ECLI:NL:RBMNE:2021:5429

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
16.240791-20 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering van het Openbaar Ministerie. De vordering was gericht op het vaststellen van het bedrag van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat volgens de officier van justitie geschat werd op een maximumbedrag van € 76.455,78. Tijdens de terechtzitting op 14 september 2021 heeft de officier van justitie haar vordering gematigd tot € 38.227,-. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. B. Mor-Yazir, heeft verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de ontnemingsvordering, gezien de bepleite vrijspraak van de betrokkene.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de betrokkene in de onderliggende strafzaak is vrijgesproken van het feit waarop de ontnemingsvordering betrekking heeft. Dit betekent dat er geen juridische grondslag is voor de vordering van het Openbaar Ministerie. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.240791.20 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[betrokkene],
geboren op [1966] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: betrokkene.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure, en van hetgeen veroordeelde en mr. B. Mor-Yazir, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan de betrokkene opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 76.455,78,-.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar vordering gematigd tot de helft van het aanvankelijk gevorderde bedrag, te weten tot een bedrag van € 38.227,-. Zij heeft gevorderd dat een betalingsverplichting van ditzelfde bedrag ook wordt opgelegd aan medeverdachte [medeverdachte] .
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering, gelet op de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

Bij vonnis van heden, 28 september 2021, heeft de rechtbank betrokkene in de onderliggende strafzaak vrijgesproken van het feit waarop de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ziet. Dat betekent dat er geen grondslag is voor de vordering. De rechtbank zal het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk verklaren in de ontnemingsvordering.

4.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2021.
Mr. Riani el Achhab is niet in staat dit vonnis
mee te ondertekenen.