ECLI:NL:RBMNE:2021:5434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
16-097965-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overvallen, bedreiging en openlijk geweld door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee gewapende overvallen, bedreiging en openlijk geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. De feiten vonden plaats in 2021, waarbij de verdachte op 9 april een overval pleegde op een snackbar in Tilburg en op 11 maart een overval op een onderneming in Utrecht. Tijdens deze overvallen werd geweld gebruikt en werden slachtoffers bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een wezenlijk aandeel heeft gehad in de geweldshandelingen. De behandeling van de zaak vond plaats achter gesloten deuren, gezien de minderjarigheid van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 209 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft ook een taakstraf opgelegd en de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-097965-21; 16-031121-21 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2006] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2021. [verdachte (voornaam)] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Omdat [verdachte (voornaam)] ten tijde van de ten laste gelegde feiten minderjarig was, heeft de behandeling van de zaak achter gesloten deuren plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen [verdachte (voornaam)] en zijn raadsvrouw mr. B. Molleman naar voren hebben gebracht. Daarnaast was op zitting aanwezig mevrouw [A] , medewerkster van [instelling 1] . Ook waren op de zitting aanwezig mevrouw [slachtoffer 5] als benadeelde partij, mevrouw [slachtoffer 2] , aangeefster in een van de zaken en de ouders van [verdachte (voornaam)] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte (voornaam)] ervan dat hij:
1. op 9 april 2021 te Tilburg samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op de snackbar van [slachtoffer 1] ;
2. op 11 maart 2021 te Utrecht samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op de [onderneming 1] ;
3. op 11 maart 2021 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
4. op 23 maart 2021 te Vleuten openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] ;
5. op 9 februari 2021 te Vleuten [slachtoffer 4] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht onder feit 2 zowel de diefstal met geweld in vereniging als de afpersing in vereniging wettig en overtuigend te bewijzen. Een van de daders heeft namelijk geld uit de kassalade gepakt terwijl mevrouw [slachtoffer 5] ook onder bedreiging geld moest afgeven. Verder stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden, te weten de bedreiging van het slachtoffer [slachtoffer 2] . De officier van justitie vindt dat ook feit 4, de openlijke geweldpleging tegen slachtoffer [slachtoffer 3] , wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie verzoekt [verdachte (voornaam)] vrij te spreken van het onder feit 5 ten laste gelegde. Volgens de officier van justitie was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen [verdachte (voornaam)] zich mocht verdedigen. [verdachte (voornaam)] heeft volgens de officier van justitie gehandeld uit noodweer waardoor sprake is van een rechtvaardigingsgrond.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw concludeert dat de ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 3 bewezen kunnen worden. De raadsvrouw stelt zich wel op het standpunt dat ten aanzien van feit 3 sprake is van eendaadse samenloop met feit 2.
De raadsvrouw verzoekt [verdachte (voornaam)] vrij te spreken van het onder 4 ten laste gelegde. De raadsvrouw vindt dat er wel wettig bewijs is, maar geen overtuigend bewijs voor de openlijke geweldpleging. Dat zowel aangever als de vrienden van [verdachte (voornaam)] hem hiervan beschuldigen is volgens de raadsvrouw vreemd, maar hier kunnen volgens haar allerlei redenen voor zijn. Zij meent dat de stellige ontkenning van [verdachte (voornaam)] over dit feit in combinatie met zijn bekentenissen over andere ernstigere feiten, maakt dat er onvoldoende overtuigend bewijs is. Zij verzoekt [verdachte (voornaam)] hiervan vrij te spreken.
De raadsvrouw stelt zich ten aanzien van feit 5 primair op het standpunt dat [verdachte (voornaam)] vrijgesproken dient te worden. Er is volgens de raadsvrouw geen wettig en overtuigend bewijs voor het duwen en trappen. Zij benadrukt dat [verdachte (voornaam)] aangever enkel twee klappen heeft gegeven nadat hij zelf zonder reden is geduwd en geslagen. De raadsvrouw concludeert dat geen sprake is van mishandeling en verzoekt [verdachte (voornaam)] hiervan vrij te spreken. Subsidiair doet de raadsvrouw een beroep op noodweer, omdat [verdachte (voornaam)] zich mocht verdedigen met zijn handen tegen het geweld van een volwassen man waar hij niet tegenop kon.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 5
Vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat [verdachte (voornaam)] geweld heeft gebruikt tegen aangever [slachtoffer 4] . Bij de beantwoording van de vraag of [verdachte (voornaam)] daarbij heeft gehandeld uit noodweer, stelt de rechtbank voorop dat voor een succesvol beroep op noodweer is vereist dat sprake is van verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, of van een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. Voorts moet de gehanteerde wijze van verdediging noodzakelijk en geboden zijn. Laatstgenoemde eis heeft betrekking op de vragen of verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was en of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was.
