ECLI:NL:RBMNE:2021:5432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
16.292430-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal in vereniging met vrijspraak voor overige diefstallen door onvoldoende bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2021, is de verdachte beschuldigd van diefstal in vereniging op 4 december 2019 in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen kledingstukken en parfum heeft gestolen van verschillende winkels, waaronder [onderneming 1] en [onderneming 2]. Tijdens de zitting op 11 oktober 2021 heeft de officier van justitie, mr. A. Drogt, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.N. de Jager, pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal bij [onderneming 2], waar de verdachte als medepleger werd aangemerkt, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal bij [onderneming 1] en de andere winkels, waardoor de verdachte voor deze feiten werd vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij de diefstal van de slippers, maar niet bij de diefstal van het hemdje. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.292430.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats]
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.N. de Jager, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 december 2019 te Utrecht, samen met één of meer anderen, kledingstukken en parfum heeft gestolen van [onderneming 1] , [onderneming 2] , [onderneming 3] en [onderneming 4] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal in vereniging bij [onderneming 2] . Ook acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal bij [onderneming 1] , zij het alleen als pleger. Voor de overige onderdelen van de tenlastelegging acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen [1] :
In het aangifteformulier van [onderneming 1] , vestiging [plaatsnaam] , staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 17:56 uur en 18:07 uur zijn goederen gestolen. [2] Ik heb de beelden teruggekeken en zag het volgende gebeuren.
Ik zag dat er om 17:56 uur vier donkere jongens de winkel binnen liepen.
Jongen 3 had een NY zwarte pet.
Ik zag dat jongen 3 een wit hemdje uit een rek haalde en daarvan de hanger weghaalde. Ik zag dat jongen 3 het witte hemdje in zijn tas deed.
In het aangifteformulier van [onderneming 2] , vestiging [plaatsnaam] , staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 18:17 uur en 18:26 uur zijn goederen gestolen. [4] Het gaat om drie paar badslippers van het merk Nike. [5] Omstreeks 18:17 uur kwamen vier donkere mannen binnen. Zij zijn naar de achterkant gelopen waar de badslippers van Nike hangen. Daar hebben de mannen de slippers gepakt. Daarna stopten zij de slippers in hun tas. Omstreeks 18:27 uur verlaten zij de winkel zonder de slippers te betalen. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit beelden van de bewakingscamera’s bleek dat opnamen waren gemaakt van de vermoedelijke verdachten van de winkeldiefstal op 4 december 2019 in de [onderneming 2] te [plaatsnaam] . Door mij werd het volgende bevonden:
18:17:47 uur: Twee verdachten komen de winkel binnen. [7]
  • 18:18:00 uur: Andere twee verdachten zijn ook in de winkel.
  • 18:20:17 uur: Drie verdachten houden zich bij het rek met slippers op.
  • 18:20:51 uur: Vierde verdachte is bij de overige verdachten gaan staan en biedt een geopende tas / zak aan één van hen aan.
  • 18:20:53 uur: Vierde verdachte heeft een paar slippers aangepakt en stopt deze in de zak / tas.
  • 18:21:39 uur: Een andere verdachte stopt een paar slippers in de rode geopende zak / tas, welke door de andere verdachte wordt vastgehouden.
  • 18:21:52 uur: Een verdachte heeft de rode zak / tas overgepakt.
  • 18:22:16 uur: Andere verdachte heeft de rode zak / tas overgenomen en stopt daar slippers in.
  • 18:24:01 uur: Twee verdachten verlaten de winkel.
  • 18:24:08 uur: Derde verdachte verlaat de winkel.
  • (tijdstip onbekend): Vierde verdachte verlaat de winkel.
