hetzelfde geldt voor de vervanging van de sloten. Tot slot merkt de raadsman ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding op dat een onderbouwing mist waaruit volgt dat geestelijk letsel is ontstaan. De benadeelde partij moet volgens de raadsman daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 5]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen. De rechtbank is van oordeel dat de schade met betrekking tot de psychologische behandeling en de reiskosten van en naar de praktijk toewijsbaar is. De rechtbank zal daarom aan materiële schade een bedrag van € 333,49 toewijzen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen
verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de
normschending meebrengen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde
partij is aangetast. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige
inbreuk dat haar immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank is
echter van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 1.500,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal dit bedrag in zoverre toewijzen.
De rechtbank verklaart het deel van de vordering dat ziet op de manuele therapie (zowel de kosten voor de therapie zelf als de reiskosten) niet-ontvankelijk. In deze zaak zijn deze posten namelijk onvoldoende onderbouwd. Die nadere onderbouwing heeft [slachtoffer 5] wel gegeven in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] , maar de rechtbank mag die uitleg niet in deze zaak gebruiken, omdat [verdachte (voornaam)] en zijn advocaat daar niet op hebben kunnen reageren.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 1.833,49 toewijzen, bestaande uit € 333,49 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank veroordeelt [verdachte (voornaam)] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, [verdachte (voornaam)] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte (voornaam)] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag van € 1.833,49, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2021, tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte (voornaam)] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling omdat [verdachte (voornaam)] nog minderjarig was ten tijde van het plegen van het feit.
Als [verdachte (voornaam)] aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.
Vordering [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij, onvoldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij (niet reeds vergoede) materiële schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 3 bewezen verklaarde handelen. De benadeelde partij wordt voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk verklaard, omdat uit het dossier niet is gebleken dat huissleutels zijn gestolen die vervanging van de sloten rechtvaardigen en niet is onderbouwd waarom de sleutelbos € 50,00 kostte. Verder is, gelet op de gebruikelijke afschrijving, onvoldoende onderbouwd waarom de nieuwwaarde van de fiets vergoed zou moeten worden en aldus een hoger bedrag vergoed zou moeten worden dan het al door de verzekering aan de benadeelde partij vergoede bedrag van € 500,00 voor de fiets.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen
verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de
normschending meebrengen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde
partij is aangetast. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige
inbreuk dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank is
echter van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 500,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal dit bedrag in zoverre toewijzen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 500,00 toewijzen, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 april 2021 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte (voornaam)] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 april 2021, tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte (voornaam)] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling omdat [verdachte (voornaam)] nog minderjarig was ten tijde van het plegen van het feit.
Als [verdachte (voornaam)] aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 233 dagen;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (te weten: 53 dagen) op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat een gedeelte van
180 dagenvan de jeugddetentie
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jaarvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gegeven door [instelling 1] [.] , afdeling [afdeling] , [adres 2] , [plaatsnaam 3] , mede omvattende een meldplicht, waarvan maximaal zes maanden bestaan uit het meewerken aan ITB Harde Kern;
 de plicht om mee te werken aan ambulante behandeling bij [instelling 2] in de vorm van FAST of een soortgelijke behandeling en/of instelling;
 indien tijdens het toezicht blijkt dat een behandeling hiervoor geïndiceerd is, de plicht zich onder behandeling te stellen van een door de jeugdreclassering te bepalen zorgverlener, voor behandeling van de psychotrauma- en/of stressorgerelateerde stoornis, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
 dat verdachte conform zijn lesrooster onderwijs zal volgen;
 een contactverbod met de slachtoffers:
o [slachtoffer 1] , geboren op [1981] ;
o [slachtoffer 5] , geboren op [1992] ;
o [slachtoffer 2] , geboren op [2005] ;
o [slachtoffer 3] , geboren op [2004] ;
o [slachtoffer 4] , geboren op [2004] ;
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Controle op de naleving daarvan dient te geschieden door de politie
 een locatieverbod voor het [onderneming 1] te [plaatsnaam 5] en de cafetaria [onderneming 2] te [plaatsnaam 2] , inhoudende dat verdachte zich niet mag bevinden in of in een straal van 50 meter om deze locaties, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Controle op de naleving daarvan dient te geschieden door de politie;
 een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [2006] en [medeverdachte 2] , geboren op [1999] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Controle op de naleving daarvan dient te geschieden door de politie;
- Beveelt dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen jeugddetentie;
Beslag
verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK mes (G671465);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 1.833,49, bestaande voor een bedrag van € 1.500,00 uit immateriële schade en voor een bedrag van € 333,49 uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 1.833,49 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2021, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. G. Schnitzler en J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 9 april 2021 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade (inhoudende ongeveer 300 Euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk
te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers, is en/of heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader
- de cafetaria van die [slachtoffer 1] met mondkap en/of capuchon binnengedrongen en/of
-die [slachtoffer 1] een mes getoond en/of
-die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Geld, geld, geld",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (van ongeveer 269,19 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [onderneming 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is en/of heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader
- de [onderneming 1] met mondkap en/of capuchon binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer 5] een mes getoond en/of dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] gehouden en/of
- die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd: "Dit is een overval", "Doe de kassalade open", "Schiet op" en/of "Geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 269,19 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de [onderneming 1] of aan een derde toebehoorde, door
- de [onderneming 1] met mondkap en/of capuchon binnen te dringen en/of
- die [slachtoffer 5] een mes te tonen en/of dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] te houden en/of
- die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "Dit is een overval", "Doe de kassalade open", "Schiet op" en/of "Geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 1 april 2021 te Utrecht een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 2]
- bij de keel vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- van de fiets geduwd en/of
- dreigend de woorden toegevoegd "Geef je fiets, doe je jas uit, geef mij je schoenen, geef je tas",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 1 april 2021 te Vleuten, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan een derde toebehoorde, door die [slachtoffer 2]
- bij de keel vast te pakken en/of vast te houden en/of
- van de fiets te duwen en/of
- dreigend de woorden toe te voegen "Geef je fiets, doe je jas uit, geef mij je schoenen, geef je tas",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 4 augustus 2021 te [plaatsnaam 1] , gemeente
Schouwen-Duiveland, althans in Nederland, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 3] een of meerdere malen (met kracht) tegen het lichaam te duwen (waardoor die [slachtoffer 3] op de grond viel) en/of
- die [slachtoffer 4] een of meerdere malen (met kracht) in/tegen de zij, althans het lichaam, te
schoppen/trappen en/of een of meerdere malen met een schoen, althans een hard voorwerp,
tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 juni 2021, genaamd [.....] /2021088818, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 251. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 9 april 2021, opgemaakt door [C] , p. 86.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 mei 2021, genaamd [....] , opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 429. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 22 april 2021, opgemaakt door [D] , p. 35-37.
7.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 1 april 2021, opgemaakt door [E] , p. 367-369.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 augustus 2021, genummerd PL2000-2121207385, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 90. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 11 augustus 2021, opgemaakt door [F] en [G] , p. 18-26.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 4 augustus 2021, opgemaakt door [H] , p. 46-49.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] van 4 augustus 2021, opgemaakt door [H] , p. 59-60.