Op basis van de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden aannemelijk geworden:
Aangever [slachtoffer 4] heeft [verdachte (voornaam)] en zijn vrienden op 9 februari 2021 aangesproken omdat hij ervan overtuigd was dat zij degenen waren die sneeuwballen op zijn auto gooiden. [verdachte (voornaam)] verklaart dat hij uit het niets een vuistslag kreeg van aangever en dat hij vervolgens terug heeft geslagen. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren eveneens dat [verdachte (voornaam)] als eerste geslagen werd en vervolgens heeft teruggeslagen. [verdachte (voornaam)] verklaarde op de terechtzitting van 5 oktober 2021 verder dat hij met zijn vrienden in een hoekje stond, waardoor hij nergens naartoe kon op het moment dat aangever op hem af kwam. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte (voornaam)] zich binnen de grenzen heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf. Doordat [verdachte (voornaam)] in een hoek stond, was hij als het ware ingesloten en kon hij zich ook niet onttrekken aan de situatie.
Gelet op het voorgaande, slaagt het beroep op noodweer. Omdat de rechtbank van oordeel is dat [verdachte (voornaam)] een beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer toekomt, ontbreekt daardoor de wederrechtelijkheid, die impliciet besloten ligt in het bestanddeel “mishandelend” in de gedraging van [verdachte (voornaam)] en dient hij te worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaringen
Feit 1 [1]
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] op de zitting van 5 oktober 2021 [2] ;
-
de aangifte van [slachtoffer 1] [3] .
Feit 2 [4]
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] op de zitting van 5 oktober 2021 [5] ;
-
de aangifte van [slachtoffer 5] met goederenbijlage [6] .
Feit 3
Het feit is door [verdachte (voornaam)] begaan. [verdachte (voornaam)] heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
-
de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] op de zitting van 5 oktober 2021 [7] ;
-
de aangifte van [slachtoffer 2] [8] .
Feit 4
Uit de aangifte van [slachtoffer 3] blijkt het volgende:
Op 23 maart 2021 omstreeks 17.10 uur stond ik op het treinstation [straatnaam] [nummeraanduiding] te [plaatsnaam 1] . [..] Ik zag dat [verdachte (voornaam)] met zijn handen naar mijn keel greep. Ik voelde de handen van [verdachte (voornaam)] om mijn keel heen. Ik voelde [verdachte (voornaam)] druk zette met zijn handen op mijn keel. Ik voelde dat [verdachte (voornaam)] mij hard tegen de reling van de trap aan duwde en mij vast hield. Ik kon geen kant op ik voelde mij zwaar bedreigd. Ik zag dat jongen twee op mij af kwam en zijn hand tot een vuist maakte. Ik zag dat hij deze met een zwaaiende beweging richting mijn borstkas aan sloeg. [verdachte (voornaam)] pakte mij weer vast. Ik voelde dat hij mij weer bij mijn keel en nek greep. [..]
Ik heb gekeken op het Instagram account van [account] en ik zag dat het account open stond. Ik herkende de rechter jongen in de zwarte jas als degene die mij hard vast gepakt heeft bij mijn keel en mij tegen de reling duwde. Ik herken deze jongen ook van eerdere keren dat hij mij lastig viel. Ik weet dat hij [verdachte (voornaam)] heet. [9]
Uit het proces-verbaal van verhoor van [verdachte (voornaam)] blijkt het volgende (V=vraag, A=antwoord):
V: Aangever zegt dat hij op Instagram een foto zag waar jij en [medeverdachte 1 (voornaam)] op stonden. Hij herkende [medeverdachte 1 (voornaam)] van jongens uit de groep. Ik zal je de foto van Instagram tonen.
V: Wie is de jongen op de rode jas op die foto ?
A: [medeverdachte 1 (voornaam)] .
V: Wie is de andere persoon?