Beveiliger [B] heeft als getuige – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 december 2019 was ik werkzaam als beveiliger samen met mijn collega [A] . Omstreeks 19:09 uur kreeg ik een Whatsapp bericht van de hoofdbeveiliger waarin stond: ‘Deze gasten hebben rond half 6 bij ons gestolen’. Ik zag dat bij het bericht vier foto’s waren gevoegd waarop vier personen stonden. Ik maakte uit de foto’s op dat de diefstal was gepleegd bij [onderneming 4] . Ik herkende de personen direct. Alle vier de personen had ik gezien die dag in winkelcentrum [naam winkelcentrum] te [plaatsnaam] . Omstreeks 18:20 uur heb ik de vier verdachten voor het eerst gezien. [13] Verdachte 1 had onder meer een groene jas. Verdachte 2 had onder meer lichtblauwe schoenen en een witte tas van [onderneming 3] . Verdachte 3 had onder andere rode schoenen. Verdachte 4 had onder andere een donkere pet. Ik zag dat de vier verdachten ons tegemoet kwamen lopen. [14] Direct nadat wij de verdachten hadden herkend, hebben wij contact opgenomen met de hoofdbeveiliger. Wij hebben de verdachten vanaf dat moment op afstand gevolgd. Ik zag dat op het [straatnaam] twee politieagenten naar de verdachten toeliepen. Ik zag dat alle vier de verdachten wegrenden. [15]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft - zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 4 december 2019 omstreeks 19:14 uur kreeg ik de melding te gaan naar het [.] [plaatsnaam] . Aldaar zou de beveiliger achter vier winkeldieven aan lopen. Mijn collega en ik hadden omstreeks 19:17 uur zicht op de vier verdachten. Ik zag vervolgens dat de beveiliger welke tevens de melder was, een verdachte vast had. Ik zag dat hij mij een verblijfsdocument overhandigde. Ik zag dat hij genaamd was: [verdachte] . [16]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft - zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 4 december 2019 om 19:17 uur kreeg ik de opdracht te gaan naar het [.] te [plaatsnaam] . Ik hoorde dat er eerder vanavond een diefstal had plaatsgevonden bij de [onderneming 4] en dat de verdachten nu richting de [...] zouden lopen. Ik hoorde dat het om vier verdachten zou gaan. Ik hoorde dat alle vier de verdachten een negroïde huidskleur hadden. Ik zag vervolgens een groep van vier negroïde mannen lopen op het [straatnaam] . Ik zag dat één man een donkergroene jas aan had. Ik haalde de man met de donkergroene jas in en
pakte hem vast. [17] Later bleek de verdachte te zijn [medeverdachte] . [18]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Tijdens de insluiting zagen wij dat verdachte [medeverdachte] meerdere kledingstukken bij zich had waar de prijskaartjes nog aan zaten. Verder troffen wij slippers met kaartjes aan. [19]
Op de foto [20] die als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd en in de kennisgevingen van inbeslagneming [21] is te zien dat het om slippers van het merk Nike gaat.
Verdachte heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik was op 4 december 2021 met een paar vrienden in [plaatsnaam] . Ik ben in winkels geweest. Ik ben degene met de New York Yankees pet op. We waren met z’n vieren. [22]
U laat mij de camerabeelden van [onderneming 2] zien, die op 4 december 2019 tussen 18:17 uur en 18:24 uur zijn gemaakt. Ik herken mijzelf op de camerabeelden van [onderneming 2] . [23]
Bewijsoverwegingen
Vastgesteld kan worden dat verdachte op 4 december 2019 samen met drie anderen in de [onderneming 1] en [onderneming 2] is geweest. In die winkels zijn die dag diefstallen gepleegd. De slippers die bij [onderneming 2] zijn weggenomen, zijn aangetroffen bij één van de medeverdachten.
Aan de orde is de vraag of verdachte als medepleger van het aan hem ten laste gelegde strafbare feit kan worden aangemerkt. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat van medeplegen sprake is indien bewezen kan worden dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen. Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij de aan hem ten laste gelegde diefstal overweegt de rechtbank het volgende.
Op de camerabeelden van [onderneming 2] is te zien dat de vier mannen, waaronder verdachte, nauw met elkaar samenwerken bij het wegnemen van de slippers. Ze houden zich samen op bij de slippers, één van hen biedt vervolgens een tas aan om de slippers in op te bergen. De tas wordt vervolgens door een ander overgenomen en die stopt er ook weer slippers in.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Bij het wegnemen van de slippers hadden zij inwisselbare rollen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen voor wat betreft de diefstal van de slippers van [onderneming 2] .
Op de camerabeelden van de [onderneming 1] is te zien dat verdachte (omschreven als jongen 3) een wit hemdje in zijn tas deed. Niet is te zien dat hierbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer anderen. Van het medeplegen van de diefstal van [onderneming 1] zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
De handeling die verdachte in de [onderneming 1] heeft verricht kan echter wel worden aangemerkt als de diefstal van enig goed als pleger. In zoverre zal de rechtbank de ten laste gelegde diefstal bij [onderneming 1] wel bewezen verklaren.