A: Dat ben ik zelf. [10]
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] blijkt het volgende (V=vraag, A=antwoord):
A: Er stonden denk ik op een gegeven moment vier vrienden waaronder [verdachte (voornaam)] om die [slachtoffer 3 (voornaam)] (de rechtbank begrijpt dat gedoeld wordt op aangever [slachtoffer 3] ) heen. [slachtoffer 3 (voornaam)] kon hierdoor niet meer weglopen. [verdachte (voornaam)] pakte hem vast aan zijn kraag en een andere vriend heeft hem een paar keer op zijn lichaam geslagen.
V: Door wie is hij dan geslagen?
A: Ik weet niet, ik weet alleen dat [verdachte (voornaam)] had hem vast en een ander iemand heeft hem
echt geslagen. [11]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
1. op 9 april 2021 te [plaatsnaam 2] tezamen en in vereniging met een ander een kassalade (inhoudende ongeveer 300 Euro) die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, immers, zijn/hebben hij, verdachte, en zijn mededader
- de cafetaria van die [slachtoffer 1] met mondkap en/of capuchon binnengedrongen en
- die [slachtoffer 1] een mes getoond en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Geld, geld, geld";
2. op 11 maart 2021 te [plaatsnaam 3] tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag (van ongeveer 269,19 euro), dat geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [onderneming 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers zijn/hebben hij, verdachte, en zijn mededader
- de [onderneming 1] met mondkap en capuchon binnengedrongen
- die [slachtoffer 5] een mes getoond en dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] gehouden en
- die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd: "Dit is een overval", "Doe de kassalade open", "Schiet op" en "Geld, geld";
en
op 11 maart 2021 te [plaatsnaam 3] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 269,19 euro), dat geheel aan de [onderneming 1] of aan een derde toebehoorde, door
- de [onderneming 1] met mondkap en capuchon binnen te dringen en
- die [slachtoffer 5] een mes te tonen en dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] te houden en
- die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "Dit is een overval", "Doe de kassalade open", "Schiet op" en "Geld, geld";
3. op 11 maart 2021 te [plaatsnaam 3] , [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een mes op de buik van die [slachtoffer 2] te richten;
4. op 23 maart 2021 te [plaatsnaam 1] , gemeente [plaatsnaam 3] openlijk, te weten, op station [plaatsnaam 1] (op of aan [straatnaam] ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] , door deze
- bij de keel vast te pakken en vast te houden en (daarbij) op de keel druk te zetten en
- tegen de reling van een trap aan te duwen en
- meerdere malen, tegen de borst te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De door verdachte gepleegde feiten onder 2 en 3 beschouwt de rechtbank als een eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. De bedreiging van het slachtoffer is volgens de rechtbank namelijk verricht om de vlucht na de overval mogelijk te maken.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feiten 2 en 3: de eendaadse samenloop vandiefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (feit 2);
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 3)
Feit 4: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte (voornaam)] uitsluit. [verdachte (voornaam)] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het zeer zorgelijk dat [verdachte (voornaam)] in één maand twee gewapende overvallen heeft gepleegd, kort na een eerdere veroordeling door de kinderrechter. Zij houdt in haar eis rekening met de leeftijd van [verdachte (voornaam)] en het persoonlijkheidsonderzoek waaruit volgt dat er verschillende probleemgebieden zijn waar hulp bij nodig is. Anderzijds neemt zij het belang van de maatschappij mee in haar eis; tegen dergelijke feiten moet stevig opgetreden worden. Als die belangen tegen elkaar worden afgewogen, vindt de officier van justitie dat wat betreft de jeugddetentie niet kan worden volstaan met de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte (voornaam)] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 11 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
 jeugdreclasseringstoezicht, waaronder ITB Harde Kern voor de duur van maximaal 6 maanden,
 de plicht zich te melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
 de plicht om mee te werken aan behandeling van FAST en een individuele agressieregulatie-training bij [instelling 2] of soortgelijke instelling;
 een contactverbod met de slachtoffers:
o [slachtoffer 1] , geboren op [1981] ;
o [slachtoffer 5] , geboren op [1992] ;
o [slachtoffer 2] , geboren op [1988] ;
o [slachtoffer 3] , geboren op [2002] ;
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 een locatieverbod voor het [onderneming 1] te [plaatsnaam 1] en de cafetaria [onderneming 2] te [plaatsnaam 2] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
 een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [2007] en [medeverdachte 2] , geboren op [1999] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
 conform zijn lesrooster onderwijs zal volgen.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht het van groot belang dat [verdachte (voornaam)] niet terug naar de jeugdgevangenis hoeft, aangezien het nieuwe schooljaar net is begonnen en de behandeling bij [instelling 2] net is gestart. Er zal veel vertraging opgelopen worden wanneer dit na een detentieperiode weer opnieuw opgestart moet worden. De raadsvrouw verzoekt [verdachte (voornaam)] een taakstraf op te leggen en een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van det feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
[verdachte (voornaam)] heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de [onderneming 1] en op een cafetaria, waarbij zij messen in hun handen hadden en deze messen ook naar personen gericht hebben. [verdachte (voornaam)] en zijn mededader hebben hiermee enorm bedreigende situaties gecreëerd voor deze personen. Het spreekt voor zich dat een dergelijke overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Dat blijkt ook wel uit de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] . Zij heeft nog altijd fysieke klachten die het gevolg zijn van de overval en ze voelt zich niet prettig op haar werkplek. Daarnaast veroorzaken dit soort strafbare feiten ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. In de [onderneming 1] waren naast de medewerksters ook een aantal klanten aanwezig. Ook voor hun is dit een hele nare ervaring geweest. Doorgaans wordt voor dit soort feiten dan ook onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd.
De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat een pas 14-jarige jongen dit soort feiten pleegt. Vooralsnog is ook onduidelijk gebleven hoe [verdachte (voornaam)] hiertoe is gekomen. Duidelijk is wel dat het belangrijkste is, voor [verdachte (voornaam)] zelf, maar zeker ook voor de maatschappij, dat [verdachte (voornaam)] vanaf nu niet meer de fout in gaat.
Ook heeft [verdachte (voornaam)] zich schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld door het slachtoffer bij de keel vast te pakken en te duwen. [verdachte (voornaam)] heeft dan ook een wezenlijk aandeel gehad in de geweldshandelingen die ten aanzien van het slachtoffer zijn verricht. Dit soort geweld creëert een gevoel van onveiligheid op straat waaraan [verdachte (voornaam)] heeft meegeholpen. [verdachte (voornaam)] heeft over dit feit niets gezegd. Als de rechtbank af gaat op de aangifte in deze zaak en de getuigenverklaringen, dan heeft [verdachte (voornaam)] zonder aanleiding geweld gebruikt tegen de aangever. Dat is zorgelijk en het is zaak om dit in de toekomst te voorkomen. Zeker nu dit niet de eerste keer is geweest.
De persoon van [verdachte (voornaam)]
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte (voornaam)] van 1 september 2021, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, onder andere voor een mishandeling en een poging straatroof. Enkele weken na deze veroordeling heeft [verdachte (voornaam)] de overval op het [onderneming 1] gepleegd. Die veroordeling, kort voor het plegen van deze feiten, heeft kennelijk geen of onvoldoende indruk gemaakt. Het is nu dan ook zaak om met een fors voorwaardelijk deel én reclasseringstoezicht, herhaling te voorkomen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychologisch onderzoek pro justitia, opgesteld op 29 juni 2021 door drs. R.M.C. Hoogstraten, GZ-psycholoog. Uit de rapportage volgt dat bij [verdachte (voornaam)] sprake is van een andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis en een norm-overschrijdende-gedragsstoornis bij een 14-jarige jongen die rondom zijn 12 de jaar een aantal life-events heeft meegemaakt die van invloed zijn op zijn gedrag en zijn functioneren. Verder volgt uit de rapportage dat het risico op toekomstig gewelddadig en/of crimineel gedrag als matig tot hoog wordt ingeschat bij ongewijzigde omstandigheden. [verdachte (voornaam)] is vanuit afweer en bescherming geneigd om zich groter te maken en anderen te imponeren door stoer en/of geprikkeld agressief gedrag te laten zien. Hij is weinig weerbaar en laat zich gemakkelijk beïnvloeden. [verdachte (voornaam)] heeft moeite met het uiten van zijn emoties en hij ervaart veel stress en spanningen waar hij op sommige momenten niet goed mee om kan gaan. Hij ervaart veel druk, mede vanuit schuldgevoelens en teleurstelling in zichzelf. Wel wordt aangegeven dat [verdachte (voornaam)] openstaat voor hulp en hij het graag anders zou willen.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor minderjarigen. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat aan [verdachte (voornaam)] een jeugddetentie dient te worden opgelegd. De rechtbank is vanwege de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden en de jonge leeftijd van [verdachte (voornaam)] van 14 jaar ten tijde van de feiten echter ook van oordeel dat een pedagogische programma gekoppeld aan op te leggen bijzondere voorwaarden de voorkeur heeft boven het ondergaan van jeugddetentie en dat hij daarom nu niet opnieuw in detentie hoeft. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een jeugddetentie voor de duur van 209 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorarrest heeft doorgebracht (te weten 29 dagen), met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 140 uren, te vervangen door 70 dagen jeugddetentie. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de voorwaarden verbinden zoals gevorderd door de officier van justitie.