Niet gebleken is dat verdachte in de [onderneming 4] en [onderneming 3] voldoende betrokkenheid heeft gehad bij de daar gepleegde diefstallen om van medeplegen te kunnen spreken. De enkele omstandigheid dat hij daar was en dat hij wist dat door zijn vrienden goederen werden weggenomen, levert nog geen nauwe en bewuste samenwerking op. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat hij bij [onderneming 4] stond te praten met medewerkers van deze winkels op het moment dat een ander goederen wegnam. Niet gebleken is dat hierover duidelijke afspraken bestonden. Voor betrokkenheid bij deze diefstallen in de zin van medeplegen is ten slotte onvoldoende dat hij dezelfde middag in andere winkels wel diefstallen heeft gepleegd. Voor zover de tenlastelegging ziet op het medeplegen van diefstal van kleding dan wel goederen uit de [onderneming 4] en [onderneming 3] , zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 4 december 2019 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met anderen,
drie paar badslippers (merk Nike), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [onderneming 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen
en
op 4 december 2019 te [plaatsnaam] enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [onderneming 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
diefstal door meer verenigde personen
en
diefstal

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht in geval van een bewezenverklaring een geldboete op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich samen met drie anderen schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij [onderneming 2] . Daarnaast heeft hij zich zelfstandig schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal bij [onderneming 1] .
Winkeldiefstal is een vervelend feit dat voor de gedupeerde winkelier in het algemeen schade en overlast teweegbrengt. Daarnaast brengt winkeldiefstal ook hinder en gevoelens van onveiligheid teweeg bij het overige winkelend publiek. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij daar geen oog voor heeft gehad, maar uitsluitend heeft gehandeld vanuit eigen gewin.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In de justitiële documentatie van verdachte van 7 september 2021 is te zien dat hij niet eerder is veroordeeld voor vermogensfeiten. Wel is hij in 2020 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling. Hij heeft hiervoor een gevangenisstraf opgelegd gekregen. Deze veroordeling heeft plaatsgevonden na het feit waarvoor verdachte thans terecht staat. Dat betekent dat het bepaalde in artikel 63 Sr van toepassing is.
De straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Door gebruik van deze oriëntatiepunten wordt binnen de rechtspraak ernaar gestreefd voor soortgelijke feiten ook soortgelijke straffen op te leggen.
Voor een enkele winkeldiefstal is het oriëntatiepunt een geldboete van € 200,-. In dit geval is sprake van twee winkeldiefstallen, waarvan verdachte er één heeft gepleegd als medepleger. Dat is een wettelijke strafverzwarende omstandigheid. Gelet hierop acht de rechtbank een taakstraf een passende strafmodaliteit. Nu de rechtbank minder winkeldiefstallen bewezen heeft verklaard dan het aantal winkeldiefstallen waarvan de officier is uitgegaan, zal de rechtbank wel een lagere taakstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank komt alles afwegende tot de oplegging van een taakstraf van 20 uren met aftrek van het voorarrest. Indien de verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht, zal deze worden vervangen door 10 dagen hechtenis.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 20 uren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en mr. I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2021.
Mr. I. Jadib is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 december 2019 te Utrecht,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 20 onderbroeken (boxershorts) en/of een multipack sokken en/of 3 tanktops
(t-shirts) en/of twee broeken (kleuren grijs en zwart), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [onderneming 1]
en/of
- drie paar badslippers (merk Nike), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde, te weten aan [onderneming 2] en/of
- een vest (merk Adidas), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [onderneming 3] en/of
- twee parfums (merk Giorgio Armani en Dolce en Gabbana) , in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan parfumerie [onderneming 4]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 januari 2020 met dossiernummer PL0900-2019365481Z doorgenummerd van pagina 1 tot en met 165, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht, Basisteam Utrecht-Centrum. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 136 en 137.
3.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 141.
4.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 125.
5.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 126.
6.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 127.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 70.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 71.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 72.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 73.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 73.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 74.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2021, pag. 88.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2021, pag. 89.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2021, pag. 90.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2019, pag. 39.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2019, pag. 43.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2019, pag. 44.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2019, pag. 47.
20.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2019, pag. 55.
21.Kennisgevingen van inbeslagneming met registratienummers PL0900-2019363650-17 en PL0900-2019363650-21.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2019, pag. 106.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 december 2019, pag. 110.