De rechtbank hecht er aan te benoemen dat dit een laatste kans is die [verdachte (voornaam)] krijgt. Als [verdachte (voornaam)] opnieuw de fout in gaat, dan ligt een langdurige jeugddetentie in de rede.
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan een meerdere misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte (voornaam)] opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die [verdachte (voornaam)] zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen mes (G671465) dient te worden onttrokken aan het verkeer. Met dit voorwerp kunnen feiten als de bewezenverklaarde worden begaan en dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.758,03. Dit bedrag bestaat uit € 1.258,03 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft op de terechtzitting van 5 oktober 2021 een nadere toelichting gegeven op de ingediende vordering. Zij geeft aan dat zij vier behandelingen heeft ondergaan bij de manueel therapeut en dat er nog vier behandelingen op de planning staan. Desgevraagd geeft [slachtoffer 5] aan waarom manueel therapie noodzakelijk is na de door verdachte gepleegde overval. Zij vertelt dat zij lijdt aan fibromyalgie. Door de spanning die zij ervaart op haar werkplek als gevolg van de overval, spannen haar spieren extra aan, waardoor de klachten verergeren. Manuele therapie helpt deze klachten te verlichten. Verder vertelt zij dat zij na de overval 24 uur per dag hoofdpijnklachten had door de spanningen en dat de manueel therapeut haar heeft leren ontspannen.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met verhoging van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, naar aanleiding van de mondelinge aanvulling van de vordering op de terechtzitting door de benadeelde partij, geen verweer gevoerd ten aanzien van gevorderde materiële schade. De raadsvrouw verzoekt de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk te verklaren en stelt voor dat [verdachte (voornaam)] en [slachtoffer 5] , in plaats van een vergoeding, een mediation traject starten.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen, de vordering van de benadeelde partij en de toelichting daarop ter zitting, vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen. De rechtbank is van oordeel dat de schade met betrekking tot zowel de psychologische behandeling als de behandelingen bij de manueel therapeut en de reiskosten van en naar de praktijk toewijsbaar zijn. De rechtbank zal aan materiële schade het gevorderde bedrag van € 1258,03 toewijzen.
De rechtbank heeft in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] slechts toegewezen voor wat betreft de psychologische behandeling en de reiskosten hiernaartoe. Dit is gelegen in het feit dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] aanwezig was bij de zitting met verdachte [verdachte (voornaam)] en niet bij de zitting van [medeverdachte 1] . De zitting met medeverdachte [medeverdachte 1] vond op een eerder tijdstip plaats, aangezien beide verdachten minderjarig waren ten tijde van het plegen van de overval en de behandeling van de zaak daarom achter gesloten deuren plaatsvond. De rechtbank heeft daarom pas kennisgenomen van de nadere onderbouwing van de vordering van [slachtoffer 5] met betrekking tot haar ziektebeeld en het belang van de manueel therapie voor haar in de zaak van [verdachte (voornaam)] .
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen
verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de
normschending meebrengen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde
partij is aangetast. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige
inbreuk dat haar immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank is
echter van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 1.500,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal dit bedrag in zoverre toewijzen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 2.758,03 toewijzen, bestaande uit € 1.258,03 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank veroordeelt [verdachte (voornaam)] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, [verdachte (voornaam)] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte (voornaam)] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag van € 2.758,03, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2021, tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte (voornaam)] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling omdat [verdachte (voornaam)] nog minderjarig was ten tijde van het plegen van het feit.
Als [verdachte (voornaam)] aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij de stukken bevindt zich ook de vordering van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 16-031121-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis op tegenspraak van 25 februari 2021 van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, waarbij [verdachte (voornaam)] is veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk, met bevel dat het voorwaardelijke gedeelte van deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering geheel ten uitvoer gelegd dient te worden.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de vordering ten uitvoer gelegd kan worden.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland van 25 februari 2021 (parketnummer 16-031121-21) is [verdachte (voornaam)] een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 25 uren opgelegd. [verdachte (voornaam)] heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 55, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 5 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 209 dagen;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (te weten: 29 dagen) op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat een gedeelte van
180 dagenvan de jeugddetentie
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jaarvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
o zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
o medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gegeven door [instelling 1] [.] , afdeling [afdeling] , [adres 2] , [plaatsnaam 3] , mede omvattende een meldplicht, waarvan maximaal zes maanden bestaan uit het meewerken aan ITB Harde Kern;;
 de plicht om mee te werken aan behandeling in de vorm van (i) FAST, (ii) psychomotorische therapie en (iii) de module agressie en vermogen bij [instelling 2] of soortgelijke instelling;
 een contactverbod met de slachtoffers:
o [slachtoffer 1] , geboren op [1981] ;
o [slachtoffer 5] , geboren op [1992] ;
o [slachtoffer 2] , geboren op [1988] ;
o [slachtoffer 3] , geboren op [2002] ;
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Controle op de naleving daarvan dient te geschieden door de politie;
 een locatieverbod voor het [onderneming 1] te [plaatsnaam 1] en de cafetaria [onderneming 2] te [plaatsnaam 2] , inhoudende dat verdachte zich niet mag bevinden in of in een straal van 50 meter om deze locaties, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Controle op de naleving daarvan dient te geschieden door de politie.
 een contactverbod met medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [2007] en [medeverdachte 2] geboren op [1999] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Controle op de naleving daarvan dient te geschieden door de politie.
 conform zijn lesrooster onderwijs zal volgen.
- Beveelt dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaar zijn.
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 140 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 70 dagen jeugddetentie;
Beslag
verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK mes (G671465);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 2.758,03, bestaande voor een bedrag van € 1.500,00 uit immateriële schade en voor een bedrag van € 1258,03 uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk en
` bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 2.758,03 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-031121-21;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H.F. Koenis en J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 9 april 2021 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kassalade (inhoudende ongeveer 300 Euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers, is en/of heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader
- de cafetaria van die [slachtoffer 1] met mondkap en/of capuchon binnengedrongen en/of
-die [slachtoffer 1] een mes getoond en/of
-die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Geld, geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (van ongeveer 269,19 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [onderneming 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers is en/of heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader
- de [onderneming 1] met mondkap en/of capuchon binnengedrongen en/of
- die [slachtoffer 5] een mes getoond en/of dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] gehouden en/of- die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd: "Dit is een overval", "Doe de kassalade open", "Schiet op" en/of "Geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 269,19 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de [onderneming 1] of aan een derde toebehoorde, door
- de [onderneming 1] met mondkap en/of capuchon binnen te dringen en/of
- die [slachtoffer 5] een mes te tonen en/of dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 5] te houden en/of
- die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "Dit is een overval", "Doe de kassalade open", "Schiet op" en/of "Geld, geld", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht >
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 11 maart 2021 te Utrecht, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes op de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 23 maart 2021 te Vleuten, gemeente Utrecht openlijk, te weten, op station Vleuten (op of aan [straatnaam] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] , door deze
- bij de keel vast te pakken en/of vast te houden en/of (daarbij) op de keel druk te zetten en/of
- tegen de reling van een trap aan te duwen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen de borst, althans het lichaam, te slaan;
(Artikel art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 9 februari 2021 te Vleuten, gemeente Utrecht [slachtoffer 4] Schuld heeft mishandeld door deze meerdere malen, althans eenmaal,
- tegen het lichaam te duwen,
- in/op het gezicht, althans het lichaam, te slaan en/of
- tegen/op het lichaam te trappen;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 juni 2021, genaamd [..] /2021088818, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 251. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 9 april 2021, opgemaakt door [B] , p. 86.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 mei 2021, genaamd [....] , opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 429. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 11 maart 2021, opgemaakt door [I] , p. 35-37.
7.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 11 mei 2021, opgemaakt door [C] , p. 39-40.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 12 april 2021, opgemaakt door [D] , p. 344-348.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 19 mei 2021, opgemaakt door [E] en [F] , p. 358.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 19 mei 2021, opgemaakt door [G] en [H] , p. 360-362.